De Kerk van de Contrarevolutie

In het begin van de 19de eeuw werd de katholieke Kerk geconfronteerd met de moderne wereld die voortkwam uit de Franse Revolutie van 1789. Hoe reageerde zij daarop ? De stelling van de liberaal-katholieke historici zoals de Fransman Daniel-Rops – de auteur van de monumentale Histoire de l’Église du Christ (14 delen) – is dat de betrekkingen tussen de Kerk en de Wereld, de Kerk en de Revolutie, geëvolueerd zijn : van een totale en felle oppositie in het begin naar een toenadering en zelfs een voorzichtige verzoening die in de nabije toekomst totaal, oprecht en definitief zal zijn. Sommigen spreken van een “ huwelijk ”, wat grotesk en godslasterlijk is.

In deze studie wordt van de Kerk in de 19de eeuw een fresco geschilderd dat komaf maakt met deze liberaal-katholieke interpretatie : alle echte heiligen van die eeuw, van de pastoor van Ars tot paus Pius IX, hebben onderstreept dat de tegenstelling tussen Kerk en Revolutie absoluut is en dat elke vorm van verzoening vanwege de Kerk alleen maar verraad aan haar Stichter betekent.

DE REVOLUTIE IS SATANISCH IN HAAR ESSENTIE

ALLE heiligen van de 19de eeuw, de echte heiligen,  waren contrarevolutionairen. Dat geldt voor de H. Pastoor van Ars, voor de H. Teresia van Lisieux, voor de H. Pius X. Nemen we de pastoor van Ars, Sint-Jan Vianney ; het volstaat de Brief aan mijn vrienden nr. 41 van abbé de Nantes te lezen om het mysterie van het hart van deze heilige te begrijpen, een « kwetsbare en zachtaardige man », van wie de bovennatuurlijke energie Satan deed wijken :

De zestien Z. Karmelietessen van Compiègne stierven de marteldood onder de guillotine in Parijs op 17 juli 1794, op beschuldiging van « fanatisme en rebellie ». De door en door antichristelijke Franse Revolutie maakte van de Kerk in de 19de eeuw een citadel van de Contrarevolutie.

« Het was de tijd van de Grote Revolutie. Als kind zag Jean-Marie Vianney hoe priesters werden opgejaagd en met gevaar voor het eigen leven de Mis kwamen opdragen bij zijn ouders thuis. Als jonge dienstplichtige deserteerde hij, vol afkeer, van zijn regiment dat naar de oorlog vertrok. Deze zoon van diepgelovige en onderdanige boeren heeft vijfentwintig jaar van Revolutie en Keizerrijk meegemaakt. Hij heeft gezien hoe de duivel voor het eerst van bovenaf de hele maatschappij beheerste, de naam van God uitbande en de afgodendienst opnieuw invoerde, de priesters buiten de wet stelde en martelde, jacht maakte op de gelovigen. De koning was geguillotineerd, de paus gevangen gezet, de hele orde die men onveranderlijk en heilig had geacht, was gekapseisd en verdwenen. Hij zag de slechteriken overal in de dorpen luidruchtig triomferen en aanschouwde plotseling een wereld in volkomen verval... »

En wat met de H. Teresia ? Laten we luisteren naar wat abbé de Nantes over haar zegt :

« God heeft gezegd : “ Gij zult niet doden, gij zult niet stelen, gij zult het bezit van uw naaste niet begeren, gij zult niet vloeken, gij zult niet lasteren ” enz. De H. Teresia was trouw aan deze voorschriften, of nauwkeuriger gezegd aan deze natuurwet van God, aan deze algemene wet van God. Je zal me zeggen : natuurlijk, ik mag hopen van wel ! Maar weet je hoe ze daar trouw aan was ? Je zal opkijken : ze was trouw, net als haar ouders, net als haar oom, door een legitimist te zijn [een aanhanger van de wettige monarchie van de Bourbons]. Legitimist ? Ja ! Door een royalist te zijn ! Royalist ? Wat heeft dat te maken met “ Gij zult niet doden, gij zult niet liegen, gij zult niet stelen ”? Dat is toch duidelijk als je even nadenkt : hoe kan je verwachten dat een heilige, die van God “ Gij zult niet doden ” heeft geleerd, haar hand kan leggen in de hand van de revolutionairen, van de beulen en koningsmoordenaars van 1789 en 1793 ? Nooit ! Ik wil niets gemeen hebben met de Franse Revolutie die satanisch was in haar essentie ! Ze heeft dit gezegd, maar men heeft het voor ons verborgen gehouden ; ze was een legitimist, ze was een royalist. Ze was liever tot poeder gereduceerd dan zich de Frygische muts te laten opzetten en zich bij de Republiek aan te sluiten !

« Je ziet hoe gehoorzaamheid aan God in de natuurwet ons veel verder brengt dan we zouden denken. Stel je eens voor dat alle katholieken trouw zouden zijn aan de Decaloog : “ Gij zult niet doden, gij zult niet stelen, gij zult het goed van anderen niet begeren, gij zult niet lasteren ” – maar ook : gij zult het kwaad niet toelaten voor zover het van u afhangt het te voorkomen ; gij zult geen sympathie koesteren voor het kwaad, er niet zwak tegenover staan, er geen compromissen mee sluiten ! Gedurende heel de 19de eeuw werd de Kerk geteisterd door de zogenaamde liberaal-katholieken. Dat waren mensen die enerzijds in hun privéleven de Decaloog gehoorzaamden en anderzijds in hun openbare leven helemaal niet luisterden naar de Tien Geboden, onder het voorwendsel dat zij gehoorzaam waren aan de wet van de wereld. Maar zo was de H. Teresia niet !

