DE GESCHIEDENIS VAN DE KERK

3. Een christelijk maar broos wereldrijk 
4de t/m 6de eeuw

DE BEKERING VAN DE ROMEINSE WERELD

ConstantjinOP de vooravond van de slag aan de Milviusbrug om het bezit van Rome, zag Constantijn aan de hemel een kruis verschijnen, omringd door de woorden: IN HOC SIGNO VINCES. Hij liet het monogram van Christus en een kruis op zijn standaard, het labarum, schilderen en overwon Maxentius. Van dan af stond Constantijn de christelijke godsdienst toe en overstelpte hij haar met eerbetuigingen en giften. De Kerk trad uit de schaduw en kon zich op heerlijke wijze ontwikkelen. In Rome maar ook in Jeruzalem, waar de moeder van de keizer, Sint-Helena, het echte kruis ontdekt, en in Constantinopel, het nieuwe Rome aan de Bosporus, worden schitterende basilieken opgericht waarin de hiërarchie van de Kerk een luisterrijke liturgie viert.

Schitterende basiliek van ConstantinopelIn de buurt van die basilieken bevinden zich godshuizen en hospitalen die de zieken en de armen opvangen. Langzamerhand nemen de christelijke instellingen en zeden de plaats in van de afgodendienst. De heidenen zijn verwonderd over de blije bekeringsijver van de christenen en over hun groot gevoel voor broederlijke liefde. Het heidendom stort volledig in elkaar na een laatste poging van Julianus de Afvallige om het te herstellen. Misschien is zijn uitspraak “ Je hebt gewonnen, Galileër! ” niet historisch, maar ze geeft toch de harde waarheid weer. Theodosius de Grote verbiedt de afgodendienst in heel het rijk en verheft het christendom, dat in het begin van de eeuw nog een verboden godsdienst was, in 394 tot staatsgodsdienst.

DE GROTE KETTERIJEN

De grote toestroom van bekeerlingen, de intense nieuwsgierigheid van de geloofsleerlingen voor de christelijke mysteries, het bruisende intellectuele onderzoek en de sprankelende prediking lokken zowel schisma’s uit, die te wijten zijn aan de rivaliteit tussen personen (zoals het donatisme), als ketterijen, felle leerstellige twisten waarvan het arianisme de voornaamste is. De bisschoppen kiezen tegengestelde partijen. Al te dikwijls mengt de keizer zich in de theologische debatten en maakt hij zo misbruik van zijn eeuwenoude gezag van Pontifex Maximus.

Dat alles brengt nieuwe vervolgingen teweeg, waarin rechtgelovige bisschoppen en gelovigen, tussen beide partijen heen en weer geslingerd, veel te lijden hebben. Het is een wonder dat het katholieke geloof het altijd heeft gehaald in deoecumenische concilies, waarop de bisschoppen, zich bewust van hun onfeilbaarheid in gemeenschap met de bisschop van Rome – van wie het opperste gezag algemeen erkend is – de dogma’s vastleggen, het Credo opstellen en de rebellen excommuniceren.

Het donatisme geeft aan de Kerk de gelegenheid haar discipline in verband met de sacramenten vast te leggen: de volgens de regels toegediende sacramenten zijn geldig ook als de bedienaars onwaardig zijn.

Het arianisme en het nestorianisme lokken de grote dogmatische definities uit over de mysteries van de heilige Drie-eenheid en de Menswording.

Het pelagianisme brengt de verduidelijking teweeg van de leer van de predestinatie en van de genade, die van Sint-Paulus komt en gepredikt wordt door Sint-Augustinus en die tegenover een overdreven humanisme staat.

BISSCHOPPEN, KERKLERAREN EN MONNIKEN

Temidden van deze onmetelijke moeilijkheden werd de Kerk door Gods genade vereerd met een erg groot aantal uitzonderlijke bisschoppen en heilige Romeinse pausen: paus Damasus, paus Leo en de grootste van allemaal, de H. Gregorius. Zij waren allemaal opmerkelijk: door hun geloof en hun onwrikbare gehechtheid aan de Traditie en aan de Schriften, zoals Sint-Athanasius en Sint-Hilarius; door hun filosofisch genie, dikwijls geput uit de scholen van Athene en Alexandrië, zoals de Cappadocische Vaders; door hun moed om de ariaanse keizers, die de gelovigen vervolgden of valselijk van misdaden beschuldigden, het hoofd te bieden, zoals Sint-Basilius en Sint-Ambrosius; door hun herderlijke toewijding en hun prachtige prediking zoals Sint-Jan Chrysostomos.

