DE GESCHIEDENIS VAN DE KERK
9. De katholieke orde omvergegooid door het
goddeloze liberalisme
18de eeuw
IN deze eeuw wordt de Kerk het mikpunt van een algemene aanval. Alles wordt in vraag gesteld in naam van de rede en van de vrijheid: de Openbaring van God, de dogma’s en de wetten van de Kerk, de politieke en sociale instellingen van de Christenheid. De eeuw eindigt in de eindeloze chaos en ineenstorting van de Franse Revolutie.
DE AANVAL: DE VRIJMETSELARIJ EN DE FILOSOFEN
Het gaat hier werkelijk om een vooraf beraamd manoeuvre. Het eerste werktuig is de vrijmetselarij, gesticht in Londen in 1717 door dominee Désaguliers, een geëmigreerde Franse protestant, en door de Engelsman Anderson. Hun welomschreven plan: het katholieke Europa vernietigen door het afhankelijk te maken van een occulte macht met protestantse, anti-dogmatische, humanistische inspiratie.
Vanaf 1725 sluipt de vrijmetselarij Frankrijk binnen en al vlug rijzen rondom invloedrijke personen de loges als paddenstoelen uit de grond. Zij vinden een gunstige voedingsbodem in de hogere kringen waar, sinds het Regentschap na de dood van de Zonnekoning, de zgn. roués (de libertijnen van de voorgaande eeuw) elkaar ontmoeten. Hun arrogantie en goddeloosheid worden niet meer ingetoomd door de vrees voor een of andere macht. De vrijmetselarij durft zich in 1773 op te werpen als het Grootoosten van Frankrijk en haar grootmeester is de hertog van Orléans!
De machine is ineengestoken, de ideologie is klaar. Het Engels protestantisme verwekt een religieuze en politieke ideologie die heel de vroegere katholieke orde vernietigt: de theorie van het sociaal contract van Locke, de vrijdenkerij van Collins en het filosofisch subjectivisme van Hume. Ondertussen is de anglicaanse godsdienst alleen nog maar een uitwendige conventie en wordt in het Duitse rijk de Bijbel bekritiseerd door de rede van Wolf en Lessing.
De Fransefilosofen, die de publieke opinie in hun macht gekregen hebben, staan in bewondering voor het Engels liberalisme en hebben enkel nog misprijzen en afkeer voor hun eigen Franse en katholieke traditie. Zij leren bij vreemde meesters hun lessen om ze vervolgens uit te storten over Frankrijk en over de rest van Europa, dat alleen maar na-aapt wat er in Parijs gebeurt. We noemen hier Montesquieu, Voltaire (de vriend van Frederik II van Pruisen), Rousseau, d’Alembert en Diderot (de vriend van Catharina de Grote van Rusland). Deze filosofen vormen een sekte. Ook al zijn ze onderling verdeeld, toch zijn ze zich perfect bewust van hun samenzwering. Naar het ordewoord van Voltaire gaat het erom d’écraser l’Infâme, “de Verachtelijke te verpletteren”, namelijk Jezus Christus en zijn Kerk.
De aanval verschuilt zich achter het voorwendsel van de strijd voor de verdraagzaamheid: men stelt de rechtvaardigheid, de rede, de wetenschap en de Verlichting tegenover het “obscurantisme” en het “fanatisme” van de Kerk en de monarchie. De Mens is vrij en de rede is zijn enige regel: daarom moet hij de christelijke Openbaring afwijzen. De Mens is soeverein: zijn rechten sluiten het door God gegeven recht – dat van Kerk en Koning dus – volledig uit.
Of ze nu deïsten zijn of atheïsten, de filosofen zijn allemaal fel antikatholiek. Hun oorlogsmachine is de Encyclopedie, hun wapen de spot of, voor Rousseau, de gevoelens van het hart en de onfeilbare stem van het geweten.
De katholieke staten worden geïnfiltreerd en laten zich verrassen. Zij maken zich los van de Kerk en wenden voor haar te onderwerpen, naar het voorbeeld van de verlichte despoten van Rusland en Pruisen. De ministers-filosofen – in Portugal de markies van Pombal, in Frankrijk de hertog van Choiseul, in Spanje de graaf van Aranda – voeren het werk van de vrijmetselarij uit en zetten de jacht in op de jezuïeten, die zij beschouwen als het pauselijk leger en hun gevaarlijkste vijanden. Van 1753 tot 1768 verjagen zij ze uit Portugal, Frankrijk, Spanje, de Pauselijke Staten... Ze beleven het toppunt van hun triomf wanneer paus Clemens XIV zelf de orde van de jezuïeten ontbindt in 1773!