« De Revolutie is “ moorddadig en leugenachtig vanaf het begin en in haar essentie ”. Ze komt voort uit moord en roept onafgebroken op tot moord : als we de 88 doden van de bestorming van de Bastille op 14 juli 1789 accepteren, waarom zouden we dan het hele bloedige vervolg afwijzen ? Moet de Kerk zich niet met klem uitspreken tegen deze passie voor bloedvergieten die de hele mensheid op een dwaalspoor brengt ? En moet zij niet krachtdadig de revolutionaire hydra verwerpen die zich ermee voedt ? » (Brief aan mijn vrienden nr. 90).

Nogmaals, neem alle heiligen, één voor één, van abbé Desgenettes [de pastoor van Notre-Dame-des-Victoires in Parijs] tot pater Emmanuel [de pastoor van Mesnil-Saint-Loup in de Champagne], van pastoor Peyramale van Lourdes tot abbé Guérin van Pontmain, van de H. Michel Garicoïts tot pater de Foucauld, de H. Catherine Labouré en de Z. Pauline Jaricot ; neem al die heilige stichters van ontelbare opvoedings-, verpleeg- en missiewerken, al die mystieke en apos­tolische zielen van de schitterende “ eeuw van de Onbevlekte Ontvangenis ” die er zoveel telde : je zal er geen enkele vinden, niet één, die republikeins was of de beginselen van de Revolutie aanhing.

In het voorwoord bij het eerste nummer van het Bulletin van het Werk van Onze-Lieve-Vrouw van de Heilige Hoop, in maart 1877, schreef pater Emmanuel : « In de strijd op leven en dood tussen de Kerk en de Revolutie, op het moment dat de vijand al zijn legioenen opstelt en tot het uiterste wil gaan, is het voor geen enkele soldaat van de strijdende Kerk nog geoorloofd om zich afzijdig te houden van het gevecht. Hoe klein onze actie ook mag zijn, als zij slechts één ziel de gedachte aan gebed en hoop zou brengen, zou zij in onze ogen van onschatbare waarde zijn. »

En toen de H. Charles de Foucauld nog in het trappistenklooster van Notre-Dame-des-Neiges verbleef als broeder Marie-Albéric, schreef hij in 1893 aan zijn neef Louis : « Ik begrijp uw afschuw van de Revolutie ! Alles wat er naar ruikt, heeft bij mij altijd een grenzeloze afkeer opgeroepen... »

We zouden de citaten kunnen vermenigvuldigen, maar laten we het houden bij één man, een man van God die zeker geïnspireerd was, “ rechter en tijdgenoot van de Revolutie ”, volgens de titel van het werk dat René Bazin aan hem opdroeg : pater Pierre-Joseph Picot de Clorivière. Van wat een scherpzinnigheid en standvastigheid getuigde deze voormalige jezuïet ! Ondergedoken midden in het revolutionaire Parijs stichtte hij de Sociëteit van het Hart van Jezus, waarvan vijf van de eerste tien leden de marteldood stierven... Hij was « een van die zeldzame mensen », schrijft Bazin, « die zich op geen enkel ogenblik heeft laten bedriegen door de Revolutie ; hij behoorde zelfs tot het nog zeldzamer handvol personen dat beseft dat de Revolutie niet bedrogen kan worden : zij moet bestreden of vernietigd worden. De nuttige mensen in revoluties zijn zij die er niets aan toegeven ; al de anderen spelen het spel mee. »

Wat een verschil met de overste van de sulpicianen, abbé Emery, die in zijn vlakbij gelegen seminarie niet lastiggevallen werd en er in alle rust kon verblijven, terwijl zijn confraters werden afgeslacht in het karmelietenklooster dat in een gevangenis was veranderd ! Want hij achtte het in geweten geoorloofd de tweede eed van trouw aan de Natie, de vrijheid en de gelijkheid af te leggen, in de overtuiging, schrijft Daniel-Rops, « dat de Kerk de Revolutie in al wat zij aan waardevols had [sic !] moest aanvaarden, dat zij niet stil mocht staan bij een dood verleden, maar moest werken aan de geboorte van een nieuwe maatschappij [resic !] ».

Pater de Clorivière daarentegen noteerde : « Het lijkt mij niet dat men de vereiste eed kan afleggen zonder openlijk de zaak van de Kerk en de godsdienst te verraden. Wee degenen die gehecht zijn aan de aarde ; zij zullen altijd voorwendselen en interpretaties vinden om hun lafhartig verraad van de ware beginselen te camoufleren. » Hij ontsnapte op wonderbaarlijke wijze aan alle arrestatiebevelen die tegen hem waren uitgevaardigd en schreef in zijn schuilplaats enkele briljante Studies over de Revolutie, met name een grondige en beslissende kritiek op de Verklaring van de Rechten van de Mens.

Hij verklaarde ook dat hij vast geloofde in de pauselijke onfeilbaarheid – en dat terwijl zijn orde, die van de jezuïeten, door de paus was ontbonden ! – en hij keek uit naar het houden van een oecumenisch concilie. Hij toonde verder de noodzaak aan van het herstel van een volledig katholieke politiek en een echt katholiek bestuur. Tenslotte kondigde hij de triomf van de H. Maagd Maria in de laatste tijden aan, in bewoordingen die hem de titel van “ Maria’s profeet ” opleverden : « Volkeren die gedeeltelijk ondergedompeld waren in alle gruwelen van de geloofsafval zullen plotseling worden veranderd en verheven tot een hoge graad van heiligheid door de wonderbaarlijke dingen die in hun midden zullen plaatsvinden, door bemiddeling van de H. Maagd Maria... »

Pater Pierre-Joseph de Clorivière (1735-1820)
leefde tijdens de Revolutie ondergedoken in de Franse hoofdstad. Met groot gevaar voor zijn leven bracht hij de communie naar groepen clandestiene katholieke gelovigen en nam hen de biecht af. Hij stierf op hoge leeftijd terwijl hij in aanbidding neergeknield zat voor het Allerheiligste in de Parijse huiskapel van de door hem gerestaureerde jezuïetenorde.