De 4de eeuw is de gouden eeuw van de patristiek, waarin de schat van de christelijke literatuur wordt samengesteld. Onder de Kerkvaders schittert Sint-Augustinus, de grote leraar van de Latijnse Kerk, met een onvergelijkelijke glans. Hoewel hij een Numidiër was, gold hij als Romeinser dan de Romeinen van Rome. Hij was begiftigd met een gouden hart en een vurig woord, voerde meesterlijke polemieken en kende verheven mystieke vluchten. Toch was hij ook de machteloze getuige van de ineenstorting van het imperium. Nagenoeg als enige bewaarde hij niettemin de hoop door, voor de toekomst, de plannen van de Stad Gods te schetsen.

LigugéDeze eeuw is ook de eeuw van de heldhaftige heiligen die beantwoorden aan de roep van het evangelie en een gemakkelijke vrede en de compromissen van een nog heidense maatschappij ontvluchten; ze dringen tot diep in de woestijn door om de duivels in hun laatste schuilplaats te bestrijden. Sommigen onder hen zijn anachoreten, zoals Sint-Antonius, de eerste kluizenaar, de anderen cenobieten, die in gemeenschap leven volgens een kloosterregel: in het Oosten die van Sint-Pachomius en van Sint-Basilius en bij de Latijnen die van Sint-Augustinus en van Sint- Benedictus, de patriarch van de monniken van het Westen.

In zijn eigen leven alleen al illustreert “onze” Sint-Martinus heel de heiligheid van zijn tijd: bekeerd uit het heidendom, monnik te Ligugé, tot bisschop uitgeroepen door het volk van Tours, onvermoeibaar bekeerder van het nog heidense platteland. Hij breekt tempels af, vernietigt afgodenbeelden, hakt heilige bomen om, verdrijft duivels en wekt doden tot leven. Overal sticht hij kerken die nu nog het middelpunt zijn van zovele van onze parochies die zijn naam dragen.

DE BEKERING VAN DE BARBAREN

ClovisTerwijl het Rijk zichzelf vernietigt en ineenstort blijven de keizerlijke diocesen, die de kerkelijke bisdommen zijn geworden met aan hun hoofd de bisschop, bestaan. Zij versterken en organiseren zich. Daar liggen onze diepste wortels, onze echte voorouders zijn de Gallo-Romeinen. Sinds lang stroomden de barbaren langzaamaan over de Europese vlaktes die nog maar weinig bevolkt waren. Het samenleven was moeilijk. Maar wanneer de Hunnen de Wolga oversteken gooit een schokgolf de Germanen, meestendeels arianen en verwoede vijanden van het katholieke geloof, tot over de Donau en de Rijn in alle richtingen van het uiteengespatte rijk.

Temidden van deze Gothen, Boergonden, Vandalen, Herulen, Lombarden e.a. staken de Franken, die nog heidens gebleven waren, af door hun bereidheid tot romanisering en hun openheid voor het katholiek geloof. Hun leider, Chlodovech of Clovis, was getrouwd met de katholieke Clothildis. Toen hij in de slag bij Tolbiac (in de buurt van Keulen) reeds overwonnen was door de Alemannen, aanriep hij de God van Clothildis en zijn nederlaag sloeg om in een overwinning. Nadat Sint-Vaast hem in het katholiek geloof had onderricht, werd hij nog in datzelfde jaar in Reims gedoopt door Sint-Remigius samen met 3000 van zijn soldaten: “ Buig het hoofd, fiere Sicamber. Aanbid wat je hebt verbrand, verbrand wat je hebt aanbeden! ” Van toen af was Clovis in de ogen van het katholieke Gallië een nieuwe Constantijn, haar bevrijder van de onderdrukking door de arianen. Zo werd het eerste katholieke koninkrijk van Europa geboren.

