EUCHARISTISCH MIRAKEL IN MOURE
OF Moure bestemd is om beroemd te worden, weten we niet. Voorlopig is het een klein dorpje in het noorden van Portugal, op ongeveer 15 kilometer van de oude aartsbisschoppelijke stad Braga. Moure ligt op een heuvel, hoog boven de wijngaarden. De kronkelende weg naar boven gaat over in een straat die uitloopt op de mooie, tweebeukige parochiekerk van Santa Maria. Binnen wordt de bezoeker getroffen door de hemelse vreugde van de barok, in de lieftallige vorm ervan die eigen is aan kerken op het platteland. Veel goud en wit, en boven het hoofdaltaar een indrukwekkende “eucharistische troon” of thabor: op de grote feestdagen wordt daar het Allerheiligste ter aanbidding uitgestald te midden van een waterval van bloemen. Zulke tronen zijn een traditie in veel Portugese parochies en verwijzen naar de Contrareformatie, om de werkelijke Tegenwoordigheid van Christus in de heilige Eucharistie te verheerlijken tegenover de ontkenning ervan door de protestanten.
In deze kerk deed zich een wonderbaarlijk gebeuren voor op 18 mei 1996, dat zich bovendien de twee daaropvolgende jaren herhaalde.
DE EERSTE VERSCHIJNING: 18-19 MEI 1996
Op zaterdag 18 mei 1996, om 19 uur, droeg pater Antonio Duarte Miranda, die sedert veertig jaar pastoor van de parochie van Moure was, de H. Mis op, in tegenwoordigheid van een kleine tweehonderd gelovigen. Hij consacreerde twee grote hosties, waarop alleen maar een kruisje te onderscheiden was en die hij zoals gewoonlijk gekocht had bij Eldofaril in Barcelos.
Op het einde van de Mis plaatste de pastoor de grote Hostie van 9 centimeter die hij niet genuttigd had in de lunulus (een halfcirkelvormige ring die speciaal daartoe ontworpen is) en gaf die aan Abilio da Silva Carvalho, “bijzonder bedienaar van de Eucharistie”. Deze beklom de trappen van de tribune en plaatste de lunulus in de monstrans die al op de troon stond. De ceremoniën van het Lausperene (waarover verderop meer) begonnen.
Pater Miranda (geciteerd door P. Fernando Leite, Prodigio Eucaristico em Moure, 1996): « Op het moment van de bewieroking vestigde ik mijn blik op de Heilige Hostie, en toen gebeurde er iets prachtigs: de beeltenis van Jezus-Christus verscheen op de Heilige Hostie, vergelijkbaar met de afbeelding van de Christus van de Azoren. Het Heilig Aanschijn was vaag gesluierd. Men kon het niet scherp afgelijnd zien, maar het hoofd was duidelijk met doornen gekroond. Op het gelaat waren drie vlekken waarneembaar, één links en twee rechts, die op wonden geleken. De handen waren gekruist over de borst en de schouders waren bedekt met een lichte mantel. De afbeelding stemde overeen met die van een mannenbuste, die tot aan de randen van de H. Hostie reikte. De ogen waren lichtjes gesluierd, zodat ik niet kan zeggen of ze open of gesloten waren.
« Geheel de afbeelding was van een donkergrijze kleur, behalve het gelaat dat lichter was. Er was geen enkel spoor van bloed ».
De pastoor was ondersteboven van dit gebeuren, maar beheerste zijn emoties en las verder de gewone gebeden. Daarna trok hij zich terug in de sacristie, zonder een woord te zeggen. Hij wist niet of hij getuige was geweest van een authentieke Verschijning en hij was ook bang voor de reacties van zijn parochianen als hij er met hen zou over spreken. Daarom ging hij naar huis voor zijn avondmaal.
Maar de gelovigen hadden juist zoals de pastoor vanaf het begin van de aanbidding de mysterieuze beeltenis opgemerkt. Pater Miranda:
« Tegen het einde van de maaltijd rinkelde de telefoon. Iemand zei:
– Kom vlug naar de kerk, want we zien allemaal de afbeelding van de gegeselde Christus in de Heilige Hostie.
« Zo was ik er zeker van dat ik niet het slachtoffer was geweest van een illusie of een hallucinatie. Iedereen die naar de kerk kwam, zag wat ik had gezien.
« Bij mijn terugkeer in de kerk heb ik een aantal experimenten gedaan. Ik begon met in fasen alle lichten te doven, om de mogelijkheid van effecten van licht en schaduw uit te schakelen; het Gelaat bleef onveranderlijk. Ik stak de lichten terug aan en vroeg aan de bijzondere bedienaar van de Eucharistie om tot aan de monstrans te klimmen, ze hoog op te heffen en ze van links naar rechts te bewegen; de Beeltenis bleef nog altijd zichtbaar. » Dat bleef zo tot op het moment dat de Hostie uit de “lunulus” moest gehaald worden, rond 23.30 uur, zoals voorzien.
« ‘s Anderendaags, zondag de 19de, om 8 uur, plaatste één van de bedienaars van de Eucharistie de H. Hostie terug in de monstrans boven op de troon. Onmiddellijk deed zich dezelfde gebeurtenis voor als de vorige avond ».
Omstreeks 16 uur telefoneerde de pastoor naar zijn boezemvriend pater Olavo Teixeira Martins, spiritijn, stichter en voorzitter van de beweging Cor Unum die ijvert voor de verspreiding van de boodschap van Fatima.