Laten we van dit “ model van de rechtvaardige in tijden van omwenteling ” (Bazin) zijn onverbloemde veroordeling van de Revolutie onthouden, zowel van haar beginselen van ongodsdienstigheid als van haar werken des doods. Ze moet worden aangevallen, zei hij, in haar basisprincipe zelf, dat wil zeggen in de Verklaring van de Rechten van de Mens waarvan zij de codex van het menselijk ras wil maken. « Deze zogenaamde rechten van de mens zijn zo verderfelijk dat het niet volstaat het venijn ervan te hebben ontdekt ; het is noodzakelijk ze zoveel mogelijk uit de handen en het zicht van de volkeren te verwijderen, er een publieke veroordeling over uit te spreken en er vooral voor te zorgen dat goddeloze leraren ze niet gebruiken om de geest van hun leerlingen te vergiftigen. »

DE VIJAND BINNEN DE MUREN : 
HET LIBERAAL-KATHOLICISME

Precies in het jaar waarin pater de Clorivière stierf, in 1820, verscheen in Parijs het tweede deel van Essai over de onverschilligheid, geschreven door een priester die naam zou maken en die helaas veel bekender is geworden dan Joseph Picot de Clorivière : Félicité de Lamennais. Het eerste deel van het Essai was verschenen in 1817, in de bloeitijd van de Restauratie van de katholieke en koninklijke orde op de ruïnes van de Revolutie en het Keizerrijk [na de val van Napoleon waren de Bourbons teruggekeerd op de Franse troon – red.]. Het Essai beweerde het kwaad van de eeuw te verhelpen : « De ziekste eeuw », schreef Lamennais, « is niet de eeuw die hartstochtelijk voor de dwaling is, maar de eeuw die de waarheid verwaarloost en veracht. » Het begin was dus goed, met een moedig, intelligent en veroverend standpunt voor de zaak van de Kerk en de Monarchie, die opnieuw de handen ineengeslagen hadden.

Maar reeds in het voorwoord van zijn tweede deel neemt Lamennais de zeer romantische rol op zich van Ziener en Gids, door de Voorzienigheid belast om de christelijke godsdienst te leiden naar zijn volmaakte vorm, om de ziel te zijn van een nieuwe wereld : « Waarover gaat het ? Om het opnieuw opbouwen van de politieke maatschappij met behulp van de religieuze maatschappij, die bestaat in de vereniging van de geesten door gehoorzaamheid aan dezelfde macht. » Niets minder dan dat ! Deze onderneming liep echter fout. Waarom ging het mis ?

Lamennais rekende op de christelijke vorsten die na de ondergang van het Franse keizerrijk in heel Europa op hun troon hersteld waren. Hij hoopte dat zij genereus het leven zouden schenken aan een nieuwe wereld die de volkeren eindelijk de Vrijheid zou geven, maar de koningen stelden hem teleur. In Frankrijk stond de realistische politiek van Lodewijk XVIII haaks op de visioenen die de profeet Lamennais bedwelmden. « Voor de zaak van de godsdienst en de waarheid », riep hij uit, « ben ik veel minder bang voor de koorts van de democratie dan voor de rust van het despotisme dat slapend doodt. »

Lamennais voelde de revolutie van 1830 aankomen, hij riep er zelfs toe op en verkondigde al bij voorbaat de ineenstorting van de monarchieën. Snel ! Laat de Kerk de vorsten in de steek laten, laat haar de leiding nemen, met de paus aan het hoofd, in de grote evangelische opstand ! Dan, zo voorspelde hij, zal de godsdienst haar nut en aantrekkingskracht terugvinden en zal de Kerk zich ten dienste stellen van de Vrijheid en zo de enthousiaste steun van het Volk herwinnen !

In 1830 stond Europa inderdaad in brand, met overal revoluties en opstanden. Zou de Kerk de verzuchtingen van de volkeren begrijpen ? Zou de nieuwe paus, Gregorius XVI, de voetsporen drukken van zijn voorganger Pius VIII, die de onafhankelijkheid van de Spaanse koloniën in Zuid-Amerika had erkend ? In Parijs was Lamennais koortsachtig in de weer. Hij schiep een “ algemeen agentschap ” dat de actie van vrijheidslievende katholieken moest coördineren en stelde een “ akte van Unie ” op, bedoeld voor de broederschap onder de naties onder auspiciën van het pausdom. Zijn krant L’Avenir had als motto “ God en de Vrijheid ” genomen.

Op tien jaar tijd maakte de geest van deze vreemde priester, deze onrustige visionair, een fantastische ontwikkeling door. Toch was hij het, schrijft abbé de Nantes in zijn Brief aan mijn vrienden nr. 236, die de “ ketterij van de moderne tijden ” bedacht en lanceerde : de verzoening van de Kerk met de Revolutie, door de levende krachten van de Revolutie in dienst te stellen van de vestiging van het Koninkrijk Gods op aarde. Hij is de vader van het katholieke liberalisme... En onze vader merkt op : « De etappes van zijn leven volgen elkaar vanaf dat moment onverbiddelijk op, gecommandeerd door het eerste visioen van een onweerstaanbare opmars van het Volk naar nieuwe bestemmingen, waarvan deze profeet op duistere wijze een onfeilbare voorkennis heeft. Deze geestelijke weg, die eindigt in afvalligheid – want Lamennais stierf als apostaat in 1854 : de buste van de Republiek had het beeld van de H. Maagd in zijn kamer toen al geruime tijd vervangen – is de weg die de partij van de Hervorming in de Kerk honderdvijftig jaar later zal volgen. »