Uit verlicht despotisme onderneemt Jozef II van Oostenrijk in 1781 in al zijn landen de hervorming van de Kerk, op basis van de rede en zonder zich te bekommeren om het kerkelijk gezag. Hij heft kloosters op, schaft de religieuze geloften af, brengt de liefdadigheidsinstellingen onder staatsgezag en geeft aan zijn clerus een nieuwe administratie, een vereenvoudigde liturgie en burgerlijke functies.
In 1786 roept zijn broer Leopold, groothertog van Toscane, in Pistoia een synode van hervorming van dezelfde aard bijeen, die op een vreemde manier heel de hervorming van Vaticanum II anticipeert. Op hetzelfde ogenblik stellen de bisschoppen van het Rijnland, in navolging van de stellingen van Febronius, door het gallicanisme geïnspireerde eisen tijdens het congres van Ems.
DE HEILIGE KERK BELEGERD EN GEMARTELD
Toch kent de Kerk in dezelfde periode een heropbloei van de vroomheid, vooral in Italië met haar grote mystiekers en apostelen zoals Sint-Leonardus van Ponte Maurizio, Sint-Paulus van het Kruis en zijn passionisten, Sint-Alfonsus van Liguori, stichter van de redemptoristen. Deze heiligen volgen de grote missies van de 17de eeuw na en doen de vurigheid van het volk weer opflakkeren door de prediking van het Kruis.
Frankrijk heeft niet meer zo’n keur aan heiligen zoals in de 17de eeuw; maar Sint-Benedictus Labre volgt zijn roeping, die in die tijd schandaal verwekt, en verkiest te leven in armoede, vernedering en de verering van Jezus in de H. Hostie; hij sterft in 1783 in Rome. Aan het hof van Versailles vinden we verschillende heiligen: de eerbiedwaardige Louise van Frankrijk, die in de karmel van Saint-Denis sterft in 1787; Madame Elisabeth, zus van Lodewijk XVI, die op heldhaftige wijze haar broer steunt in de beproeving en op het schavot onthoofd wordt; en een andere zus van Lodewijk XVI, Marie-Clotilde Adelaïde, koningin van Sardinië. De eredienst tot het Heilig Hart wordt erkend door de pausen. In 1765 wordt een feest ingesteld ter ere van het H. Hart: tegenover het jansenisme en de goddeloosheid wint deze godsvrucht, die wordt aangenomen door de koninklijke familie van Frankrijk, onmiddellijk heel Parijs en de rest van het land.
De pausen klagen de vrijmetselarij zeer krachtig aan vanaf 1738 en opnieuw in 1751. Lodewijk XV verbiedt de sekte in 1737 in Frankrijk. Moedige prelaten zoals Mgr. de Beaumont, aartsbisschop van Parijs, leiden de strijd tegen de filosofen en de jansenisten, daarbij gesteund door vele jezuïeten en publicisten zoals Fréron. Maar toch lijkt het er op dat een vreemde matheid, een laffe onbeslistheid de katholieke gezagsdragers en de katholieke opinie verlammen.
Het Frankrijk van 1789 telt 60.000 pastoors en onderpastoors, 31.000 paters en broeders en 37.000 zusters. De Kerk, die een staatsinstelling is, is nog steeds de voornaamste macht van het koninkrijk; gelukkig bezit zij grote rijkdommen om in al haar sociale verplichtingen en lasten van eredienst, naastenliefde en onderwijs te voorzien. Maar Voltaire heeft een deel van de hoge clerus verleid en Rousseau de lage clerus. Het gevolg is dat de godsvrucht verlauwt, dat de kloosterroepingen op een verontrustende wijze afnemen en dat het missievuur begint uit te doven. Toch plant, op het ogenblik van de storm van de Revolutie, Mgr. Pigneau de Behaine het Kruis in Tonkin!