Pater Olavo Teixeira begaf zich naar de kerk van Moure zonder te weten wat daar aan de gang was. Hij vertelt (geciteerd in hetzelfde artikel):
« Ik ging naar de sacristie waar pater Antonio Miranda op me wachtte. Hij stelde me voor de Heilige Hostie te contempleren die ter aanbidding was uitgestald op de troon. Ik ging de kerk binnen en knielde in aanbidding neer, terwijl ik het gewone gebed begon te bidden. (...) Toen ik opkeek naar de Heilige Hostie, zag ik heel duidelijk de lijdende Christus – alleen zijn buste – die heel het oppervlak van de Heilige Hostie innam.
« Op de witte Hostie verscheen de Beeltenis van Jezus-Christus, die me dadelijk deed denken aan die van de H. Christus van Ponta Delgada, van de Azoren.
« Het gekneusde gelaat was lichtjes gesluierd. De bedroefde en gekwetste ogen waren nauwelijks geopend: ze deden me denken aan iemand die met een doordringende blik naar de horizon tuurt en geterroriseerd is door de keuze die de mensheid gemaakt heeft voor de “verkeerde weg”, een mensheid die gebukt gaat onder vele en zware zonden, die haar “Schepper en Verlosser” verwerpt en de voorkeur geeft aan de paden van de “beschaving van de dood”. De doornenkroon op het hoofd was duidelijk zichtbaar, de schouders waren bedekt met een sombere mantel. De handen waren gekruist over de borst. Alles was van een donkergrijze kleur, ook de haren. Er was geen enkel spoor van bloed waar te nemen. De afbeelding had iets wazigs door een “mysterieuze” transparantie. »
Pater Olavo ging terug naar de sacristie. « Pater, riep hij uit in het bijzijn van verschillende personen, er is geen twijfel mogelijk, het is de afbeelding van de gegeselde Christus die aan ons verschijnt in de geconsacreerde hostie! Het is een wonder van Onze-Lieve-Heer! »
In de loop van de dag kwamen nog vijfhonderd mensen, parochianen en anderen, in de kerk de mysterieuze verschijning contempleren. Rond 19.30 uur klom de bedienaar van de Eucharistie opnieuw op de tribune, en op het moment dat hij de monstrans vastnam, verdween de Verschijning. Men ging over tot de eucharistische processie binnen in de kerk, gevolgd door de zegening met het Allerheiligste. Tijdens de Avondmis waarmee het Lausperene afgesloten werd, brak de celebrant de Hostie van het wonder en reikte ze uit aan de gelovigen tijdens de communie.
Dat de Portugese plattelandsmensen getuigen van eenvoud en een bovennatuurlijke geest blijkt wel uit wat één van hen zei: « Christus is verschenen, dat is een zekere zaak. Maar daarom moeten we nog niet van de hoge toren blazen, want we weten niet of Hij verschenen is omdat Hij tevreden was over ons. Misschien heeft Hij zich bedroefd getoond omdat Hij de houding van de katholieken van Moure betreurt » (Jornal de Noticias, 21 november 1996).
HET ONDERZOEK VAN P. FERNANDO LEITE
Vijf maanden na de mysterieuze Verschijning publiceerde pater Fernando Leite s.j. zijn brochure Prodigio Eucaristico em Moure, met de uitdrukkelijke vermelding dat hij dit deed « met de toelating van het diocesaan kerkelijk gezag ».
Hij begint met de oorsprong van het Lausperene in het aartsbisdom toe te lichten. Het werd gesticht op 19 mei 1957, bij het einde van het derde “Nationaal congres van het gebedsapostolaat”, door de primaat Mgr. Antonio Bento Martins junior: elke parochie zou om de beurt het Heilig Sacrament uitstallen, opdat het in het aartsbisdom Braga het hele jaar door op passende wijze aanbeden en vereerd zou worden.
Pater Leite beschrijft Moure als een bewaard gebleven oase van christenheid. Zijn negenhonderd inwoners, allemaal eenvoudige mensen en voor het merendeel landbouwers, blijven heel erg gehecht aan de traditionele devoties, zoals het Lausperene.
In de brochure staat de volledige tekst van de verklaringen die de pastoor en pater Olavo afgelegd hebben, tezamen met de handtekeningen van 97 personen ter bevestiging van de juistheid van hun getuigenis. Daarna gaat de auteur over tot een gedetailleerd en objectief onderzoek van de feiten, en verwerpt hij onder meer de thesis van een hallucinatie:
« Er is niet de minste aanduiding dat de pastoor een hallucinatie zou gehad hebben of dat hij op welke manier dan ook beïnvloed zou zijn. Bovendien waren er gelovigen die hem zijn houding kwalijk namen, en sommigen gingen zelfs zo ver te protesteren omdat hun pastoor geen enkele toespeling maakte op het wonder van het Lausperene » (p. 24).
Hij komt tot het besluit: « Ten overstaan van deze feiten lijkt ons de enige aanvaardbare oplossing de authenticiteit van deze gebeurtenis te aanvaarden; het is goed en wel bewezen dat ze reëel was, en we moeten aan de macht van God toeschrijven wat de menselijke krachten te boven gaat » (p. 26). De auteur preciseert wel dat alleen de Kerk kan bepalen of het om een mirakel gaat, en dat daarvoor een officiële verklaring noodzakelijk is: « Wij kunnen alleen maar bevestigen dat er zich een fenomeen heeft voorgedaan buiten het normale » (p. 28).
