20 SEPTEMBER 2020

De parabel van de werklieden in de wijngaard

JEZUS is een grote leraar, de grootste die de aarde ooit gekend heeft omdat men zich na 2000 jaar blijft voeden van zijn onderricht. De parabel van vandaag is die van de arbeiders die naar de wijngaard gestuurd worden. Op het eerste gezicht lijkt dit verhaaltje heel eenvoudig. Alleen is een parabel een mysterie. Er zijn mensen die denken na een eerste lezing alles begrepen te hebben, maar ze hebben helemaal niets begrepen. Dan zijn er anderen die er blijven bij stilstaan, erover mediteren, zich erdoor aangesproken voelen. Het Evangelie is er voor die laatste groep.

De wijsheid van Jezus kent geen rivaal. Zijn genie uit zich in heel gewone dingen omdat Hij spreekt tot Joden uit Galilea of Judea die heel eenvoudige mensen waren. Hij sprak in de straten, aan de oevers van het meer, tot vissers en werklieden. Hij paste zich aan hun eenvoud aan en initieerde hen zo in zijn mysteries. Over welk mysterie zal Hij vandaag prediken? Dat van de broederlijke naastenliefde en Gods liefde.

Vandaag, in onze tijd van egalitair socialisme, is dat verhaal schokkend. Toen ik dorpspastoor was en deze parabel aan kleine kinderen vertelde, protesteerden ze meteen: «Da’s niet rechtvaardig.» - «Waarom?» - «Omdat iedereen volgens verdienste moet krijgen.» - «Wie zegt jullie dat iedereen volgens verdienste moet krijgen? Waarom? Staat dat soms in de sterren geschreven?»

Men vraagt zich af waarom de baas evenveel wil geven aan al zijn werklieden. In zijn eigen belang zou hij sommigen de helft of een vierde kunnen geven en op die manier minder uitgeven. Maar de baas is goed. We weten niet meer wat een goed mens is en we kunnen niet meer goed zijn omdat we aangetast zijn door individualisme, egalitarisme, conventies. Het is het reglement en vraag me niet om dank u te zeggen als ik vertrek! Het is mijn recht, niet meer dan mijn recht, ik vraag niets meer dan mijn recht.

Zo zijn we gemaakt, kleine werktuigen, en hij als baas ziet die arme mensen die tot zes uur ’s avonds niets hebben kunnen doen. Hij zegt tot zichzelf: die arme mensen hebben niets kunnen vinden. Het zijn geen nietsnutten, geen mensen die rondgehangen hebben, het zijn mensen die gewoon gewacht hebben tot een landeigenaar hen naar zijn wijngaard zou sturen.

Dat gaat zeer ver. God heeft ons geschapen, in een prachtig land. Hij heeft ons een familie gegeven, moed, verstand… Hij zou ons alles moeten geven zonder dat wij hiervoor zouden bedanken. Welnu, God is niet zo. Gods wereld is totaal verschillend van die van de moderne mens en van de vorige generaties, want jaloezie is iets van alle tijden, komt voor in alle families en omstandigheden.

Die mensen hebben heel de dag gewerkt, de anderen hebben maar een klein gedeelte van de dag gewerkt en ze zijn niet fier op zichzelf, niet erg tevreden. Ze klagen omdat ze veronderstellen dat het loon mager zal zijn en dat ze niet in hun behoeften zullen kunnen voorzien. Er is ellende, maar de baas komt en maakt iedereen gelukkig. Zij die meer ontvangen hoewel ze dat niet verdienden zijn heel blij. Ze lachen om de verrassing waarvoor ze zullen zorgen als ze thuiskomen en zeggen: “Da’s nog eens een baas! We hebben slechts één uur gewerkt en hij betaalde ons zoals onze makkers die niet tevreden waren.” Op dat ogenblik bemerkt men dat allen verheugd zullen zijn omdat de meester zeer goed geweest is en er zal feest zijn.

Een goed mens, hoe prachtig! Tot besluit kunnen we zeggen dat we als echte christenen een buitengewone naastenliefde moeten hebben omdat we de goedheid zien van God tegenover zijn schepselen en die is… overvloedig. We zullen beseffen dat zij die op aarde hun werk doen, hun godsdienst beoefenen en leven volgens de door God gevestigde orde naar de Hemel zullen gaan omdat Hij de goede God is en ons bij Hem wil hebben in eeuwigheid.

abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 31 januari 1999