Generaal Denikin :
eerherstel voor de Russische contrarevolutie

Generaal Anton Ivanovitsj Denikin (1872-1947), één van de legeraanvoerders van de contrarevolutionairen in de strijd tegen de bolsjewieken kort na de Oktoberrevolutie, werd op 3 oktober 2005 met militaire eer herbegraven in het Donskoj-klooster in Moskou. Deze ceremonie kaderde in het streven van president Poetin naar nationale verzoening.

IN het najaar van 1917 beseft de Duitse militaire staf dat de oorlog op twee fronten – in het westen tegen Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten, in het oosten tegen Rusland – de krachten van Duitsland te boven gaat : het land dreigt de Eerste Wereldoorlog te verliezen. Maar Rusland is sterk verzwakt en die zwakte zal door de Duitsers op cynische wijze uitgebuit worden...

Generaal Denikin, « een groot Russisch patriot ».
Generaal Denikin, « een groot Russisch patriot ».

In Rusland, dat zware militaire verliezen moet incasseren, heerst een revolutionair klimaat. De onlusten in Petrograd, in maart 1917, hebben de zwakke tsaar Nicolaas II doen besluiten om af te treden.

« Er wordt een Voorlopige Regering gevormd, samengesteld uit liberalen en socialisten, die weldra geleid wordt door de fameuze Kerenskij. Deze regering zal het slechts acht maanden uithouden. Het is op dat ogen­blik dat Lenin dwars door Duitsland rijdt in een verzegelde treinwagon. Het oorlogvoerende Duitsland verwacht van deze agitator dat hij het Russische leger zal doen ineenstorten, en het zal in die hoop niet ontgoocheld worden. Op korte termijn. Maar op langere termijn zal Duitsland deze fout tegen het algemeen Europees belang duur betalen » (abbé Georges de Nantes, CRC nr. 105, mei 1976, p. 4).

De strategie van de Duitse militaire staf is dus duidelijk : Lenin is hun “ handlanger ” die de macht in Petrograd moet grijpen en een afzonderlijke vrede met Duitsland moet tekenen. Dan kunnen de troepen van de Kaiser aan het oostfront weggehaald worden om ingezet te worden aan het westelijk front en daar de eindoverwinning af te dwingen.

« Lenin installeert de eerste Revolutionaire Dictatuur op 25 oktober 1917 [de Oktoberrevolutie]. Hij kan de macht slechts behouden door aan het leger een snelle vrede te beloven, die op 9 november ondertekend wordt in Brest-Litovsk, en door een landbouwhervorming af te kondigen die het land aan de boeren geeft. Maar deze maatregelen zijn louter tactisch van aard. Zij schenken de bolsjevieken een jaar respijt, het verschrikkelijke jaar 1918, dat ze zullen gebruiken om geheel de oude heersende klasse te liquideren » (G. de Nantes, ibid.).

Terwijl tsaar Nicolaas II en zijn familie opgesloten zitten in het Ipatijev-huis in Jekaterinburg, dat ze niet meer levend zullen verlaten, geven een aantal Russische generaals in het voorjaar van 1918 het sein tot de Contrarevolutie. Het gaat om officieren met een indrukwekkende staat van dienst in het keizerlijk leger : Kor­nilov, Aleksejev, Deni­kin, Miller, Vrangel, Kolt­sjak. Van bij het begin kunnen de « Witten » rekenen op sympathie in grote lagen van de bevolking. De bolsjevistische staatsgreep van Lenin en zijn trawanten heeft immers geleid tot een onoverzichtelijke chaos en anarchie op alle vlakken, en het nieuwe regime zit veel minder stevig in het zadel dan men in het buitenland gelooft. De Russen stellen ook met toenemend afgrijzen vast dat de sovjets de oorlog verklaard hebben aan de orthodoxe Kerk :

« Op 20 januari 1918 kondigt een decreet de scheiding van Kerk en Staat af, de verbeurdverklaring van alle kerkelijke goederen en de intrekking van haar juridische rechten. In de praktijk wordt de Kerk buiten de wet geplaatst. De vervolgingen, die al begonnen waren in oktober, gaan onophoudelijk verder en zijn, als de kans zich voordoet, bijzonder brutaal. Godsdienstige vervolging : eerst en vooral en vóór alles, want de godsdienst is de meest gehate en meest verfoeide vijand » (broeder Michel van de H. Drievuldigheid, Toute la vérité sur Fatima, dl. 2, p. 283).

Anti-Russische Revolutie en Russische Contrarevolutie : dát is de historische waarheid.

Maar Lenin reageert krachtdadig op de totstandkoming van het Witte Leger. Op 12 maart laat hij Lev Trotskij benoemen tot Volkscommissaris van Oorlog en hoofd van de Militaire Raad, met een duidelijke opdracht : de vorming van het Rode Leger.