Hoe moet deze stilzwijgende Verschijning geïnterpreteerd worden? Pater Leite onderzoekt en bewijst uitgebreid dat ze conform is met de bijbelse Openbaring en met het dogma van de werkelijke Tegenwoordigheid. Hij ziet er een gebaar van dankbaarheid in vanwege Onze-Lieve-Heer en Zijn Heilige Moeder voor een volk dat, onder de staf van een voorbeeldig parochieherder, blijk geeft van traditionele vroomheid (p. 39-40).
De boerenmensen van Moure hadden de Verschijning spontaan beschouwd als « een oproep tot eerherstel en tot het troosten van Christus die zich toonde met “zoveel droefheid op zijn wezen”, zoals een tachtigjarige grijsaard, die heel de 19de mei wenend doorbracht in de kerk, het uitdrukte » (p. 40).
EINDE mei 1996 sprak de pastoor van de parochie, pater Antonio Duarte Miranda, in overeenstemming met de Parochieraad, de wens uit om in aansluiting bij de gebeurtenis van 18 mei een aanbidding van het Allerheiligste in te stellen op de 18de van elke maand; de verschillende bewegingen van de parochie zouden er aan deelnemen. Heel de parochie reageerde geestdriftig en met hart en ziel op dit initiatief. Het uur werd vastgesteld op 20.30 uur in de winter en 21.30 uur in de zomer.
Wij bewonderen en zijn dankbaar voor het getuigenis van opoffering en vroomheid van allen die zich, van ver gekomen of van dichtbij, verenigen met onze aanbidding en zo het getuigenis en het voorbeeld geven die ons ertoe drijven telkens opnieuw in dankbaarheid te bidden: « Geloofd zij Onze Heer Jezus-Chistus. »
Dat de Heer Jezus, waarlijk tegenwoordig in de Zeer Heilige Geconsacreerde Hostie, ons de kracht moge geven voor onderweg, het licht moge doen stralen over hen die afgedwaald zijn, gezondheid moge geven aan onze zieken en de Hemel aan allen die ons dierbaar zijn.
(uittreksel uit het Parochieblad van september 1998)
Pater Leite verwijst terecht naar de openbaringen van Fatima:
« Tijdens haar tweede Verschijning op 13 juni 1917 heeft Onze-Lieve-Vrouw niet uitdrukkelijk gevraagd om eerherstel aan haar Onbevlekt Hart, wat zij de maand daarop wel deed. Zij toonde alleen haar met doornen omgeven hart, als een voorzichtige en moederlijke uitnodiging tot eerherstel. (...) Op een gelijkaardige manier heeft de Heer in Moure geen enkel woord gesproken, maar zijn gefolterd gelaat, zijn doornenkroon, de droefheid in zijn blik zijn als zovele oproepen tot eerherstel en vertroosting voor de talloze zonden “die van alle kanten zijn zo liefhebbend hart kwetsen” (Pius XI) » (p. 36).
De aartsbisschop van Braga stond de pastoor van Moure toe de mysterieuze Verschijning te herdenken, door op de 18de van elke maand een uur van aanbidding van het Heilig Sacrament – uitgestald op het altaar, niet op de troon – te organiseren. « De gelovigen namen er zo massaal aan deel dat de kerk barstensvol was, in de zomer van 22 tot 23 uur, en in de winter van 21 tot 22 uur. Er was een gevoelige toename van de vroomheid, het aantal afgenomen biechten, de communies en de bezoeken aan het Allerheiligste; in één woord, de cultus en de devotie tot de H. Eucharistie werden intenser » (p. 37).
Deze opleving is des te merkwaardiger omdat de Portugese christenheid bedreigd en aangetast is door het laïcisme en het moreel laxisme. Het is zeker zo dat een groot deel van de bevolking in het bisdom Braga, meer dan vijftig procent, nog het gebod van de zondagsmis naleeft, maar de vermindering van het aantal priesters zegt zeer veel over het huidig verval: nog 900 in 1968, vandaag de dag amper 500.
DE REACTIE VAN DE AARTSBISSCHOP
Op 12 september 1996 publiceerde de Comercio do Porto een interview met de primaat-aartsbisschop van Braga, Don Eurico Dias Nogueira. Deze betoonde geen enkel enthousiasme en zelfs geen echte belangstelling voor de Verschijning van Moure. Hij kon nochtans geen tegenwerpingen formuleren tegen de authenticiteit ervan.