DE REVOLUTIE
De derde stand die in 1789 in opstand komt, kondigt de Rechten van de Mens af, naar het voorbeeld van de vrijmetselaars die de Verenigde Staten van Amerika gesticht hebben, en draagt het gezag van goddelijk recht van de koningen over aan het volk dat nu soeverein wordt verklaard. De nieuwe macht veroordeelt Lodewijk XVI ter dood en stelt hem terecht op 21 januari 1793. Zij berooft de Kerk van haar privileges en haar bezittingen en denkt haar te onderwerpen aan haar wereldse en democratische macht door de Constitution civilevan de clerus. Tenslotte vernietigt ze de christelijke godsdienst om die te vervangen door de cultus van de godin Rede of die van het Opperwezen.
Paus Pius VI veroordeelt de Constitution civile. Slechts vier bisschoppen en een minderheid van priesters, veelal misleid of wat tè handig, zweren de constitutionele eed; het zijn de beëdigden. De niet-beëdigden gaan in ballingschap of zetten hun dienstwerk voort op gevaar van hun leven. Velen sterven als martelaars, b.v. in de tuin van de Parijse karmel tijdens de moordpartijen van september 1792, op de pontons van Rochefort, bij de verdrinkingen in Nantes of onder de guillotine. Het lot van vele maagden-martelaressen is erg aangrijpend: de karmelietessen van Compiègne en de ursulinen van Valenciennes worden opgesloten en geguillotineerd. De bevolking van de Vendée komt in opstand tegen de Republiek voor het geloof en de koning. Zij dragen als embleem het Heilig Hart van Jezus op de borst en in het vaandel. Op beestachtige wijze worden zij door de colonnes infernales gegrepen en afgeslacht, en hun land wordt in een woestenij omgezet.
Paus Pius VI sterft als slachtoffer van de Revolutie in gevangenschap in het Zuid-Franse Valence in 1798. Maar de ballingschap, de gevangenschap en de marteldood van de enen, de heilige oorlog van de anderen overtuigen Napoleon Bonaparte om de religieuze vrede te herstellen en een concordaat te sluiten met paus Pius VII (1801). Napoleon, verlicht despoot en lieveling van de Revolutie, consolideert er het satanisch werk van. Als hij onderhandelt met de Kerk, is het om haar te domineren en zich te verzekeren van haar diensten. Hij voegt aan het Concordaat de organieke artikelen toe, die een verkrachting van het recht betekenen en die getuigen van een verstaatsing en een gallicanisme die vreemd zijn aan de tradities van de koningen.
De Kerk is geruïneerd, hele streken zijn ontkerstend, maar doorheen de beproeving bloeit de heiligheid terug op. “De vruchten zullen de belofte van de bloemen overtreffen.”
EN BIJ ONS... DE BOERENKRIJG
In 1795 bezetten de Franse revolutionairen de Zuidelijke Nederlanden. Zij voerden net als in Frankrijk ook bij ons een antigodsdienstige politiek. De kerken werden gesloten, de niet-beëdigde priesters (die de door de paus veroordeelde eed van trouw aan de Franse revolutionaire grondwet niet wilden afleggen) werden vervolgd, een algemene dienstplicht ingevoerd en hoge belastingen opgelegd. Op 12 oktober 1798 kwam de Vlaamse en Brabantse boerenbevolking (de Brigands) na een incident in Overmere in opstand tegen de Franse bezetter (Sansculotten) met als leuze “ Voor outer en heerd ”. Bij de gedwongen rekrutering waren dienstweigeraars ondergedoken die zich nu verenigden in kleine legereenheden. Sommige groepen trokken naar de kust, hopend op hulp van de Engelsen, anderen sloten zich aan bij het groeiend Kempens leger, dat in de rug bestookt werd door Franse afdelingen uit de Bataafse Republiek. Maar ook in andere landelijke streken zoals in Herne in het Pajottenland ontstonden verzetshaarden van de Brigands. De ruggengraat van de opstand werd echter reeds gebroken op 5 december 1798, toen het Brabantse katholieke leger na een achtervolging over Herentals, Geel en Diest in Ter Hilst bij Hasselt na verraad werd verslagen. Men schat het aantal doden op vijf- tot vijftienduizend. Er volgde een strenge repressie waarbij de meeste leiders werden terechtgesteld (190 gefusilleerden), maar ook de verdachten onder de bevolking, jong en oud, moesten het met de dood ontgelden.