12 APRIL 2020 - Pasen

Het hart van de verrezen Jezus

Op de grote dag van Pasen, die we vandaag vieren, had de verrezen Jezus zijn dag gepland en zorgvuldig het verloop van zijn verschijningen voorbereid.

Vooreerst de vrouwen. Hier sprak zijn hart. Daarom stuurde Hij naar de heilige vrouwen zijn engelen. Aan Maria Magdalena, uit wie Hij zeven duivels gedreven had, heeft Hij de vreugde, het voorrecht gegeven van zijn eerste, plechtige, innige en schitterende verschijning. Het is het innerlijke van het Hart van Christus dat zich openbaart, geheel vrij en spontaan. Jezus beloont de vurigheid van haar hart en betoont aldus zijn dankbaarheid in de wederkerigheid van hun liefde.

Hierna, rond het middaguur, zei Jezus bij zichzelf: “Laten we nu de ernstige zaken aanpakken.” Hij heeft dan gehandeld ten bate van het apostolaat. Hij vond dat Hij nu mannen die getuigen zouden zijn nodig had en op wie Hij zijn Kerk kon bouwen. Mannen die konden getuigen dat Hij verrezen was. Hij heeft de deur van zijn hart wat gesloten om die van zijn verstand te openen.

Hij is verschenen aan Petrus. Hij had niet zoveel complimenten aan hem te geven, maar het was de prins van de apostelen. Jezus volbracht dus zijn plicht.

Hierna heeft Hij Jacobus, zijn neef, gezien. De neven van Jezus zijn geen voorbeeld geweest. Ze hebben zich tijdens zijn openbaar leven tegen Hem gekeerd, soms zelfs met geweld en gemeen. Jezus is aan Jacobus verschenen en heeft hem zo goed bekeerd dat hij de grote en heilige bisschop van Jeruzalem zal worden. Jezus heeft dus goed werk geleverd.

Vervolgens verschijnt Jezus aan zijn apostelen: ze vormen zijn toekomstige ministers die zullen recht spreken over de twaalf stammen van Israël. Omdat ze niet geloven neemt zijn verschijning de allures aan van een mooi en onvergelijkbaar bewijs: de Meester is verrezen.

De evangelisten, de apostelen, de heilige vrouwen hebben zeer goed begrepen dat in de verschijningen van de verrezen Jezus ten dele het hart betrokken was en vervolgens de plicht.

Hebben ze alles gezegd? Als men spreekt van het Hart van Jezus, is er dan niemand die ze vergeten zijn? Ja, natuurlijk: de H. Maagd Maria. Toch is het zo dat de Kerk, de familie van kinderen geboren uit hun Offer – dat van Jezus, de nieuwe Adam, en dat van Maria, de nieuwe Eva, aan de voet van het Kruis, Medeverlosseres van de mensheid – dat de Kerk er door de eeuwen heen steeds van overtuigd geweest is dat de eerste die het bezoek van Onze Heer Jezus Christus gekregen heeft de Allerheiligste Maagd Maria geweest is.

We hebben er geen enkel document van, maar het bewijs dat ik jullie zal geven zal uiterst eenvoudig en kort zijn.

Als de Zoon van God zelf zijn leven opoffert, in een daad van liefde voor zijn Vader en voor de mensen die Hij wil verzoenen met Hem, ziet de Vader zijn Hart ontbranden van liefde voor zijn Zoon, van barmhartigheid en liefde voor al zijn broeders die zijn Zoon Hem geeft als pleegzonen. Dan moet Hij duidelijk aangeven dat dit Offer goedgekeurd werd. Hoe kan Hij dat beter aangeven dan door aan dat geofferde Lichaam en die geofferde Ziel het leven te geven dat het tevoren had, en wel honderdvoudig, want dat fysisch, dat lichamelijk leven krijgt Jezus terug, maar onder een andere gedaante. Het is een verheerlijkt Lichaam, een Lichaam dat vanaf nu gemaakt is voor het verblijf in de hemel, dat Jezus teruggevonden heeft op paasmorgen.

Omdat de H. Maagd Maria, die onbevlekt was omdat ze nooit het bederf van de erfzonde ondergaan heeft, bij Jezus aan de voet van het Kruis was, heeft ook Zij haar leven gegeven. Op de Calvarieberg is ze is gestorven in haar ziel en haar Hart werd doorboord op hetzelfde moment waarop ze haar Zoon fysiek zag sterven en zijn Hart doorboord worden.

De H. Maagd Maria offerde aan de voet van het Kruis haar Zoon aan God de Vader voor de redding van gans de mensheid. De theologie, de traditie van de Kerk zegt ons dat, op dat ogenblik, Zij Medeverlosseres geworden is, dat wil zeggen dat ze verdiend heeft samen met Jezus offer te zijn waarbij ze met Jezus nog slechts één Hart en één Hostie werd.

Daarom deelt Zij samen met Christus in de zegening van de Vader. Deze laatste smolt weg van liefde en dankbaarheid voor hun gemeenschappelijk offer en kon niet anders dan zijn Zoon doen verrijzen en Hem in de armen van zijn Moeder laten vallen opdat Zijzelf getroost zou worden, opdat Zij zou weten dat haar offer ook aanvaard was en opdat ze die nieuwe functie zou kunnen opnemen die haar gegeven ging worden. Ze moest uit de mond zelf van haar Zoon deze nieuwe zending vernemen die er voor Haar in bestond zich te bekommeren om zijn Kerk, om al zijn zonen, om hen te redden door in naam van haar Zoon alle voor de redding noodzakelijke genade te schenken. Maria is dan Middelares van alle genaden geworden.

Onthouden we dat onze paasvreugde niet helemaal volledig zou zijn als we ons niet zouden kunnen verheugen te zien hoe de H. Maagd Maria in de krachtige armen van haar Goddelijke Zoon wordt gedrukt. Die Zoon die Ze in haar schoot gedragen heeft, de borst gegeven heeft, met wie Ze heeft samengeleefd, die Ze opgevoed heeft, onderwezen gedurende dertig jaar. Die Zoon die Ze gevolgd is in de beproevingen van zijn openbaar leven, die Ze heeft zien sterven op het Kruis. Die vindt Ze nu terug. Ze beseft goed dat Hij haar opnieuw zal verlaten, maar aan het einde van haar ballingschap, wanneer Ze haar zending bij haar kinderen zal volbracht hebben, zal een dag aanbreken waarop de liefde het sterkste zal zijn en Zij de liefdesdood zal meemaken. In de zachte ontrukking van haar ziel aan haar sterfelijk lichaam zal Zij haar Zoon vervoegen en door een voorrecht dat we goed begrijpen zal zijzelf op dezelfde manier verrijzen. Haar inslaping zal onderbroken worden en Zij zal dan haar Tenhemelopneming beleven.

Vandaag zijn Jezus en Maria, in hun eeuwigdurende Pasen, daarboven in de Hemel en ze luisteren naar ons. De ene bevindt zich naast de andere, de H. Geest verenigt hen in een heilige kus en Jezus kroont zijn Moeder onder het oog van de Vader en met het applaus van het ganse hemelse hof. Mogen we trouw zijn aan Jezus en Maria om met hen te kunnen zijn in eeuwigheid!

Abbé Georges de Nantes
uitreksels uit de homilie van paaszondag 1985