« De pastoor, voor wie ik veel achting heb, is me komen spreken. Ik heb hem ontvangen maar ik heb hem niet met ja of neen geantwoord. “Maak me een schriftelijk rapport”, heb ik hem gezegd, “en dan zullen we zien of dit nuttig (sic) zou kunnen zijn”. Dat heeft hij gedaan, in de maand mei. Later heeft een pater spiritijn, ook een getuige, een tweede rapport gestuurd, en verschillende personen hebben getuigd: “Ik heb gezien”, maar zonder de feiten te beschrijven. »
Don Eurico had die rapporten opzijgelegd: « Ik heb geen stof doen opwaaien, omdat het geloof geen nood heeft aan deze feiten om zich te bevestigen, wat niet wil zeggen dat het geloof ze verwerpt. Ik zal met belangstelling de verdere evolutie volgen, want alles wijst er op dat de beschreven feiten juist zijn. »
« Alle dagen zijn er wel mensen die dit of dat hebben gezien! Meestal lijden die mensen aan psychische problemen. Dat is niet het geval met Moure. De pastoor en pater Olavo zijn personen van wie de gezondheid en de mentale evenwichtigheid buiten kijf staan. Hun verklaringen verdienen daarom al onze aandacht. »
Maar de inhoud van hun getuigenis wordt door de aartsbisschop a priori geminimaliseerd: « Ik ken aan de gebeurtenissen van Moure geen overdreven (sic) belang toe. De Openbaring, vervat in de Evangeliën, de Schriften en het Leergezag, volstaat om het geloof te voeden; zij heeft er geen behoefte aan haar toevlucht te nemen tot zulke buitengewone feiten. »
Al vanaf het Concilie van Trente is in elk diocees de bisschop bevoegd om te oordelen inzake mirakels en verschijningen – tenminste als de gebeurtenissen de limieten van het bisdom niet ruim overstijgen. Volgens de verklaringen van kanunnik Eduardo de Melo, vicaris-generaal van Braga, zou de aartsbisschop nochtans geen enkele beslissing nemen zonder instemming van het Vaticaan. Dat liet hij duidelijk verstaan bij de publicatie van de brochure van pater Leite:
« Het is niet in de nabije toekomst dat Monseigneur aan het Vaticaan een gedetailleerd rapport over de gebeurtenis zal toesturen. Hij wil eerst zoveel mogelijk informatie verzamelen. Hij zal het waarschijnlijk doen als hij meent dat het geschikte ogenblik daar is » (dagblad “Tal & Qual” van 18 oktober 1996).
18-19 MEI 1997 : DUIZENDEN PELGRIMS
« “Ik heb het gezien. Iedereen heeft het gezien!” De pastoor van de parochie heeft het gezien, de priesters die speciaal naar de parochiekerk van Moure zijn gekomen hebben het gezien, de journalisten hebben het gezien, de duizenden mensen die gisteren en eergisteren vanuit alle hoeken van het land zijn toegestroomd hebben het gezien... »
« ER zijn vandaag de dag massa’s priesters over heel de wereld, slechte priesters moeten we helaas zeggen, die beweren dat we de Heilige Lijkwade niet nodig hebben, dat we de openbaringen van Fatima niet nodig hebben, en dat we er geen behoefte aan hebben dat de Hemel zich aan ons op een lichamelijke manier manifesteert – want ZIJ hebben het geloof; en als men het geloof heeft, heeft men al die zaken niet nodig! En zo brengen zij alleen maar misprijzen op voor de prachtige tussenkomsten van de Hemel tijdens de twintigste eeuw... Tussenkomsten voor ons heil, laatste sprankels van hoop in de tijden van geloofsafval die wij doormaken... »
Abbé Georges de Nantes, Turijn, 9 mei 1998
Zo bracht het Jornal de Noticias van 20 mei 1997 het nieuws dat de buste van Jezus-Christus opnieuw verschenen was in Moure, tijdens de traditionele ceremonie van het Lausperene.
Nauwelijks had de bedienaar van de Eucharistie de H. Hostie in de monstrans geplaatst, boven op de troon, of de lijdende Christus leek zich opnieuw te manifesteren. De kerk zat die 18de mei vol gelovigen ook van de naburige parochies en steden, en zelfs van Leiria, Porto en Spanje. Ze waren gekomen om de verschijning van het jaar tevoren te herdenken, en plots zagen ze hoe het mirakel zich vóór hun ogen herhaalde. De geestdrift van het volk was onbeschrijflijk. Sommige gelovigen bleven de hele nacht in aanbidding.
De Portugese pers publiceerde foto’s van de Verschijning en verschillende overtuigende en ontroerende getuigenissen.
Een jonge vrouw: « Ik heb het gezien. Er was een gezicht, men kon ook de handen zien die over de borst gekruist waren. Ik ben langs die deur binnengekomen... Iedereen was het rozenhoedje aan het bidden. »
Iemand van de televisieploeg: « Het was net een foto. »
Abilio Carvalho, bedienaar van de Eucharistie (wat hij ook al was in 1996): « Met de ogen van het geloof bekeken is Christus altijd tegenwoordig in de geconsacreerde hostie; wat nu gebeurt is dat wij hem ook zintuiglijk kunnen waarnemen. »
Laurinda Gomes Faria: « Toegegeven, het beeld was niet zo duidelijk, maar men kon heel goed zien dat het om de figuur van Christus ging, met zwarte haren, en met een doornenkroon op het hoofd. » Iemand had al 500 kilometer afgelegd om naar Moure te komen, en hij ging terug op weg: hij ging zijn familie halen opdat die het allemaal zouden zien.
De massa stroomde toe en weldra zat het verkeer in Moure muurvast. Iedereen wou de kerk binnengaan en er blijven: « Niemand trok zich nog iets aan van regen of zonneschijn. De jongeren waren verbaasd en wilden van geen opzijgaan weten. De oudste mensen waren ontroerd en bleven ook ter plaatse, ondanks de massa pelgrims die niemand in vrede lieten. Men herhaalde aan mekaar wat men gezien had, en de reactie was bij iedereen dezelfde: “God is groot, en als Hij zich hier geopenbaard heeft, dan heeft dat een reden” » (“Manha Popular”, 21 mei 1997).
RATIONALISTISCHE TEGENKANTING
Niet iedereen zag in het gebeuren echter een mirakel. Zo werden een aantal gelovigen bij het buitenkomen van de kerk van Moure aangeklampt door vijf studenten van de faculteit van filosofie van Braga, die zeer sceptisch waren. Men reageerde met er op te wijzen dat in 1996 treffende proeven waren uitgevoerd: « Toen de lichten in de kerk waren gedoofd, verdween de afbeelding niet, wat betekent dat het helemaal niet ging om een weerspiegeling of een lichteffect van buitenaf, maar wel degelijk om een figuur afkomstig van de Hostie zelf » (“Jornal de noticias”, 21 mei 1997).
