zondag - 26 april 2020

 De verrezen Jezus en Maria tenhemelopgenomen
bewijzen dat de hemel bestaat

EÉN ding is zeker: de Hemel bestaat en daar ligt al ons geluk, niet alleen het toekomstige maar reeds vanaf nu. De gedachte aan de Hemel, de schone Hemel waar God zelf onze eeuwige beloning wil zijn, is reeds hier op aarde onze schat. Men kan aan veel twijfelen, op deze lage wereld waar alles gehuld is in een dikke mist, maar niet aan het “vaderland” waar de zon schijnt, zo zeker als zij boven ons schijnt, boven de wolken.

En hoe weten we dat? Door Jezus die afgedaald is uit de Hemel, «het vaderland met de schitterende zon», om dertig jaar te leven in het land van duisternis en terug te keren naar de Hemel met zijn Ziel en zijn Lichaam om er ons een plaats te bereiden.

De taal van Jezus kan niet duidelijker zijn: Ik kom uit de Hemel en keer terug naar mijn Vader.

«Helaas! de duisternis heeft niet begrepen dat die Goddelijke Koning het licht van de wereld was!» Men kan die woorden van de H. Teresia van het Kindje Jezus niet alleen toepassen op de goddelozen van alle tijden die het bestaan van de Hemel ontkennen, maar zelfs op sommige theologen in onze tijd, trots als ze zijn op hun kennis – de “modernisten” om ze bij naam te noemen – en die hun tijd doorbrengen om ons uit te leggen dat het toekomstig leven, uiteraard, geen enkele gelijkenis vertoont met dat op aarde. Ze gaan in tegen het Evangelie, zoals onze vader abbé de Nantes niet ophoudt ons te onderrichten en onvermoeibaar blijft herhalen aan deze of gene weduwe die weent over haar enige zoon: «In de Hemel zult u hem terugzien!»

De apostelen en de heilige vrouwen hebben de verrijzenis van het vlees ervaren toen ze de verrezen Jezus terugzagen. En door de H. Lijkwade is die tastbare ervaring tot bij ons gekomen; ook wij delen in die vreugde, in die zekerheid: alsof Jezus gewild had ons zijn foto na te laten alvorens te vertrekken, opdat we Hem niet zouden vergeten, opdat we zijn terugkomst zouden afwachten. Maar er is meer. Omdat het lang duurt, is er iets meer. Vandaag? Vandaag! Wat dan?

Laten we, alvorens hierover te spreken, in gedachte twintig eeuwen teruggaan in de tijd. Keren we terug naar die eerste paasdag waarop alles begonnen is. Jezus heeft samen met de leerlingen van Emmaüs een stuk weg afgelegd, vertelt ons Sint-Lucas in een zeer charmant verhaal. Hij heeft het brood gebroken, ze hebben Hem herkend aan het breken van het brood en dan is Hij verdwenen! Waarheen? Naar Jeruzalem, in een oogwenk, om te verschijnen aan Petrus, die daar niet prat op gegaan is. En terwijl de apostelen samengekomen waren om te spreken over al de gebeurtenissen van die dag, komen de leerlingen van Emmaüs aan om te vertellen hoe ze Hem herkend hebben aan het breken van het brood en… daar is Hij! «Terwijl ze daarover spraken, stond Hijzelf plotseling in hun midden», zegt ons Sint-Lucas. Verbazing! «En Hij zegt hen: “Vrede zij u”.»

«De vrede»: Hij schenkt hen de vreugde, de zekerheid van zijn aanwezigheid. En nu, geen angst meer: Hij is ongenaakbaar; niemand zal opnieuw kunnen doden Hij die eenmalig gedood werd en verrezen is. Die «vrede» die Christus geeft door zijn Verrijzenis bereikt ook ons. Ze omgeeft ons. Hij heeft ons gered door zijn dood. Door zijn Verrijzenis weten we dat zijn Offer, dagelijks hernieuwd op het altaar, goedgekeurd werd door God. Die Verrijzenis is het begin van een leven dat geen einde meer zal kennen.

De Verrijzenis van Jezus is een historisch feit waarop ons geloof in de verrijzenis van het lichaam gebaseerd is; het is een feit waarvoor elke rechtgeaarde ziel zich moet buigen. Hij die weigert te geloven wat de apostelen gezegd hebben gezien te hebben, kan niet gered worden omdat hij het geloof verloren heeft zonder hetwelk niemand gered kan worden. Dat is wat de Kerk tot vandaag, gedurende twintig eeuwen, gepredikt heeft door haar heilige kerkleraars.

En omdat er werkelijk zielen zijn die door het misbruiken van de genade die kostbare schat verliezen die de enige bron van zuivere en ware vreugde is in deze wereld en in de andere, loopt onze wereld af op zijn ondergang. Daarom ook is Onze-Lieve-Vrouw op haar beurt afgedaald naar de aarde met haar verrezen Lichaam om zich te laten zien, horen, aanraken, zoals haar Zoon tweeduizend jaar geleden gedaan had. De H. Catharina Labouré heeft haar handen op haar knieën gelegd; ze heeft haar dus “aangeraakt”, zoals de apostelen Jezus “aangeraakt” hebben: «Bekijk mijn handen en voeten : ja, Ik ben het wel degelijk. Raak Mij aan.»

In de Hemel “raakt” men dus elkaar aan, men spreekt met elkaar, men kijkt naar elkaar. En om ons hiervan te overtuigen is in Fatima de Hemel neergedaald op aarde.

Op een dag, geliefde broeders, zullen we op onze beurt de Hemel binnengaan, als we tenminste trouw blijven. Het zal een zodanig feest zijn dat onze familiefeesten er slechts een voorbereiding van zijn. We zullen duizenden keren gelukkiger zijn dan hier op aarde omdat we ons rondom Christus en de H. Maagd Maria zullen bevinden. Wat zeg ik? We zullen ons tegen zijn Hart bevinden, samen met alle heiligen, voor eeuwig. Laten we dat voor elkaar vragen.

broeder Bruno van Jezus-Maria
uitreksel uit de homilie van 21 april 2002