15 AUGUSTUS 2020
«God wil in de wereld de devotie
tot mijn Onbevlekt Hart vestigen»
«Er verscheen een groot teken aan de hemel: een Vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Zij was zwanger en kreet in haar weeën en barensnood» (Apocalyps 12, 1-3).
Als men de geschiedenis van de wereld overloopt, dan lijkt het dat God – Vader, Zoon en H. Geest – de mensheid door de eeuwen heen heel wat omwegen liet maken en alle mogelijke gevechten liet aangaan alvorens ons tenslotte de haven binnen te brengen. Toch zullen we, daar aangekomen, begrijpen dat ieder van ons, de H. Kerk en heel de mensheid de kortste weg gevolgd heeft, een door een liefdevolle Voorzienigheid bepaalde orthodromie, vanaf Genesis tot de Apocalyps.
Zo betekent het «grote teken» in hoofdstuk 12 van de Apocalyps de vervulling van de belofte die in hoofdstuk 3 van Genesis gedaan werd. De twee teksten beantwoorden elkaar punt voor punt, als om geheel het grote werk van God – vanaf het begin (“Alfa”) tot het einde (“Omega”) – te omsluiten in het Onbevlekt Hart van Maria dat in Fatima in 1917 geopenbaard werd.
«Het is een Vrouw», de nieuwe Eva door wie voor alle levenden de overwinning zal komen; «de zon bekleedt haar, de maan is onder haar voeten en twaalf sterren kronen haar hoofd. Ze is zwanger en krijt in haar weeën en barensnood». De “barensnood” wordt aangegeven door het woord “kruisiging”, zodat men letterlijk zou moeten vertalen: «Ze wordt gekruisigd om ter wereld te brengen.» Alvorens ter wereld te brengen wordt deze vrouw beproefd door een “marteling”, door een “kruisiging”, als een antwoord op de beproeving in het aards paradijs waarvoor Eva bezweken is.
«Dan verscheen een tweede teken aan de hemel: een reusachtige Draak.» Het gaat hier om de terugkeer van Satan voor de strijd aan het einde der tijden wanneer de H. Maagd Maria, sterk als een in slagorde opgesteld leger, zal overwinnen door de genade van haar Zoon, Jezus, en de kop van de slang zal verpletteren zoals beloofd bij het begin van de tijden (Genesis 3, 15).
Als Moeder van de Verlosser is zij de eerste in de geschiedenis van de wereld en in elk van onze zielen die ze door haar verschijningen, van de rue du Bac in Parijs tot Fatima, bekoort tot devotie voor haar Onbevlekt Hart.
Deze devotie van het einde der tijden beantwoordt aan een aantrekkingskracht die God de Vader vanaf het begin in het hart van ieder van zijn schepselen heeft opgewekt voor deze “Wijsheid”. Haar aanwezigheid bij God werd aangevoeld door de geïnspireerde schrijvers, auteurs van de Wijsheidsboeken van het Oude Testament: «Jahweh heeft mij bedacht aan het begin van zijn wegen, nog voor zijn werken, in eeuwigheid.» Ze heeft het met haar eigen woorden in Lourdes aan Bernadette gezegd: «Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis.»
«Toen er nog geen bronnen waren rijk aan water was ik al ontvangen, was ik er», zegt ze, om de komst op aarde voor te bereiden van de Zoon van God en van die van de H. Geest, bron van levend water, vuur, liefde en geestelijke zalving van de zielen!
«Ik was als geliefd kind aan zijn zijde. Ik was zijn vreugde, dag in dag uit. Op zijn aarde speelde ik voor hem heel de tijd en vond er vreugde bij de zonen van Adam». Vanuit het eeuwigdurende heden waarin deze verpersoonlijking van de Wijsheid zich beweegt kunnen we een naam geven aan de kinderen bij wie ze vreugde vindt: Bernadette, Catharina Labouré, Maximin en Mélanie, Teresia van Lisieux, Lucia, Francisco, Jacinta… zonen en dochters van Adam, «arme zondaars» die ze komt
«Welnu, mijn kinderen, luister naar mij: gelukkig degenen die zich aan mijn wegen houden! Luister naar mijn terechtwijzingen, wees wijs, onttrek u er niet aan. Gelukkig de man die naar mij luistert, die waakt bij mijn poorten, dag in dag uit, die blijft wachten bij mijn deurposten. Want wie mij vindt, die vindt het leven en verwerft de gunst van Jahweh, maar wie mij beledigt, schaadt zijn ziel en wie mij haat, bemint de dood» (Spreuken 8, 22-36).
Om dus «gered» te worden – te behoren tot de familie van de heiligen, tot de goddelijke Familie van God de Vader, de Zoon en de H. Geest, de Allerheiligste en Hoogverheven Drie-eenheid – moeten we ons met de spontaneïteit van een kind hechten aan de H. Maagd Maria. We moeten ons hart geven aan die Onbevlekte Moeder op wie het kwade geen vat heeft, die «vol van genade» is, onoverwinnelijk door het vlees, de wereld en Satan, ontroerend door haar schoonheid en genade, haar liefde en tederheid, haar maagdelijkheid, haar vurigheid en vroomheid. Zij is de gezellin van God, nu en in alle eeuwigheid. Ze neemt zichtbaar de plaats in van de onzichtbare Geest die in haar woont en haar vervult met zijn zeven gaven.
Kinderen van Maria worden, gered worden door Haar die licht voor onze ogen is, betekent een nieuw leven binnengaan, een leven van “altijddurende allesomvattende” liefde, gezuiverd van elke wereldse invloed. Zij is Deur van de Hemel waarlangs men binnengaat in het innerlijke leven van de goddelijke Personen, in die kringloop van liefde van Vader, Zoon en H. Geest.
broeder Bruno van Jezus-Maria
uittreksels uit de homilie van 25 augustus 2010