16 MEI 2020
Ik zal u niet verweesd achterlaten… Maria!
O liefdevolle Verlosser, hoe zou men niet door liefde bewogen zijn bij ieder van uw woorden en misschien nog het meest bij de belofte die U op de dag van uw Hemelvaart deed aan de apostelen om hen te troosten: « Ik zal u niet verweesd achterlaten ». Ze zullen niet in de steek gelaten worden in het leven, te midden van uw vijanden, met de verpletterende taak uw Evangelie te verkondigen tot aan de uiteinden van de wereld.
Nederig zal Iemand daar bij hen aanwezig zijn, is er eigenlijk al, als zichtbaar teken van uw onzichtbare belofte. Ik beeld me vreugdevol in welke troost de apostelen plots vonden, op heel natuurlijke wijze, in haar aanwezigheid bij hen! U liet hen uw Moeder na. Dat betekende dat U instemde met een groot offer voor hen, wat wij in ons onbewust egoïsme maar normaal vinden.
Zeker van haar liefde liet U ons beschikken over uw Moeder. Ze zou achterblijven, glimlachend en bron van elke troost, ondanks haar smart. Door uw wil zal zij nog lang in deze wrede ballingschap blijven leven opdat we ons niet te eenzaam en in de steek gelaten zouden voelen. Is het ongetwijfeld niet daarom dat ze, bij U ten Hemel opgenomen en verheerlijkt, in de loop van de geschiedenis steeds vaker naar ons terugkeert, en vooral dan op duistere momenten die gelijken op die avond van Golgotha? Zolang er christenen in geestelijke nood verkeren, zal ze denken dat haar rol als troosteres erin bestaat op zichtbare wijze dichtbij hen te zijn.
Maar zijzelf, hoe verheven in deugden en hoe sterk als vrouw ook, hoe had zij voor de apostelen en de heilige vrouwen in dergelijke ontreddering een steun kunnen zijn als U haar niet eerst zelf troost geschonken had? Daarom had U, in de goddelijke Raad bij uw Vader, in alle eeuwigheid besloten aan haar, en door haar aan allen, een goddelijke Vertrooster te schenken, de H. Geest, die U zond van bij de Vader om hen te bevrijden van vrees, angst en moedeloosheid: Ik zal u niet verweesd achterlaten. Het is aan Hem dat u denkt.
Maar tussen de onvergelijkbare Maagd, die de beminnelijke Moeder van de apostelen en de eenvoudige gelovigen is, en die Geest van Vertroosting bestaat een geheime band van liefde. Als de H. Geest in een storm zal neerdalen over de ontluikende Kerk zal Hij, op verzoek van Maria zoals op de bruiloft van Kana, eerst op haar rusten voor die nieuwe geboorte, zoals de H. Geest haar eertijds overschaduwde...
O! ze zijn niet echt wezen, die stichters van uw Kerk, als Maria hun Moeder is en de H. Geest hun Vertrooster en Verdediger! Als men de Handelingen van de apostelen leest, ziet men goed dat die ontluikende Kerk, hoe klein en zwak ook, nooit geweend heeft over het heengaan van haar Heer. Zij heeft zich uw profetische woorden herinnerd: «Het is goed voor u dat Ik heenga.» Daardoor voelde de Kerk zich nader bij U van zodra ze zichzelf vergat en vanuit het geloof U terugvond in het Gelaat van uw Moeder en in uw Geest, meer dan ze U had kunnen begrijpen ten tijde van Nazareth. Had U haar niet op geheimzinnige wijze gezegd dan U zou terugkomen?
Na al die eeuwen lijkt het ons dat U ons onzichtbaar meer nabij bent en duidelijker aanwezig dan voor de mensen uit Galilea die U tegenkwamen zonder U te zien en tot U spraken zonder naar U te luisteren. «Ik zal u niet verweesd achterlaten. Ik kom naar u terug.» U hebt woord gehouden. Zo wordt de hardheid van de scheiding gemilderd door uw oneindige bekommernis... Verre van verbroken te worden, worden de banden aangehaald bij die Hemelvaart die een weg opent tussen Hemel en aarde. De laatste angst van de stervelingen verdwijnt en onze vreugde blijft...
Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de Page mystique nr. 25 (augustus 1970)