De redacteurs van L’Avenir kwamen inderdaad op voor de hervorming van de Kerk, een Kerk waarmee zij zich vereenzelvigden : “ Wij, de Kerk ”, herhaalden zij eindeloos. Vol vuur stelde Lamennais een programma op voor een diepgaande en noodzakelijke transformatie van de Kerk. Ze was voor hem te hemels in haar hoop en te bovennatuurlijk in haar dogma’s, te vroom en te ceremonieel ; zij moest een sociale en humanitaire beweging worden : verheerlijk de armen, vervloek de rijken, kondig de omverwerping van de levensomstandigheden aan en help eraan mee !

Lamennais trok naar Rome met zijn leerling Montalembert om het plan voor te leggen aan de nieuwe paus, Gregorius XVI, die een voorbeeldige geestelijke was. Het antwoord liet enigszins op zich wachten, maar kwam op 15 augustus 1832 met de encycliek Mirari vos, waarin niet de profeet werd veroordeeld, maar zijn visioenen en zijn programma. En omdat Lamennais in 1834 volhardde in de boosheid met een nieuw polemisch boek, Woorden van een gelovige, werd hij in een tweede encycliek, Singulari nos, persoonlijk genoemd en gebrandmerkt als iemand die schipbreuk had geleden in het geloof.

Wat hebben deze encyclieken veroordeeld ? Lamennais had in zijn krant op 7 december 1830 geschreven : « Opdat er geen wolken over ons denken blijven hangen, vragen wij in de eerste plaats vrijheid van geweten of vrijheid van godsdienst, volledig, universeel, zonder onderscheid en zonder voorrecht. » De paus antwoordde : « Uit deze vergiftigde bron van de onverschilligheid vloeit een valse en absurde of liever extravagante stelregel voort, een delirium, namelijk dat aan iedereen vrijheid van geweten moet worden verschaft en gewaarborgd. Dat is de uiterst besmettelijke dwaling waartoe die absolute en ongebreidelde vrijheid van mening leidt. Ze verspreidt zich, tot verderf van Kerk en Staat, langs alle kanten en sommigen schrikken er in hun schaamteloosheid niet voor terug om ze voor te stellen als nuttig voor de godsdienst. Maar welke dood kan schadelijker zijn voor de zielen dan de vrijheid van de dwaling, zei Sint-Augustinus al. »

Zelfs na de veroordeling begon de liberale ketterij niettemin in de aderen van de Kerk te kruipen en zich « als een kankergezwel » (dom Pitra) aan haar zijde vast te hechten. Het is waar dat vanaf het moment van zijn eerste veroordeling de meeste van zijn vrienden Lamennais in de steek lieten. Maar, aldus onze vader, « zij droegen in hun edelmoedige harten en hun hersens zo groot als die van vogels het virus van de ketterij met zich mee. »

Alleen abbé Gerbet begreep het onverbiddelijke systeem dat ten grondslag lag aan de fantasieën van Lamennais. Toen hij bisschop van Perpignan werd, publiceerde hij een Pastorale instructie over verschillende dwalingen van de tegenwoordige tijd, die later zou dienen als kader voor de Syllabus van de Z. Pius IX. De anderen, graaf Charles de Montalembert, de jurist Henri Lacordaire die dominicaan werd, hebben nooit het altaar omvergeworpen dat zij in hun hart hadden opgericht voor een nieuwe cultus, tegenover het altaar van God, en zij hielden vast aan het onmogelijke motto : “ God en de Vrijheid ”. Over zijn vroegere leermeester zei Lacordaire : « Als hij nederig en onderdanig was geweest, of zelfs gewoon maar handig en helder van geest, zou hij in 1841 aan het hoofd hebben gestaan van de liberaal-katholieke denkrichting, als leider van de kruistocht van die tijd. »

Neen, het is geen kwestie van nederigheid of handigheid. Lamennais werd terecht veroordeeld voor zijn verering van de Vrijheid, waarvan dezelfde Lacordaire duidelijk geen afstand deed toen hij opmerkte : « De eerste deugd vandaag is niet het geloof, het is de oprechte liefde voor de vrijheid. » Het geloof in de mens kreeg toen al voorrang op de religieuze overtuigingen, die privémeningen werden.

In 1845 sloot een zekere abbé Dupanloup, die later bisschop van Orléans zou worden, zich aan bij de kleine groep die bekend stond als de “ liberaal-katholieken ”. Hij schreef een pamflet getiteld Over religieuze pacificatie, waarin hij zich tot de aanhangers van de Republiek richtte : « Wij aanvaarden, wij beroepen ons op de beginselen en vrijheden die in 1789 zijn afgekondigd [sic !]. Ziet en voelt u niet dat er tussen u en ons iets buitengewoons aan de hand is dat de moeite van het opmerken ten zeerste waard is ? Ik spreek uw taal en u hoort de mijne ; ik beroep mij op uw principes en u brengt hulde aan de onze ! Laten we dus allemaal eindelijk iets groots, waardigs en waarachtigs verwezenlijken. Laten we eindelijk proberen elkaar te respecteren en in elkaar te geloven, dan zal het grote werk van de religieuze pacificatie niet lang op zich laten wachten... U hebt de Revolutie van 1789 zonder ons en tegen ons ontketend, maar uiteindelijk ten bate van ons. God heeft het zo gewild, ondanks uzelf. »

De beweging zegevierde in de revolutie van 1848. Haar krant L’Ère Nouvelle voorspelde : « Er zijn nog maar twee krachten over : Jezus Christus en het volk. Hun alliantie zal de redding van Frankrijk zijn. Het is de plicht van de katholieken de Republiek te aanvaarden die van het volk komt. » Dus vochten ze “ voor de Vrijheid ” zonder grenzen, zonder voorwaarden. Soms was dat nuttig, als het ging om vrijheid van onderwijs, van vereniging. Maar vaker wel dan niet was het waanzin : persvrijheid, vrijheid van de volkeren. Telkens als de liberaal-katholieken vrijheid voor de Kerk eisten, verlaagden zij haar in werkelijkheid tot het niveau van andere particuliere groepen of godsdiensten, door haar te onderwerpen aan de soevereine eisen van de Staat, de nieuwe God, de incarnatie van het Volk.