Kaart van Europa

Honderd jaar later zullen andere volkeren dat voorbeeld volgen: de Sueven in Galicië, de Wisigothen in Spanje, de Angelen en de Saksen, de Lombarden en nog later de overige Germanen. Frankrijk is dus, zoals de H. Pius X het zei, “ de oudste dochter van de Kerk, de stam Juda van het Nieuwe Verbond. ” Bij de dood van de H. Gregorius de Grote in 604 heeft het christelijke Europa reeds zijn definitieve gedaante gekregen: aan de basis de bisdommen en de kloosters, daarboven de nationale monarchieën en aan de top het pausdom.

EN BIJ ONS… SINT-SERVAAS

Sint-ServaasHET Romeinse rijk was in de vierde eeuw dus over zijn hoogtepunt heen. Door de vele problemen rond de macht en de keizerstroon was het enorm verzwakt. De legerbenden van keizers en tegenkeizers trokken vechtend en plunderend door het land. De legioenen die de grenzen van het Romeinse Rijk bewaakten, werden telkens in de strijd betrokken. Hierdoor raakten de grensgarnizoenen onderbemand en werd de kans op invallen door de Germaanse volkeren zeer groot. De barbaren ondernamen rooftochten in Romeins gebied en dwongen zelfs het recht af om zich er blijvend te vestigen. In deze woelige periode van verzwakkende Romeinse macht en stijgende Germaanse druk was Sint-Servaas bisschop van Tongeren en Maastricht. Hij wordt beschouwd als de oudst bekende bisschop in de Nederlanden en als één van de belangrijkste geloofspredikers in Nederlands en Belgisch Limburg. Hij was afkomstig uit het oostelijke deel van het toenmalige Romeinse rijk (Armenië?). Over het werk van Servaas is weinig geweten. Hij stichtte te Tongeren, dat in die tijd één van de belangrijkste Romeinse nederzettingen in Gallië was, een heiligdom ter ere van Maria en predikte in de Romeinse vestigingen rond de stad. Later werd hij bisschop van Maastricht. Vast staat dat hij deelnam aan enkele concilies die het arianisme bestreden. Servaas overleed vermoedelijk in 384. Omstreeks 560 werd boven zijn graf in Maastricht de Sint-Servaaskerk gebouwd door bisschop Monulphus.

In de loop der eeuwen ontstonden er bij de gelovigen een aantal legenden rond Sint- Servaas, die gebaseerd waren op de “Historia Francorum” van Gregorius van Tours. Ze werden opgenomen in de “Gesta Sancti Servatii”, een beschrijving van het leven van de heilige die kort na 1126 verscheen. Hendrik van Veldeke, de oudst bekende Nederlandstalige dichter, bewerkte het tot de bekende “Sint-Servaeslegende”. Volgens één van deze oude legenden was Servaas een bloedverwant van Jezus, namelijk de achterkleinzoon van Ismeria, de zus van Maria’s moeder, de heilige Anna. Een andere legende verhaalt dat Servaas in zijn geboortestreek Armenië een wonderbaarlijk bericht ontving waarin hij de opdracht kreeg om na een kort verblijf aan het graf van Christus naar Tongeren te reizen en daar bisschop te worden. Op een van de bisschopsreizen naar Rome verscheen Sint-Pieter in een visioen aan Servaas. Petrus gaf hem een zilveren sleutel en waarschuwde hem dat hij zijn bisschopszetel vanuit het ongelovige en ten ondergang gedoemde Tongeren naar Maastricht moest verplaatsen. Eenmaal teruggekeerd uit Rome nam Servaas de belangrijkste relieken mee en vestigde hij zich in Maastricht, waar hij op 13 mei aan een koortsaanval overleed.

Sint-Servaas is samen met de HH. Mamertus, Pancratius en Bonifatius bekend als één van de ijsheiligen. Deze heiligen, die van 11 tot 14 mei worden herdacht, zijn de beschermheiligen van het zaaigoed en tegen de nachtvorst geworden. In deze functie is Servaas doorheen grote delen van Europa gekend, tot zelfs in Tsjechië toe. In alle talen duikt hij in spreekwoorden en weerspreuken op waarin gewaarschuwd wordt tegen de late vrieskou.