26 MAART 2020

De opwekking van Lazarus,
een messiaanse krachttoer

WE zijn aangekomen bij de laatste zondag van de Vasten en de Kerk, die ons wil voorbereiden op de aanvang van de gebeurtenissen van het Lijden, laat ons het mirakel van de opwekking van Lazarus overwegen. Dit ongeziene mirakel van Jezus op een moment waarop Hij geconfronteerd wordt met de haat van de Farizeeën bewijst niet alleen zijn goddelijkheid, maar is een voorafbeelding van zijn eigen verrijzenis die Hij op paasmorgen zal verwezenlijken.

Toen Lazarus zo ziek was dat hij stervende was stuurden Martha en Maria een bode naar Jezus met de woorden: «“Jezus, hij die Gij liefhebt is ziek.Bij dit nieuws zei Jezus: Deze ziekte is niet dodelijk, zij strekt tot glorie van God; zij moet dienen om de Zoon van God te verheerlijken.” Want Jezus hield van Martha en van haar zuster en van Lazarus.» Hierop volgt een gesprek, een discussie tussen de leerlingen en Jezus, want ze zijn in paniek: «Rabbi, nog zeer recent wilden de Joden U stenigen en nu keert Gij daar terug.» Jezus zegt hen, waarschijnlijk niet zoals gebruikelijk: blijf hier, ik ga alleen naar Judea. Hij zegt hen: «Laten we naar Judea gaan.»

Hij stelt hen gerust, maar wil hen absoluut meevoeren om hen de opwekking van Lazarus te laten bijwonen. «Lazarus is dood en Ik verheug me voor jullie dat Ik daar toen niet was, opdat jullie zouden geloven. Maar laten we ons op weg begeven naar hem toe.» Daarop zei Thomas, Didymus genaamd, tot de andere leerlingen: «Laten ook wij meegaan, en we zullen samen met Hem sterven!»

Toen ze te Bethanië aankwamen, vonden ze daar Martha, Maria en een menigte Joden waarvan gezegd wordt dat ze gekomen waren voor de begrafenis van Lazarus. Stippen we een zeer indrukwekkend punt aan : het teken dat het uur nu gekomen is, volgens Jezus eigen woorden. Hij zal dat mirakel van de opwekking van Lazarus doen opdat de apostelen en alle Joden van goede wil zouden geloven, maar vooral opdat Hij, Jezus, verheerlijkt zou worden, opdat men zijn heerlijkheid zou zien.

Dit mirakel van de opwekking van Lazarus sluit aan bij dat van Kana, waarbij dit laatste aankondigt wat zich nu gaat voltrekken. We komen werkelijk aan bij het einde van het drama en de H. Johannes stelt ons de opwekking van Lazarus voor als de aankondiging van de messiaanse krachttoer die, zowel voor de gezagsdragers als voor de apostelen en voor iedereen, het voor de hand liggende doel is van heel de voorbereiding van het volk door Jezus in de afgelopen drie jaar.

Deze opwekking openbaart Gods heerlijkheid, ze kondigt de messiaanse overwinning aan van Jezus en de voltrekking van de Profetieën, die van Ezechiël die doorheen zijn visioen  van de verdorde beenderen (Ez 37, 12-14) de verrijzenis van de doden aankondigt. Maar die triomf van het leven op de dood blijft voor iedereen nog onbegrepen. Eens te meer is het Jezus, en Jezus alleen, die de prijs kent die moet betaald worden voor dat aan de wereld geschonken eeuwig leven: een pijnlijk en dodelijk Lijden.

Het verhaal van die opwekking is zeer gekend, het mirakel is schitterend, ongezien, en «vele Joden geloofden in Hem.» Ik dring er niet op aan, maar vestig jullie aandacht op de beslissing van de joodse gezagsdragers waarbij men ons vandaag wil overtuigen dat die mensen buiten elke verdenking waren…

Ze raken in paniek, beseffen nu dat Jezus daar is met zijn Galileeërs, er is veel toeloop, men spreekt ervan, de massa komt in beweging, het is een ernstig moment: «Wat zijn we aan het doen?» (onder verstaan: met al dat tijdverlies). «Die man doet veel wondertekenen. Als we hem laten doen, zullen allen in Hem geloven Hij staat op het punt Jeruzalem binnen te gaan; er zal een messiaanse revolutie losbarsten, we zullen omvergeworpen worden vermits het Galileeërs zijn en we tegen Hem partij gekozen hebben.

Natuurlijk schuiven ze reeds een excuus, een alibi naar voren: «De Romeinen zullen komen en onze heilige Plaats en natie vernietigen.» Een onder hen, Kajafas, die dat jaar hogepriester was, zei hen: «Gij begrijpt er niets van. Ge ziet niet dat het beter is dat er één mens voor het volk sterft dan dat het hele volk ten onder gaat.»

Men ziet heel goed hoe Nikodemus, die verborgen vriend van Jezus, ongerust toeziet hoe de hogepriester redeneert, helemaal in vuur en vlam als een geïnspireerd iemand. De evangelist zal inderdaad erkennen dat hij geïnspireerd was. Kajafas, die niet meer goed weet wat hij zegt, verklaart dat Jezus moet sterven, niet alleen om het volk te redden, maar voor de voltrekking van de profetieën: «de verstrooide kinderen van God samenbrengen in eenheid», volgens het profetisch universalisme. Die dwaas, zonder zich ervan bewust te zijn dat hij profeteert, verkondigt dat die gelukkige tijden zullen aanbreken door de dood zelf van hun vijand. «Van die dag af waren ze vastbesloten Hem te doden.»

Daarom toonde Jezus zich niet meer in het openbaar onder de Joden: «Hij trok zich terug in een streek die grensde aan de woestijn, in de stad Efraïm, en verbleef daar met zijn leerlingen», zijn aanhangers uit Galilea. Hij houdt ze goed in de hand en bereidt hen voor op de messiaanse optocht naar Jeruzalem, op Palmzondag. We zullen hen volgende week terugvinden.

abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de conferenties over het Evangelie (1968-1969)