De koster, Joaquim Pereira, liet zich door de studenten niet overdonderen: « Hoe zou het geen mirakel zijn, vermits men al 62 jaar de monstrans één keer per jaar op de troon plaatst en er nog nooit iets gelijkaardigs is voorgevallen? » (“Publico”, 20 mei 1997)
Dat nam niet weg dat een door het bisdom geraadpleegde psychologe, Maria Luisa Albuquerque, voet bij stuk bleef houden: « Het mirakel is een gevolg van de verlichting en van de glasdikte van de gebruikte monstrans » (“Manha Popular”, 21 mei 1997).
Met deze veronderstelling was pater Costa Santos, bisschoppelijk vicaris voor de geloofsleer, die maandagmorgen naar Moure was gekomen om met eigen ogen de Verschijning te zien, het alvast niet eens. Maar andere diocesane gezagsdragers lieten openlijk hun twijfel blijken... Vicaris-generaal Eduardo de Melo: « Wij beschouwen dit feit als een schitterende manifestatie, maar niet als een mirakel » (“Manha Popular”, 21 mei 1997). Hulpbisschop Mgr. Jacinto Botelho: « Ik ben niet naar Moure gegaan... Een rotsvast geloof heeft geen nood aan zulke miraculeuze fenomenen. Het komt er nu op aan een verklaring te vinden voor die schaduw (sic) » (“Manha Popular”, 21 mei 1997).
In geen geval mocht deze « eigenaardige zaak » ontsnappen aan de gewone natuurwetten en een zichtbare tussenkomst van God aantonen!
Nauwelijks één dag na de feiten werd het werk Prodigio Eucaristico em Moure teruggetrokken uit de twee katholieke boekhandels van het diocees. « Een maatregel ingegeven door voorzichtigheid », aldus Mgr. Botelho. Pater Leite onderwierp zich aan de bisschoppelijke censuur; meer nog, hij wekte de indruk aan zijn eigen overtuiging te twijfelen...
Op 2 juli 1997 werd een Pastorale Nota over de gebeurtenissen van Moure gepubliceerd door de aartsbisschop, Mgr. Eurico Dias Nogueira. Hierin stond het verslag van de proeven die vanaf zondagavond 19 mei uitgevoerd waren:
« Na de beëindiging van het “Lausperene” met de gewone ceremoniën, werd de Hostie van de Uitstalling uitgedeeld tijdens de communie samen met de andere Hosties. Van zodra de kerk voor de gelovigen gesloten was kreeg zij het bezoek van de bisschoppelijk vicaris voor de geloofsopvoeding, professor aan de theologische faculteit van de Portugese Katholieke Universiteit, die in het gezelschap was van een groep door hemzelf gekozen assessoren en van twee hulpbisschoppen. De bisschoppelijk vicaris was al lang tevoren door de diocesane autoriteiten belast met de voorbereiding van een gedetailleerd onderzoek en het verzamelen van alle noodzakelijke bewijzen en getuigenissen.
« Onder deze assessoren bevond zich een lid van de diocesane clerus, professor in de natuurwetenschappen, die zich zoals de anderen in de loop van de ceremoniën onder de gelovigen had gemengd om aandachtig de gebeurtenissen te observeren. In verband met de hypothese van een fenomeen van lichtbreking ondernam hij verschillende experimenten, die leidden tot een bevestiging van deze hypothese. Het fenomeen deed zich ook voor wanneer een niet-geconsacreerde hostie gebruikt werd, of zelfs een gewoon stuk wit papier. Het beeld verdween toen de weerkaatsing van het licht verhinderd werd, of toen de “lunulus” verplaatst werd t.o.v. het glas dat hem beschermt langs de kant van de gelovigen, en ook toen de monstrans werd weggehaald van de tribune. En de feiten bleven achterwege bij het gebruik van een andere monstrans (...).
« Besluit is dus dat het hier gaat om een fenomeen dat alleszins bijzonder is en gevoelens van geloof en vroomheid oproept, maar dat verklaarbaar is door de wetten van de optische fysica: we hebben te maken met een natuurlijk fenomeen, hoe vreemd ook, van lichtweerkaatsing.
De aartsbisschop onderstreepte nog dat het onderzoeksrapport bevestigd werd door specialisten van de beide staatsuniversiteiten.
« Het resultaat werd overgemaakt aan de E.H. Pastoor en de andere parochieverantwoordelijken. Zij hebben het aanvaard, zij het met grote verbazing en met de teleurstelling die men zich kan indenken. De proeven werden in hun bijzijn opnieuw uitgevoerd en bevestigd ».
Tot daar de kern van de Pastorale Nota.
We moeten toch wel betreuren dat deze verklaring zo weinig pastoraal klinkt! Er is geen spoor van devotie tot Jezus in het Allerheiligste Sacrament terug te vinden. Als de aartsbisschop in enkele (niet-geciteerde) zinnen de omstandigheden van de mysterieuze Verschijning oproept, lijkt hij bijna verveeld te zitten met de vurige vroomheid van de parochianen van Moure. Kon Mgr. Dias Nogueira in het fenomeen, ongeacht het al dan niet bovennatuurlijk karakter ervan, geen oproep zien tot eerherstel aan Christus voor « de beledigingen, de heiligschennis en de onverschilligheid » waarvan Hij het slachtoffer is? Het natuurlijk karakter van de Verschijning aantonen: dat lijkt wel de enige bekommernis van de aartsbisschop van Braga geweest te zijn...