In augustus 1863, op het Congres van Mechelen, proclameerde hun leider Montalembert het handvest van de moderne tijden : “ De vrije Kerk in de vrije Staat ”. Om een idee te geven van de afdwaling en de afvalligheid van de liberaal-katholieken is het goed om enkele fragmenten uit dit hallucinante handvest aan te halen :

« De katholieken zijn overal [...] inferieur aan hun tegenstanders in het openbare leven, omdat zij nog geen partij gekozen hebben in de grote Revolutie die het ontstaan heeft gegeven aan de nieuwe maatschappij, het moderne leven van de volkeren. De moderne maatschappij beangstigt hen : zij hebben nog niet geleerd haar te kennen, lief te hebben of erin te functioneren. Velen van hen zijn, in hun hart en zonder het te beseffen, nog steeds verknocht aan het Ancien Régime, dat wil zeggen aan het regime dat geen burgerlijke gelijkheid, politieke vrijheid of vrijheid van geweten toeliet.

« Ik wil de toekomst bestuderen, dus kijk ik vooruit en ik zie overal alleen maar democratie. Ik zie deze vloed stijgen en stijgen, alles bereiken en overspoelen. Als mens zou ik er graag bang voor zijn ; als christen ben ik er niet bang voor, want tegelijk met de zondvloed zie ik de ark. Op de immense oceaan van de democratie, met zijn afgronden, zijn draaikolken, zijn riffen, zijn vlakke kalmte en zijn orkanen, kan alleen de Kerk zich wagen zonder wantrouwen en zonder vrees. Zij alleen zal niet verzwolgen worden, zij alleen heeft het kompas dat niet varieert en de piloot die nooit faalt...

De H. Pastoor van Ars, Jean-Marie Vianney (1786-1859), besefte maar al te goed dat de dans van de Revolutie geleid werd door de duivel, die hij 41 jaar lang bekampte in zijn kerk, zijn pastorij en zijn biechtstoel. Op een dag siste de duivel hem toe : « Als er drie zoals jij op aarde zouden zijn, dan was het gedaan met mijn heerschappij ! »

« De Kerk zal in de ideeën en instellingen van de democratie zelf de wapens en middelen vinden die nodig zijn om de gevaren en zwakheden die de democratie heeft voortgebracht, met succes te bestrijden. Hoe democratischer men is, hoe christelijker men moet zijn ; want de vurige aanbidding van de mens geworden God is het onmisbare tegengewicht tegen de voortdurende neiging van de democratie om de cultus te vestigen van de mens die gelooft dat hij God is. »

Laat ons, om dit tweede deel samen te vatten, abbé de Nantes citeren, nog altijd in dezelfde Brief aan mijn vrienden : « De liberaal-katholieken hebben vertrouwen in de Mens en in de Staat. Als zij de Kerk in hun parlement verdedigen, is dat uiteindelijk om haar te onderwerpen aan de ideologie van de Vrijheid, die de grondslag vormt van de moderne samenlevingen. Terwijl zij schijnen te strijden voor de rechten van God in de democratie, vechten zij nog meer om de Kerk van God te dwingen de rechten van de Mens te erkennen. Dat is de “ verzoening van Kerk en Revolutie ” die zij bepleiten. Met gelijk respect voor alle geloofsovertuigingen zal de moderne staat, seculier in zijn beginselen en soeverein op alle terreinen van het openbare leven, er in slagen om orde, gerechtigheid en vrede te verzekeren. Maar zonder God. Op die manier wordt het hele sociale leven losgerukt van Christus en de Kerk en onderworpen aan de religie van de Mens. Het stadium van de geloofsafval is daarmee bereikt. »

Gelukkig liet het antwoord van Rome niet lang op zich wachten. Om het beeld van Montalembert te gebruiken, maar ook dat van een droom van Don Bosco : in de zondvloed van de opkomende apostasie verscheen plotseling de Ark van het heil als Lerares van de Waarheid. Een grote paus legde het geloof en de wet van de Kerk vast en ontmaskerde het liberaal-katholicisme, dat in de gelederen van de katholieken zoveel schade aanrichtte.

ROME, LERARES VAN DE WAARHEID

Om de betekenis en de draagwijdte van de reactie van Rome te begrijpen, moeten wij enkele jaren teruggaan, naar de tijd van de verkiezing van kardinaal Mastai tot Opperherder van de Kerk op 16 juni 1846. Na Gregorius XVI, die zich onbuigzaam had betoond bij de verdediging van de principes, werd de nieuwe paus, Pius IX, als liberaal beschouwd, omdat hij openstond voor de vooruitgang van wetenschap en industrie en vurig verlangde naar het welzijn van zijn volk op geestelijk én wereldlijk vlak. Hij opende zijn pontificaat met een ferme encycliek over het geloof, maar haastte zich om in de Pauselijke Staat materiële vooruitgang en avontuurlijke constitutionele nieuwigheden in te voeren. Het hele gebeuren gaf het pontificaat een opwindend vleugje van verandering en liberalisme.

