DE GESCHIEDENIS VAN DE KERK
4. Van Romeins rijk naar christenheid
7de – 9de eeuw
DE 7de eeuw begint met het pontificaat van de H. Gregorius de Grote (590-604), een voorafbeelding van de geschiedenis van de Kerk tot aan het begin van de 12de eeuw en in het bijzonder van de groei van de pauselijke macht.
HET OOSTEN SLUIT ZICH, HET WESTEN GAAT OPEN
De H. Gregorius de Grote legt zich toe op de bekering van de arianen in Europa en op de evangelisatie van Engeland en verlegt aldus het actieveld van de Kerk van het Oosten naar het Westen. Deze verplaatsing wordt vervolgens versneld door drie oorzaken:
- De inval van de Arabieren, die in 718 gestuit wordt voor de muren van Constantinopel en in 732 door Karel Martel te Poitiers, berooft de christenheid van heel het zuidelijk Middellandse-Zeegebied, van Klein-Azië tot Spanje.
Karel Martel helpt de pausen ook in de strijd tegen andere barbaren. Zijn zoon, Pepijn de Korte, krijgt van de H. Paus Zacharias de erkenning van zijn recht op de troon van de Franken en strijdt tegen de Lombarden om Rome te verdedigen. Hij schenkt het veroverde land aan de paus. Zo begunstigt hij de oprichting van de Pauselijke Staten (756).
Daarna komt Karel de Grote ook met succes tussenbeide. Hij maakt zich meester van de titel van koning van de Lombarden en van de ijzeren kroon. Hij bevestigt de zogeheten schenking van Constantijn,waarbij de Paus inzake wereldlijk gezag boven de anderen bisschoppen staat, en hij beschermt Rome. Door veel succesvolle expedities verovert hij een rijk dat even groot is als het Romeinse Rijk vroeger. Hij organiseert het en kerstent het, ook al gebeurt dat soms met enig geweld (zoals de bekering van de Saksen). Hij is een zeer glorierijke, bekwame koning en heeft de naam een tot dan toe bij de Franken ongeëvenaarde wijsheid te bezitten. Daarom besluit de H. Paus Leo III om het keizerlijk gezag in ere te herstellen; de kroning van Karel de Grote heeft met veel luister plaats te Rome in de kerstnacht van het jaar 800.
- Het Oosten put zich uit in bloedige godsdienstoorlogen. De ketterij van het monothelisme (Jezus Christus zou maar één enkele wil hebben; in feite een nieuwe versie van het monofysisme) is de aanleiding tot eindeloze geschillen en opstanden. De kordate houding van de H. Paus Martinus I tegenover deze dwaling levert hem in 655 de marteldood op. Nog heviger tegenstand kent de Kerk van Rome en nog nijdiger vijandigheid krijgen de Latijnen te verduren tijdens de lange periode van het iconoclasme (726 tot 842). Het iconoclasme, een persoonlijke ketterij van keizer Leo de Isauriër onder invloed van het contact met de Joden en met de nieuwe mohammedaanse godsdienst, verwerpt de cultus van heiligenbeelden en relikwieën – een cultus die heldhaftig wordt verdedigd door de H. Joannes Damascenus en de monniken van het Oosten.
Zo bestaat er tussen Rome en Constantinopel een grote religieuze verdeeldheid. Maar de ontevredenheid kent in het Oosten haar hoogtepunt wanneer de paus zich tot de “barbaren” wendt, het westers keizerrijk terug opricht en zich onttrekt aan het protectoraat van Constantinopel door zelf een wereldlijk heerser te worden. Constantinopel, het nieuwe Rome, heeft nooit het primaatschap van de Heilige Stoel aanvaard en probeert daarom door kwaadaardig gestook Rome te excommuniceren en definitief haar plaats in te nemen. Een eerste maal, met Photius, mislukt de rebellie; hij wordt in 869 veroordeeld en uit het patriarchaat gezet. Maar twee eeuwen later loopt de opstandigheid uit op een definitieve breuk wanneer een andere patriarch van Constantinopel, Michaël Cerularius, in zijn hang naar de hoogste macht Rome in beschuldiging stelt. Hij wordt aangemaand om zich te onderwerpen, weigert en wordt in 1054 geëxcommuniceerd door de legaat van de H. Paus Leo IX, Humbert van Moyenmoutier. Daarop breekt de patriarch met de Ene Heilige Kerk, en sleept in zijn kielzog de oosterse bisschoppen mee.
Zo onttrekt het Griekse schisma, een gevolg van de Byzantijnse hoogmoed, jammer genoeg heel de oosterse Kerk aan het goddelijk gezag van Rome, met uitzondering van enkele gemeenschappen.
- De Kerk zet met succes de evangelisatie van Centraal- en Noord-Europa voort, een werk dat wordt gerealiseerd door grote missionarissen zoals Sint-Bonifatius en de HH. Cyrillus en Methodius en dat voltooid is rond het jaar 1000.
DE VOORUITGANG VAN HET CHRISTELIJK LEVEN
Na de verschrikkelijke 9de en 10de eeuw worden vanaf de H. Paus Leo IX (1049-1054) de gedachten en de wil van de pausen onafgebroken beheerst door de hervorming van de Kerk. Die zal krachtig ondersteund worden door de uitstraling van talrijke kloosterstichtingen, bijvoorbeeld de abdij van Cluny (910) die in de 11de eeuw aan het hoofd van een orde van tweeduizend kloosters een aanzienlijke invloed verwerft in het godsdienstige, intellectuele en politieke leven van het Westen. Terwijl invloedrijke leraren de barbaren onderrichten, beperken moedige bisschoppen de wandaden van de feodale rivaliteiten door de Godsvrede op te leggen. En wanneer, nadat Palestina in de handen van de fanatieke Turken is gevallen die de christenen vervolgen, paus Urbanus II in 1095 oproept tot de kruistochten, zetten de christelijke massa's zich in beweging om het graf van Christus op de ongelovigen te heroveren en zo de heropening van de bedevaartplaatsen in het Heilig Land toe te laten.
Jeruzalem wordt heroverd in 1099 en wordt de hoofdstad van een Latijns koninkrijk in het Oosten, toevertrouwd aan Frankische prinsen waarvan de eerste Godfried van Bouillon was.
In 1150, na de tweede kruistocht, brengt Diederik van de Elzas, graaf van Vlaanderen, de relikwie van het Heilig Bloed, die hij wegens zijn grote heldhaftigheid tijdens deze kruistocht gekregen had van de koning van Jeruzalem, mee naar Brugge. Elk jaar vereren nog tienduizenden gelovigen deze kostbare relikwie en gaat de wereldberoemde Heilig-Bloedprocessie uit.