EEN NATUURLIJKE VERKLARING?
Laten we het bisschoppelijk oordeel op zichzelf aan een onderzoek onderwerpen.
Het is noodzakelijk er allereerst op te wijzen dat een dergelijke Pastorale Nota niet met onfeilbaarheid bekleed is! Broeder Michel de la Sainte Trinité: « Sedert het Concilie van Trente is het oordeel inzake mirakelen, verschijningen en openbaringen toevertrouwd aan de plaatselijke bisschop, maar het is belangrijk te onderstrepen dat zijn uitspraak niet onder het onfeilbaar leergezag valt. Het gaat ook niet om een arbitraire beslissing waarvan de motieven geheim zouden blijven. Het oordeel is waard wat de overwegingen die het motiveren waard zijn » (Medjugorje en toute vérité, 1991, p. 214).
Bij het oordeel van Mgr. Dias Nogueira kunnen verschillende punten van voorbehoud aangestipt worden.
Een eerste punt wordt door hemzelf aangestipt in de Pastorale Nota. Zo schrijft hij inderdaad: « Er moet nog verklaard worden waarom niemand iets opgemerkt heeft in de jaren vóór 1996, toen de uitstalling blijkbaar in dezelfde omstandigheden doorging. » En hij gaat verder met een tweede tegenwerping tegen zijn eigen theorie: « Het feit van de vorming van zo’n sprekende afbeelding, die spontaan de beeltenis van Jezus oproept, rekening gehouden met de uiterst kleine waarschijnlijkheid dat dit zich kan voordoen met alle hierboven beschreven kenmerken. » In beide gevallen geeft de aartsbisschop geen antwoord op de objecties, alsof hij zelf inziet dat zijn « natuurlijke verklaring » mank loopt.
Verder maakt Mgr. Dias Nogueira geen enkele toespeling op de experimenten die de pastoor van Moure uitvoerde op 18 mei 1996, in het bijzijn van tweehonderd gelovigen. Heel veel parochianen van het dorpje zijn dan ook niet overtuigd door de besluiten die de aartsbisschop trok uit de proeven die hij... met gesloten deuren liet uitvoeren.
P. Fernando Leite had een zeer precies verslag gegeven van de experimenten van P. Antonio Miranda: « Hij doofde alle lichten met uitzondering van de muurlichten van de hoofdkapel. Zo kwam hij tot het besluit: de afbeelding op de Hostie komt niet voort van een of andere weerkaatsing of uiterlijke projectie, want alle lichten zijn uit; de luminositeit en de afbeelding komen voort uit de Hostie zelf.
« Hij vroeg aan de buitengewone bedienaar van de Eucharistie om de monstrans zo hoog mogelijk te houden (bewijs dat de monstrans niet met een elektrische draad verbonden was!) en hem van links naar rechts te bewegen. Tijdens al deze proefnemingen bleef de beeltenis van de Heer identiek.
« De lichten werden terug aangestoken en de pastoor liep de kerk door langs de rechterkant en daarna langs de linkerkant, tot aan de toegangsdeuren, op twintig meter afstand: het beeld veranderde niet. Gedurende de twee dagen was de afbeelding op de Hostie vanaf gelijk welke plaats in de kerk te zien, met dezelfde intensiteit en zonder wijziging in de afmetingen » (o.c., p. 12).
Dat pater Leite in juni 1997 van mening veranderd is, kan op het eerste gezicht vreemd lijken. Toch mag ons dit niet echt verwonderen: de vrome en geleerde Portugese jezuïet heeft ook bij zijn interpretatie van de boodschap van Fatima blijk gegeven van een blinde gehoorzaamheid en onderwerping aan de hiërarchie.
Moeten we dan zo ver gaan de aartsbisschop van Braga te verdenken van partijdigheid of kwade trouw?
Helaas hebben de rationalistische vooroordelen in veel geesten een ware ravage aangericht. Talloze leden van de hiërarchie zijn door de modernistische passie bezeten. En weten we zeker dat er uit het Vaticaan geen richtlijnen gekomen zijn?
18-19 MEI 1998 : EEN ONUITGEGEVEN GETUIGENIS
« IK HEB GEZIEN. IEDEREEN HEEFT GEZIEN »
Voor velen was het natuurlijk de vraag of de uitzonderlijke gebeurtenissen van Moure zich nog een derde keer zouden voordoen. Zou Christus terug verschijnen tijdens het Lausperene van 18 en 19 mei 1998?
Wij hadden het geluk een getuigenis te ontvangen van een Portugese vriend, die wij waarderen om zijn evenwichtigheid, zijn voorzichtigheid en zijn bescheidenheid. Hij schrijft het volgende:
« Eerst ben ik naar Braga gegaan, om een onderhoud te hebben met pater Fernando Leite, een bekend jezuïet, rechtlijnig en competent. Hij is een doorbrave en vrome man, die ik al jaren ken en die me altijd met toewijding ontvangt.
« Ik heb met hem meer dan een halfuur gepraat over het “geval” Moure. Hij kent het onderwerp zeer goed. Maar, jammer genoeg, na ons gesprek was ik ervan overtuigd dat er geen positieve bewijzen waren voor de authenticiteit van het fenomeen.
« Twee hulpbisschoppen van Braga, Don Carlos en Don Jacinto, zijn naar Moure gegaan, en ook de aartsbisschop zelf, Don Eurico Dias Nogueira! Daarnaast was er nog een commissie van “experts” (concreet: een zekere doctores Albuquerque, parapsychologe, gespecialiseerd in paranormale verschijnselen) die een negatief advies uitbracht.
