DE GESCHIEDENIS VAN DE KERK
10. De Kerk, wonder
van liefdadigheid en missievuur
19de eeuw
DOOR zijn bloedige oorlogen, zijn code civil en het principe om zijn leger samen te stellen uit verschillende nationaliteiten had Napoleon Bonaparte Europa volkomen overhoop gehaald en overal het virus van de Revolutie verspreid. Na de wijze verdragen van 1815 en de terugkeer van koning Lodewijk XVIII vindt Frankrijk met de Restauratie terug vrede en voorspoed. Maar de rust blijft niet duren. Vanaf 1830 ontvlamt Europa opnieuw: revoluties in België en Portugal en de val van de wettige monarchie in Frankrijk.
In 1848 wordt de revolutionaire brand alweer aangestoken en kan Cavour Italië eenmaken ten voordele van de carbonari (vrijmetselaars) en ten nadele van de Pauselijke Staten. Bismarck maakt Pruisen één “te vuur en te zwaard”, verplettert Oostenrijk in Sadowa en Frankrijk in Sedan. Met zijn Kulturkampf vervolgt hij de katholieke Rijnlandse staten.
Met de steun van de nieuwe grootmachten overrompelen de antichristelijke ideeën heel Europa. Het pantheïstisch idealisme van Fichte en Hegel dient als opstapje voor het pangermanisme ; het ondergaat tenslotte zijn laatste metamorfose in het materialistisch messianisme van Marx dat de godsdienst aanklaagt als “opium voor het volk”. Renan en Strauss denken dat ze door hun rationalistische kritiek de geloofwaardigheid van het Evangelie kunnen ondergraven. Darwin wil van de evolutietheorie een beslissend wapen maken tegen de Schepper. In Frankrijk worden de geest van Voltaire en de ideologie van de vooruitgang de godsdienst van de staatsscholen. Het positivisme en het sciëntisme, allebei uitvloeisels van het kantisme, houden hele generaties intellectuelen af van de metafysische en godsdienstige waarheden, terwijl de Romantiek de harten in verwarring brengt en een excuus lijkt voor losbandigheid.
DE KERK VAN DE CONTRAREVOLUTIE
Aan deze satanische en veelvormige revolutie biedt de Kerk op bewonderenswaardige wijze weerstand in de grote massa's van haar gewone kinderen en in haar elites. Zij zijn immers allemaal stevig doordrenkt van het katholiek geloof en van het monarchistisch legitimisme, en ze zijn geheiligd door strenge zeden en bewonderenswaardige deugden. Het is aan hen dat de Kerk haar schitterende renaissance te danken heeft, maar ook aan haar pausen en vooral aan de heiligste van allemaal: Pius IX.
Gregorius XVI, een paus die erg bekommerd is om de sociale problematiek en de missies, mengt zich vastberaden in de strijd om de ware leer. In Frankrijk staat Lamennais op, een priester ondanks zichzelf, zonder enig mystiek leven of liefde voor de zielen, die zich de allures aanmeet van een profeet en de komst van een nieuwe, democratische en messiaanse samenleving aankondigt. Hij bejubelt God en de Vrijheid en predikt de revolutie. In zijn twee encyclieken Mirari vos en Singulari nos (1834) klaagt Gregorius XVI de gevaarlijke utopie van deze visionair aan, die uiteindelijk zal wegdeemsteren in de apostasie. Zijn broer Jean-Marie de Lamennais daarentegen is een heilige.
Pius IX, die Gregorius XVI opvolgt, weet aan vroomheid een ongewone goedheid en openheid van geest te paren. Hij staat welwillend tegenover de moderne vooruitgang en schrikt er daarom niet voor terug aan zijn Staten een liberale grondwet toe te staan. Maar al snel ziet hij zijn vergissing in. De revoluties van 1848, de moord op zijn minister Rossi waarvan hij ooggetuige is en zijn verplichte ballingschap naar Gaëta openen hem voorgoed de ogen.
In de lijn van Gregorius XVI veroordeelt hij het katholieke liberalisme van de leerlingen van Lamennais, die in naam van de slogan van Montalembert op het Congres van Mechelen (1863) – Een vrije Kerk in een vrije staat – strijden voor een onbegrensde vrijheid. Deze vrijheid kan soms nuttig zijn (de vrijheid van onderwijs), soms dwaas (de vrijheid van meningsuiting), maar ze wordt altijd verdedigd op grond van verkeerde beginselen. Gesteund door de paus bevestigt Mgr. Pie, bisschop van Poitiers, die op dat ogenblik samen met Louis Veuillot de meest briljante vertegenwoordiger van de legitimistische en ultramontaanse beweging is, het tegenovergestelde: het soevereine recht van Christus om te heersen over elk individueel, sociaal en politiek leven. In 1864 publiceert Pius IX de Syllabus, de cataloog van alle moderne dwalingen. Eén zin vat alles samen: “Het is een verwerpelijke gedachte dat de Kerk zich kan en moet verzoenen met de moderne wereld.”