De latere kardinaal Pie vertrouwde een van zijn vrienden toe : « Ik geloof dat de H. Vader een extreem vertrouwen stelt in de heerschappij van de goedheid om de mensen samen te brengen en dat hij na wrede misrekeningen erg ontgoocheld zal zijn. Intussen vrees ik dat hij tot verzoening zal willen komen met zijn meest onverzoenlijke vijanden. Hij zal aan de herders een leer preken van liefdadigheid tegenover die arme wolven die niet zo hard behandeld moeten worden... Ik geloof meer in zijn lijdensweg dan in zijn hervormingen voor het heil van de Kerk en de samenleving... »

Waaruit bestond de fout van de nieuwe paus ? Abbé de Nantes legt het uit in zijn Brief aan mijn vrienden nr. 190 : « Pius IX meende dat hij de volkeren kon scheiden van hun revolutionaire leiders, dat hij de enen aan zijn kant kon krijgen door de misdadige plannen van de anderen te ontmaskeren en door een breed en spontaan toegeven aan de universele verlangens naar modernisering van het politieke systeem van de Pauselijke Staat. Moest hij dus zijn vingers verbranden ? Beter dan dat : voldoen aan tijdsgebonden eisen die over het geheel genomen aanvaardbaar waren en die slechts gericht waren op “ superstructuren ”, variabele regeringsvormen, om de nieuwe en oprechte opinies los te weken van het filosofische en antireligieuze gif dat de Revolutie ermee vermengd had. »

De realiteit van de feiten, of liever de Voorzienigheid, opende hem de ogen. In 1848 was Pius IX nog maar enkele maanden paus toen de Revolutie zich in Italië verspreidde. In Rome verslechterde de situatie. Om de orde te herstellen, riep de paus niet de hulp in van de Oostenrijkers zoals zijn voorganger, maar handhaafde hij een liberaal politiek regime en koos hij graaf Pellegrino Rossi, een voormalige carbonaro (vrijmetselaar), als hoofd van zijn regering. Rossi nam maatregelen om de openbare orde te verzekeren, maar op 15 november werd hij vermoord bij de ingang van het parlement. De volgende dag verbroederde het pauselijke leger met de opstandelingen die het paleis van het Quirinaal, de residentie van Pius IX, belegerden.

De oproerkraaiers eisten van de paus dat hij afstand zou doen van zijn wereldlijke macht, de republiek zou uitroepen en Oostenrijk de oorlog zou verklaren. Het moedige antwoord van Pius IX luidde : « Dat zou abdicatie zijn. Ik heb het recht niet om dat te doen. » Diezelfde avond werd hem een nieuwe regering opgedrongen, maar de paus weigerde haar handelingen en besluiten goed te keuren. Acht dagen later slaagde hij erin om Rome heimelijk te verlaten en het koninkrijk Napels te bereiken.

Onze vader schrijft : « Zijn vlucht door de straten van Rome, die oververhit waren door toedoen van de vrijmetselarij en de sekten en stonken naar haat en godslastering, bewees aan Pius IX dat de Revolutie één geheel is, dat de politiek de plaats van haar heerschappij is en de volksstaat het instrument van haar absolute macht. Men mag geen enkele toegeving doen aan de Revolutie. Niet de minste politieke, sociale of economische rechten mogen haar worden toegekend, niet de minste theoretische of morele waarde mag haar geschonken worden zonder dat zij er onmiddellijk haar totalitaire beginselen van radicale ontkenning en vernietiging in binnen voert. Pius IX kwam in tranen terug op zijn politiek liberalisme en de Syllabus is het getuigenis van zijn inkeer. »

Deze “ terugkeer ” (“ Wanneer gij zijt teruggekeerd, bevestig dan uw broeders ”) vond plaats onder het teken van de Onbevlekte Ontvangenis. Hij wist dat hij voorbestemd was om het dogma ervan te definiëren. Hij vroeg de mening van de bisschoppen en sprak zijn vertrouwen uit in de bescherming van Haar die de Kerk altijd had gered van de grootste gevaren en die haar opnieuw zou redden. De eensgezinde positieve reacties van het episcopaat sterkten Pius IX in zijn besluit. Met de bul Ineffabilis Deus verkondigde hij op 8 december 1854 in de Sint-Pietersbasiliek het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis. Toen hij de tekst van de verklaring uitsprak, kreeg niet alleen zijn stem « zo’n bovennatuurlijke kracht dat de hele basiliek ervan weergalmde », maar ook zijn ziel zelf werd « overspoeld met onnoemelijke verrukkingen, die niet van de aarde zijn en die alleen in de Hemel kunnen worden beleefd », getuigde hij. De Hemel moet tevreden geweest zijn, want vier jaar later verscheen de Onbevlekte zelf in Lourdes om de daad van de Plaatsbekleder van haar Zoon te bevestigen en om aan de kleine Bernadette te openbaren : « Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis. »

De Z. Pius IX, paus van 1846 tot 1878, was het boegbeeld van de strijd tegen het gedachtegoed van de Revolutie en tegen de liberaal-katholieken die er compromissen wilden mee sluiten.

Op grond van deze hemelse bevestiging en gezien de vooruitgang van de ongodsdienstigheid – de apostaat Ernest Renan publiceerde in 1863 zijn Leven van Jezus – en van het liberaal-katholicisme, dat in hetzelfde jaar zijn congres in Mechelen hield, besloot Pius IX in 1864 zijn nieuwe encycliek Quanta Cura openbaar te maken, tegelijk met een samenvatting of “ Syllabus ” van zijn leerstellig onderricht. Intussen was de Revolutie, waarvan het koninkrijk Piëmont het instrument was, de Pauselijke Staat binnengevallen. De zwakke troepen van Pius IX werden bijgestaan door het korps van pauselijke zoeaven, dat uit de hele wereld was toegestroomd en meer bepaald uit Nederland, België en Frankrijk. Maar de wereldlijke macht van de paus werd nu alleen nog uitgeoefend over het oude Latium, dat de Eeuwige Stad omringde.