« Al deze informatie had me ervan overtuigd dat het tijdverlies zou zijn om naar Moure te gaan. De 18de mei bleef ik dus in Braga. Rond 19 uur belde ik mijn vrouw om haar te zeggen dat ze me niet met de auto naar het dorp moest brengen, want “in Moure was er niets”.
« ’s Anderendaags kocht ik vroeg in de morgen niettemin het “Jornal de Noticias”, en ik las stom van verbazing het nieuws dat de verschijning van Moure zich voor de derde keer had voorgedaan!
« Natuurlijk was ik helemaal de kluts kwijt en zat ik met de zaak verveeld, net zoals Hunne Excellenties in Braga en hun ploeg van experts. Ik vertrok onmiddellijk naar Moure.
« Ik kwam er spoedig en zag een kerk in de aard van die van Minho, of, zoals men zegt, “in Portugese trant”, met veel kleuren en versiering. Bij het hoofdaltaar hingen twee vlaggen, de nationale vlag en die van de Heilige Stoel, links en rechts van een beeld van de verrezen Jezus. Tegen een muur van de rechterbeuk een groot kruisbeeld. Veel beelden, o.m. dat van Onze-Lieve-vrouw van Fatima. Massa’s prachtige rozen (geen rode, maar helderroze).
« Tweehonderd tot tweehonderdvijftig mensen baden het rozenhoedje; de voorbidder was een leek die ik kende. Zij zongen ook onze traditionele liederen: “Ons geloof”, “O Maagd”, en ook “De dwazen spotten met het geloof”. Verder Fatima-liederen.
« Het belangrijkste nu: in de rechterzijkapel bevindt zich het altaar van het Heilig Sacrament, en daarboven een troon met de monstrans en de Heilige Hostie.
« Iedereen keek, met een uitdrukking van contemplatie op het gelaat, naar het Allerheiligste. Het leed geen enkele twijfel dat men iets kon zien. De Heilige Hostie was vast en zeker niet helemaal wit: ik zag, net zoals alle anderen werkelijk zagen, een soort van schaduw die de omtrekken had van een gezicht en de buste van een persoon.
« Omdat de mensen dicht opeengepakt stonden en er weinig plaats was, ben ik er niet in geslaagd om dichterbij te geraken. Ik ben blijven staan op zes of zeven meter afstand. En de Heilige Hostie leek me niet erg groot (misschien amper 6 of 7 cm). Daarom zal mijn “lectuur” van de afbeelding wel niet perfect geweest zijn. Ik geef natuurlijk toe dat men van dichterbij, en in een minder ontroerende sfeer, met meer scherpte had kunnen zien.Maar de zichtbare afbeelding had de omtrekken van Christus, daar twijfel ik niet aan. Ik herinner me zelfs volgend detail: op weg naar Moure verwachtte ik een gelaat te zien dat zou gelijken op het Heilig Aanschijn van de Lijkwade van Turijn; uiteindelijk gaf ik me er rekenschap van dat het gelaat er anders uitzag: het leek me meer op het profiel van de “Ecce Homo” die erg vereerd wordt op de Azoren.
« Dit getuigenis is zeer beperkt. Omdat de omstandigheden het niet toelieten, heb ik geen proeven kunnen doen zoals het doven van de lichten enz. Verder was het klaarlichte dag, bijna 15 uur, en dus onmogelijk om de kerk volledig te verduisteren.
« Het staat buiten kijf dat de herhaling van het verschijnsel, voor de derde keer, een nieuw onderzoek van de “experts” zal vergen. Hunne Excellenties zelf en de theologen zitten nu werkelijk opgescheept met een hete aardappel...
« Nochtans wil ik onderstrepen dat het niet alleen gaat om het zien van een gelaat. Er is ook iets dat iedereen in zijn binnenste gewaarwordt. Wij hebben dat gevoeld. Het is een vorm van Tegenwoordigheid. Ik kan het niet uitleggen, maar het is zo dat ik het beoordeel. Deze Tegenwoordigheid doet ons knielen en mediteren. Iedereen in de kerk is de hele tijd in gebed geweest. Daarvan ben ik getuige.
« L.F., 21 mei 1998. »
De pastoor van Moure, pater Antonio Miranda, overleed op 5 mei 1998, enkele dagen dus vóór de derde verschijning. De ceremoniën van het Lausperene werden daarom geleid door pater Aurelio Soares, die zelf een overtuigd verdediger van de authenticiteit van het mirakel blijkt te zijn.
« Pater Antonio Miranda is gestorven van verdriet, aldus pater Soares, ten gevolge van de vervolgingen waarvan hij het slachtoffer was na het mirakel van het “Lausperene”. » Zijn versie van de gebeurtenissen op 18-19 mei 1998 is klaar en duidelijk: « Op het precieze moment waarop de monstrans op de eucharistische troon geplaatst werd, ten aanschouwe van een bomvolle kerk, kon men een menselijke buste zien, juist zoals de twee vorige jaren. Gedurende vierentwintig uren, dag en nacht, kon iedereen naar believen kijken en fotograferen, ook de media die in alle vrijheid foto’s namen » (Parochieblad van september 1998).
Pater Soares is ook niet van plan vrij spel te laten aan de zogezegde doctores in de parapsychologie, die met grote vooringenomenheid van plan is « Moure te demystifiëren » en daarvoor zelfs een site op Internet gebruikt...
