28 JUNI 2020
Ons engagement als falangist
«Wie zijn kruis niet opneemt en Mij volgt, is Mij niet waardig. Wie zijn leven wil redden zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het vinden.»
«Hij die over Mij bij de mensen zal getuigen, over hem zal ook ik getuigen bij mijn Vader die in de hemel is; maar hij die Mij zal verloochenen tegenover de mensen zal ook Ik verloochenen tegenover mijn Vader die in de hemel is.»
O Jezus, in de Eucharistie bent U bevreemdend stil, maar waarom nog spreken als U ons heel uw Evangelie verkondigd hebt? U bent in de Eucharistie werkelijk aanwezig, we zien U, en als we nu naar U willen luisteren, openen we het heilig Boek dat U ons nagelaten hebt. En de lessen die U aan uw apostelen en leerlingen gegeven hebt, hoeft U niet te herhalen, U hoeft er niets aan toe te voegen, ze zijn voor eens en voor altijd gegeven, voor elke generatie en dus ook voor onszelf.
Ik moet dus hier op aarde op een of andere manier mijn leven verliezen als ik het eeuwige wil bekomen, om samen met U te zijn. Ik mag dus niet proberen op aarde rijkdom, eer en roem te vergaren, want met dat alles zal ik de schat van het eeuwig leven niet kunnen verwerven. Ik moet juist dat alles verkopen, achterlaten, opdat U me zou toelaten samen met U in de eeuwige Tabernakels te wonen.
En omdat ik falangist van de Onbevlekte Ontvangenis ben, zal ik me evenmin schamen voor U, Heer, in deze overspelige en zondige wereld van de 21ste eeuw. Het zal me moeite vragen, ik ben zwak, dikwijls beschaamd, durf me niet verdedigen en weet dat ik daarin ongelijk heb. Geef me, door de communie die ik ga ontvangen, de moed uw woorden te verstaan en op het moment dat ik voor mijn overtuiging, mijn geloof moet uitkomen dat ik uw Kruis en uw Hart hoog opgeheven mag houden. Doe er me aan denken dat Uzelf niet over me beschaamd zult zijn op de dag van het oordeel, wanneer U in de heerlijkheid van uw Vader zal terugkeren, omringd door al de heilige engelen. U zal zich niet schamen over mij, zondaar, als ikzelf niet over U beschaamd geweest ben tegenover de mensen.
O Jezus, we hopen niet te zullen sterven in deze vreselijke tijden van geloofsafval alvorens de machtige terugkeer van uw rijk gezien te hebben: in ons land, in onze Kerk, over heel de aarde. Deze menselijke hoop, deze bovennatuurlijke maar menselijke en aardse hoop is de drijfveer voor onze vreugde, onze moed, onze schitterende hoop. Als we door gebed en offer, maar ook door ons woord en voorbeeld, ertoe komen over de wereld die regen van rozen te laten neerkomen die door de H. Teresia van het Kindje Jezus beloofd werd en met onze ogen de vertroosting van de mensheid te zien na een dergelijke beproeving, dan zal het de moeite geloond hebben om met U, Heer, ons leven door te brengen. Dan zullen we bereid zijn elke dag ons kruis te dragen om uw overwinning mee te maken.
Hoe overtuigend moet U geweest zijn door deze woorden, o Heer! En zelfs als alle apostelen, helemaal van streek bij uw aanhouding, U in de steek gelaten hebben, hebben ze die woorden nooit vergeten. Later, tijdens hun lang apostolisch leven en de vervolgingen die ze ondergaan hebben, hebben ze zich die woorden herinnerd. De Kerk heeft zich die woorden gedurende eeuwen herinnerd en wij die vandaag als leerlingen van Christus deze nooit geziene tijd beleven, vervolgd door een heidense wereld, wij willen deze woorden in ons verstand en ons hart prenten om met U te zijn in eeuwigheid en bij te dragen tot de redding van een groot aantal zielen.
broeder Bruno van Jezus-Maria
uitreksels uit de homilie van 27 september 2009