Het waren niet alleen hun zwaarden en hun mannelijke energie die deze zoeaven ten dienste stelden van de paus : zij begrepen heel goed wat er op het spel stond in het drama dat zich afspeelde. Zo uitte luitenant Sébastien Wyart, de toekomstige abt-generaal van La Trappe, in september 1864 tegenover zijn familie een mening die zijn metgezellen met hem gemeen hadden : « Wij willen dat onze paus vrij is en dat de maatschappij bevrijd wordt van het despotisme van de Revolutie. »

Waaruit bestond dan deze doctrine, waarvan Pius IX zelf zei dat ze moest dienen als een “ baken ” om de wereld weer op het pad van de waarheid te brengen en de katholieken te redden van de valkuil van het liberalisme ? Ook hier vat abbé de Nantes de zaak perfect samen : « Sinds de revolutionaire explosie van 1789 hadden de pausen niet opgehouden met tegen deze geest van opstandigheid het bolwerk van hun leergezag op te werpen, het obstakel van hun autoriteit die volledig ten dienste stond van het geloof. Maar de Syllabus gaf aan zoveel verspreide leringen een gebundelde, glasheldere en onverbiddelijke kracht. Alle dogma’s van de vrijmetselarij, heel de theorie van de Rechten van de Mens, van de Staat, van het Volk-dat-God-is werden gedefinieerd en verworpen. Vanaf dat moment werd rond de belegerde Kerk een wal opgetrokken, een verdedigingssysteem dat de aanval, het verraad en de uitputting moest verhinderen. »

Zo is de 80ste stelling die de Syllabus krachtig verwerpt bijna letterlijk overgenomen uit een toespraak van Montalembert : « De Roomse Opperherder kan en moet zich verzoenen met de vooruitgang, het liberalisme en de moderne beschaving. » Ogenschijnlijk zijn de woorden neutraal en nopen ze niet tot een formele veroordeling, maar Pius IX zag alles duidelijk in en keek ver vooruit ; hij wist dat achter deze termen een « vrijheid van verderf » en het werk van Satan schuilgaan. Het volstaat ze vandaag toe te passen op de tegennatuurlijke bio-ethische wetten : vooruitgang van de “ wetenschap ”! “ Liberalisme ” om iedereen te laten handelen volgens zijn eigen geweten ! Zogezegde “ moderne beschaving ”!

Non possumus ”, “ We kunnen dit niet aanvaarden ”, verklaarde Pius IX. « De Kerk zou zichzelf voor de gek houden als zij de politieke onafhankelijkheid en de sociale vrijheid zou erkennen van een demonische partij die er alleen maar van droomt zich deze toe te eigenen om de Mens in de plaats van God te stellen, of liever Lucifer in de plaats van Jezus Christus. Voor de redding van de zielen en het welzijn van de volkeren weigert de Kerk toe te staan dat de Staat zich opwerpt als een absolute macht en alles reduceert tot de maat van zijn wetten. De Syllabus is voor de Kerk en de menselijke samenlevingen in de 19de eeuw werkelijk de verlossende daad » (abbé de Nantes).

De tegenstander vergiste zich niet en voerde een felle oorlog tegen de Syllabus. Zo werd de publicatie ervan verboden in Frankrijk, onder een keizer (Napoleon III) die zichzelf “ liberaal ” noemde. Ook de liberaal-katholieken lieten zich niet onbetuigd. Zo probeerde Mgr. Dupanloup om de vuistslag van de paus te ontwijken door op een geslepen manier een onderscheid te maken tussen enerzijds de “ thesis ” of theorie, uiteengezet door de paus, en anderzijds de “ hypothese ” of toepassing ervan in de praktijk van onze moderne samenlevingen, waarbij volgens de bisschop allerlei compromissen en verzoeningen mogelijk moesten zijn...

Op 29 juni 1867 verzamelde zich in Rome een menigte van meer dan honderdduizend pelgrims, 45 kardinalen, 420 bisschoppen en duizenden priesters : een grandioos gebeuren tot troost van de dappere paus. Pius IX maakte van de gelegenheid gebruik om tot ieders verrassing de bijeenkomst van een oecumenisch concilie aan te kondigen, dat « in de verschrikkelijke storm die de christelijke samenleving door elkaar schudt en het immense kwaad dat de burgerlijke samenleving treft » een manifestatie moest zijn van « de eenheid en integriteit van de Kerk en haar bestuur door Christus zelf ingesteld, waaruit volgt dat dezelfde macht van Petrus, zijn jurisdictie, zijn primaatschap, al hun kracht en volheid behouden in de persoon van de Roomse pausen, zijn opvolgers in een lange keten... » Zonder de heldenmoed en de providentiële overwinning in de slag bij Mentana, in november daaropvolgend behaald door de pauselijke zoeaven op de troepen van Garibaldi, had het grote concilie nooit in Rome kunnen doorgaan !

Maar het waren niet alleen Garibaldi’s revolutionairen voor wie men bang moest zijn. In Frankrijk deed graaf de Falloux, een van de meest overtuigde liberaal-katholieken, volgende veelzeggende uitspraak : « De Kerk heeft haar revolutie van 1789 nog niet gerealiseerd ; het is nodig dat zij daaraan begint. » Toen Pius IX dit hoorde, antwoordde hij eenvoudig : « En ik zeg dat die uitspraak godslasterlijk is. » Nee, het Eerste Vaticaans Concilie was geen “ 1789 ” in de Kerk, maar een versterking van haar verdediging tegen de Revolutie.