Na de definitie van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis in 1854 markeert het Eerste Vaticaans Concilie, dat de innerlijke overeenkomst tussen rede en geloof en de onfeilbaarheid van de paus afkondigt, het hoogtepunt van zijn pontificaat. Wanneer de Piëmontese troepen zijn Staten en Rome zelf overrompelen en het Concilie onderbreken, neemt de verering van de katholieken voor de verheven gevangene van het Vaticaan nog toe. Bij zijn dood in 1878 laat hij een sterke Kerk in volle expansie achter: hij slaagde erin de Curie te moderniseren, de Romeinse liturgie en de gregoriaanse zang geleidelijk overal op te leggen en ontelbare nieuwe bisdommen op te richten. Vanaf 1850 had hij ook de hiërarchie in Engeland weer hersteld, waar de beweging van Oxford rond Henry Newman vele anglicanen terug naar de schaapsstal bracht.
Leo XIII zet, op het vlak van de leer, het werk van Pius IX voort: hij veroordeelt de vrijmetselarij, moedigt de thomistische heropleving aan, herbevestigt de nietigheid van de anglicaanse wijdingen en klaagt in zijn encycliek Rerum novarum de kwalijke gevolgen van het economisch liberalisme aan.
In deze periode ook sticht Maurice Maignin de arbeiderskringen, werken La Tour du Pin en de Unie van Freiburg de corporatistische doctrine uit en stellen Albert de Mun en Mgr. Freppel tevergeefs aan de Kamer de eerste sociale wetten voor.
Maar wanneer Leo XIII in botsing komt met de nieuwe machten die uit de Revolutie voortspruiten, wil hij met hen een gemeenschappelijke noemer zoeken. Met de encycliek Rerum Novarum opent hij de deur voor de christendemocratie en de klassenstrijd. En in een andere encycliek beveelt hij aan de katholieken van Frankrijk, die voor het merendeel legitimisten zijn, om zich te verzoenen met de door en door seculiere, maçonnieke en antiklerikale Republiek. De gevolgen van dit “ ralliement ” zijn dan ook rampzalig: de eenheid onder de katholieken wordt verbroken, het werk van de sociale katholieken verwoest en de democratische priesters menen in naam van de onfeilbare paus hun subversieve ideeën in de Kerk te mogen opleggen.
HEILIGHEID,
WERKEN VAN LIEFDADIGHEID EN MISSIEAPOSTOLAAT
De onzekerheid van de laatste jaren van het pontificaat van Leo XIII mag ons niet doen vergeten dat de 19de eeuw voor de Kerk een onvergelijkelijke eeuw was, waarin een buitengewoon rijk boeket van heiligen open bloeide. We vinden ze overal:
In de karmels, die door Moeder Camille de Soyecourt worden heringevoerd in Frankrijk en waarin op het einde van de eeuw de grootste heilige van de moderne tijd leeft, de H. Teresia van het Kindje Jezus, lerares van de kleine weg van de geestelijke kindsheid en heldhaftig missionaris alvorens te sterven van liefde in 1897.
In de werken van liefdadigheid, met de conferenties van Sint-Vincentius a Paulo, de gelukzalige Jeanne Jugan en haar Zusterkens der Armen, Pater Chevrier, stichter van het Prado, Sint-Jozef Cottolengo in Turijn.
In de werken van de opvoeding van de jeugd, met Don Bosco en zijn salesianen, de Dames van het Heilig Hart van de H. Sofie Barat en de Zusters van de christelijke scholen van de H. Maria-Magdalena Postel. In Frankrijk worden er, dank zij het elan door de Restauratie gegeven, meer dan 400 vrouwelijke congregaties gesticht en aan het einde van de eeuw telt men 30.000 mannelijke religieuzen en 128.000 kloosterzusters.
Na de vervolgingenvormt zich in de parochies opnieuw een clerus, talrijker, ijveriger en armer dan daarvoor. De H. Pastoor van Ars, die hele dagen lang aan zijn biechtstoel gekluisterd zit waar massa's mensen naar toe stromen, die 's nachts getergd wordt door de duivel en die zichzelf onvoorstelbare verstervingen oplegt, wordt het voorbeeld van alle pastoors ter wereld.
De missies, die door de lijdensweg van de voorbije jaren bijna vernietigd waren, hervatten hun taak. Vanuit Frankrijk vertrekken de grootste contingenten missionarissen. De Z. Mgr. de Mazenod sticht de oblaten van de Onbevlekte Maagd Maria, die de Eskimo's in het hoge Noorden gaan bekeren. De priesters van de Buitenlandse Missies van Parijs besproeien met hun bloed de bloeiende christenheid in Indochina. De lazaristen installeren zich in China, de picpussen en de maristen veroveren de eilanden in de Stille Oceaan, terwijl de Paters van de Heilige Geest en de Witte paters zich in onze Afrikaanse kolonies inplanten. Ontelbare martelaren geven hun leven: de H. Pierre Chanel, de H. Gabriël Perboyre en de H. Théophane Venard.
De 19de eeuw, waarvan gezegd wordt dat ze streng is en jansenistisch, wordt integendeel helemaal bezield door intense en tedere godsvrucht. Frankrijk ontvangt het grote voorrecht van de Verschijningen van Onze-Lieve-Vrouw: in de Rue du Bac, in La Salette, in Lourdes en Pontmain. Na de zaligverklaring van de Maria-Margareta Alacoque in 1864 kent de godsvrucht tot het Heilig Hart een heropbloei, die in 1870 uitmondt in de nationale gelofte om op de heuvel van Montmartre in Parijs een grote basiliek te bouwen. En in 1898 volgt de toewijding van de wereld door paus Leo XIII. De 19de eeuw was een bewonderenswaardige, onvergelijkelijke eeuw!