TEGEN DE KETTERIJ
In vergelijking met de ceremoniën van de voorbije jaren was er in 1998 één verschil. De H. Hostie werd niet naar de troon gedragen om pas dan in de monstrans geplaatst te worden: pater Soares maakte de monstrans gereed op het altaar zelf, en pas daarna werd deze op de troon geplaatst. De afbeelding verscheen, juist zoals in 1996 en in 1997, toen de monstrans op de troon stond.
« Waarom, zo vroeg pater Leite zich in 1996 al af, manifesteert Onze-Lieve-Heer zich alleen wanneer Hij uitgestald wordt in de monstrans boven op de troon? » Hij antwoordt zelf door te verwijzen naar de oorsprong van de eucharistische tronen. « Vanaf de zestiende eeuw, om het geloof in de Eucharistie opnieuw te bevestigen tegenover de toenmalige ketterijen, heeft Portugal overal, in bijna alle kerken, tronen opgericht voor de plechtige verering van de Heer. » Maar « deze schone gewoonte strookt niet erg met de geest die de architectuur van de nieuwe tempels inspireert, en evenmin zelfs met bepaalde stromingen van de hedendaagse spiritualiteit » (o.c., p. 40).
Laten we onszelf maar geen illusies maken. Het meningsverschil gaat over veel meer dan over een kwestie van spiritualiteit. Verwijzend naar zovele aanvallen tegen het dogma en de cultus van de Eucharistie, zei Mgr. do Amaral, de bisschop van Fatima, in één van zijn homelieën in 1984 het volgende:
« De Verschijning en de woorden van de Engel in de herfst van 1916 hebben er ons op profetische wijze op voorbereid dat we ons moeten verdedigen tegen de dwalingen die in de schoot van de katholieke Kerk binnengeslopen zijn, in naam van een valse oecumene: zo b.v. de ontkenning van de werkelijke Tegenwoordigheid tijdens de Misviering. Een golf van ketterij – in theorie en in praktijk – heeft het christelijke Westen weggevaagd en heeft ons land bereikt » (4 april 1984).
Als Christus zijn Heilig Gelaat alleen toont wanneer de monstrans hoog op de troon geplaatst wordt, dan is dat omdat Hij zich wil manifesteren en vereerd wil worden als Koning. Onze Verlosser is niet alleen de intieme vriend, de barmhartige broeder, de mystieke echtgenoot. In zijn Glorie is Hij de Heer der Heren, van een koninklijke majesteit die vandaag de dag te zeer miskend en met de voeten getreden wordt. Daarom verschijnt zijn Beeltenis wanneer de Heilige Hostie op de koninklijke thabor geplaatst en vereerd wordt, en verdwijnt diezelfde Beeltenis als de monstrans daar weggenomen wordt.
Uiteraard hopen we dat nieuwe informatie, nieuwe getuigenissen en gebeurtenissen – misschien op 18 en 19 mei 1999! – een beslissend licht kunnen werpen op deze mysterieuze Verschijningen in Moure, in het « Land van de Heilige Maria », dat volgens de profetie van Fatima geniet van een onvergelijkbaar voorrecht op het einde van de twintigste eeuw. « In Portugal zal het dogma van het geloof altijd bewaard blijven... »
Voor het ogenblik moeten we grote bewondering hebben voor het verlichte geloof van de Portugese plattelandsbevolking. Laten wij het woord van zuster Lucia, dat zij zo vaak in haar briefwisseling aanhaalt, tot het onze maken: « MOGE GOD AAN DE BLINDEN HET LICHT SCHENKEN... EN AAN DE HOOGMOEDIGEN DE NEDERIGHEID, OPDAT ZIJ DE WEG VAN HET GOEDE ZOUDEN ZIEN EN HET KWADE DE RUG TOEKEREN. »
« ZALIG ZIJ DIE GELOVEN ZONDER GEZIEN TE HEBBEN » (Jo. 2, 29)
DIT is een evangelisch woord, het is gezegd tegen Thomas. En het spreekt voor zich dat het beter is te geloven zonder gezien te hebben. Maar zeggen dat hij die gelooft geen behoefte heeft om te zien, dat is een fundamentele dwaling, waaruit men dan afleidt dat de Maagd Maria op Paasmorgen geen bezoek van Jezus gehad heeft omdat ze daaraan geen behoefte had!
Wij komen naar Turijn om op onze knieën te vallen vóór de Heilige Lijkwade. Hoe meer wij geloven en liefhebben, des te meer wij deze Christus willen zien, om hem uiteindelijk van aangezicht tot Aangezicht te zien als Hij zich op het einde van ons leven aan ons zal geven.
« Ik, ik heb dat allemaal niet nodig om te geloven! »... Die uitspraak, die een verschrikkelijk gevaar van eeuwige verdoeming inhoudt, zal zich dan in ons hart omvormen tot een vurige kreet: « Op een dag wil Ik Hem zien, ik wil Haar zien, op een dag zal ik Haar zien! »
De ongelovigen hebben er nood aan dat Hij wonderen verricht, dat Hij zijn waarachtigheid bewijst: het is hun laatste kans. Maar wij die geloven, wij worden het niet moe dit Gelaat van Christus te bekijken, en het beeld van de Maagd Maria in haar Onbevlekt Hart, om ons nu al voor te bereiden op de opperste vreugde die erin bestaat te zien wat wij tot onze verdienste gedurende heel ons leven geloofd hebben.
Abbé de Nantes, Turijn, 1998
KCR maart-april 1999 (27ste jaargang nr. 2), pp. 1-8.