Het Concilie werd plechtig geopend op 8 december 1869, op het feest van de Onbevlekte Ontvangenis. De paus richtte zich als volgt tot de 764 aanwezige vaders : « U ziet, eerwaarde broeders, met welk een razernij de oude vijand van het menselijk geslacht het Huis van God, de woonplaats van zijn heiligheid, heeft aangevallen en nog aanvalt. Onder zijn bevel rukt het verbond van de goddelozen steeds verder op. Sterk door zijn eenheid, machtig in middelen, gesteund in zijn plannen en bedrieglijk gemaskeerd als vrijheid, houdt het niet op een felle en misdadige oorlog te voeren tegen de H. Kerk van Christus. »

Het Concilie begon met de bevestiging van het “ permanente wonder ” van het voortbestaan zelf van de Kerk, in de dogmatische constitutie Dei Filius : « Opdat wij de plicht zouden vervullen het ware geloof te omhelzen en daarin voortdurend te volharden, heeft God door zijn eniggeboren Zoon de Kerk ingesteld en haar voorzien van duidelijke tekenen van haar goddelijke stichting, opdat zij zou worden erkend als de hoedster en lerares van het geopenbaarde Woord. Alleen aan de katholieke Kerk behoren alle tekenen toe die zo talrijk zijn en zo bewonderenswaardig door God zijn aangebracht om de geloofwaardigheid van het christelijke geloof duidelijk te maken. Bovendien is de Kerk door haar bewonderenswaardige verspreiding, haar eminente heiligheid, haar onuitputtelijke vruchtbaarheid in goederen van allerlei aard, door haar katholieke eenheid en onoverwinnelijke stabiliteit, in zichzelf een groot en eeuwig motief van geloofwaardigheid en een onweerlegbaar getuigenis van haar goddelijke zending. Als gevolg daarvan is zij zelf een teken dat onder de naties is verheven : Signum levatum in nationes. »

Vervolgens waren er in de aula stormachtige discussies over de pauselijke onfeilbaarheid, die een onmisbare voorwaarde is voor het voortbestaan van dit “ wonder ”. De liberaal-katholieken waren fel gekant tegen het definiëren van die onfeilbaarheid. Een beslissende tussenkomst was die van de scherpzinnige Mgr. Freppel, die door Pius IX kort tevoren op de zetel van Angers was benoemd. De paus is onfeilbaar, zo legde hij uit, in de uitoefening van zijn plechtig leergezag, omdat het zijn opdracht is zijn broeders in het geloof te bevestigen, maar het domein van deze onfeilbaarheid is strikt afgebakend. Hij oefent zijn onderricht ex cathedra uit onder welbepaalde, nauwkeurige voorwaarden in overeenstemming met de geloofsschat en met de gehele traditie van de Kerk.

Tenslotte werd het schema over de pauselijke onfeilbaarheid op 13 juli 1870 met een overweldigende meerderheid aangenomen en op 18 juli afgekondigd. De volgende dag werd het concilie afgesloten wegens de Frans-Duitse oorlogsverklaring. Niettemin was het belangrijkste bereikt. De tegenstanders werden gedwongen het nieuwe dogma te aanvaarden ; de hardnekkigste dwarsliggers werden geëxcommuniceerd.

Pius IX bleef onwrikbaar trouw aan de getrokken lijn, ondanks alle beproevingen die hem en de Kerk overvielen, te beginnen met de inname van Rome door de Garibaldisten twee maanden later. Als “ de gevangene van het Vaticaan ” streed hij voortdurend tegen de onderdrukkende wereldlijke machten en gaf hij tegelijkertijd een gigantische impuls aan de religieuze werken en de missies, zonder ooit toegevingen te doen aan de principes. « Pius IX is niet belast », zo merkte de katholieke schrijver Louis Veuillot op, « met het bewerkstelligen van de triomf van de miskende waarheid ; hij is belast met het belijden van deze waarheid tot de dood. Want het is langs deze weg dat zij, op het door God vastgestelde tijdstip, levend uit het graf van haar martelaren te voorschijn zal komen. »

broeder Thomas van OLV van Altijddurende Bijstand
Hij is verrezen ! nr. 121, januari-februari 2023

 

* * *

Voor Pius IX was het liberaal-katholicisme de eerste verantwoordelijke voor de tegenspoed van de Kerk en de bewerker van haar ondergang. Hij stierf in een geur van heiligheid op 7 februari 1878, beweend door alle rechtgeaarde katholieken over de hele wereld. Zijn opvolger, Leo XIII, was echter een liberaal-katholiek die gedurende een pontificaat van vijfentwintig jaar (1878-1903) zijn “ grote plan ” ten uitvoer bracht : de universele verzoening van de Kerk met de politieke regimes van die tijd. « In naam van de paus werden de ideologie van 1789 en de democratische hersenschimmen overal opgelegd als een nieuw soort godsdienst » (abbé de Nantes).

De H. Pius X (1903-1914) probeerde het tij te keren en knoopte terug aan met de strijd van de Z. Pius IX tegen de Revolutie. Maar na hem kwamen de geestgenoten van Leo XIII opnieuw aan de macht en werd de Citadel tegen de revolutionaire krachten langzaam maar zeker gesloopt. De liberaal-katholieken triomfeerden tenslotte met het Tweede Vaticaans Concilie, dat de Kerk zo goed “ openstelde ” voor de wereld dat zij er vandaag de vazal van geworden is...