Trotskij stampt dit Rode Leger op korte tijd uit de grond. De kaders recruteert hij uit het voormalige tsaristische officierenkorps, de grote massa van de soldaten via de dienstplicht. De desertie onder de militairen bekampt hij genadeloos : « Men kan geen leger op poten zetten zonder repressie », schrijft hij later. « Men kan grote mensenmassa’s niet de dood insturen als het opperbevel niet kan terugvallen op de doodstraf. De soldaten kunnen kiezen : een mogelijke dood in de frontlinie of een zekere dood in de achterhoede. »

Bij de eerste confrontaties blijkt het Rode Leger door zijn gebrek aan discipline en ondanks zijn getalsterkte niet opgewassen te zijn tegen de Witten, die snel veld winnen. Denikin leidt het zuidelijk front en boekt successen ten noorden van de Kaukasus en aan de Don. Miller commandeert de noordelijke troepen die zich geconcentreerd hebben rond Archangelsk. En in West-Siberië is het admiraal Koltsjak die een offensief lanceert in de richting van de Oeral.

De Geallieerden – Groot-Brittannië, Frankrijk, de Verenigde Staten – twijfelen of ze de Witte Legers moeten steunen tegen de bolsjewieken. Zijn de contrarevolutionairen immers geen aanhangers van de tsaar, van de autocratie ? Door de ideologische vooroordelen van Lloyd George, Clemenceau en Wilson gaat in de zomer van 1918 een unieke kans verloren om het sovjetregime uit te schakelen vóór het zich stevig kan organiseren. De afkeer van de westerse leiders – liberalen en vrijmetselaars – voor een christelijke monarchie van goddelijk recht maakt dat de Russische contrarevolutie niet de steun krijgt die ze nodig heeft om te zegevieren 1.

De Duitsers zijn minder scrupuleus : zij bieden het Rode Leger massale steun, want de bolsjevieken zijn hun objectieve bondgenoten in de titanenstrijd van We­reldoorlog I. En precies op hetzelfde moment krijgt Lenin van een groep Amerikaanse bankiers 15 miljoen dollar cadeau 2 !

Wanneer de Geallieerden uiteindelijk toch schoorvoetend de kant van de contrarevolutie kiezen, in de hoop dat Denikin en zijn medestanders na hun overwinning op de Roden het oostelijk front tegen Duitsland opnieuw zullen openen, is het eigenlijk al te laat. Op 18 juli is de keizerlijke familie in Jekaterinburg brutaal afgeslacht, wat voor de Witten een zware psychologische opdoffer betekent. Het Rode Leger is door Trotskij op volle sterkte gebracht en gaat op verschillende plaatsen met succes in de tegenaanval. Dan volgt in november de Wapenstilstand die een einde maakt aan de Eerste Wereldoorlog, en daarmee ook aan de belangstelling van de westerse mogendheden voor de zaak van de Witten.

Op de vredesconferentie in Versailles maken de Geallieerden de stilzwijgende afspraak dat zij de loop van de militaire gebeurtenissen in Rusland gewoon zullen afwachten en geen enkele poging zullen ondernemen om ze te beïnvloeden.

Admiraal Koltsjak, die in november het oppercommando over alle Witte Legers heeft gekregen, steekt in de lente van 1919 de Oeral over en nadert de stad Kazan. Hij heeft zelfs al een tegenregering gevormd, maar hij wordt door de Geallieerden in de steek gelaten, in volkomen tegenspraak met de gedane beloften. Het Rode Leger drijft hem terug tot in Irkoetsk. In januari 1920 wordt Koltsjak door de bolsjewieken gevangen genomen en kort daarop gefusilleerd.

In het noorden kan generaal Miller lange tijd rekenen op Britse troepen die gelegerd zijn bij Archangelsk, maar eind september 1919 trekt de regering in Londen de laatste soldaten daar terug. Een maand later zijn de bolsjewieken heer en meester in de stad.

Generaal Denikin lanceert in mei 1919 vanuit het zuiden van de Oekraïne een laatste groot offensief met de bedoeling tot in Moskou door te dringen. Kijev valt in september, Orel (op 320 km van Moskou) begin oktober. Zijn poging mislukt echter bij gebrek aan westerse steun. Het Rode Leger gaat in de tegenaanval zodat Denikin zich moet terugtrekken in de richting van de Krim. Zijn troepen geraken gedemoraliseerd. In april 1920 treedt Denikin af als legerleider en geeft het commando door aan generaal baron Vrangel. Die probeert de hulp van Frankrijk en van Polen te krijgen voor een grote gezamenlijke actie, maar geen van beide landen wil meewerken. Langzaam maar zeker verdwijnen de Witten van het toneel van de geschiedenis...

In een roman die Vladimir Maximov in 1986 publiceerde over admiraal Koltsjak 3 maakt hij duidelijk hoe de Geallieerden de apocalyptische gebeurtenissen in Rusland volkomen onderschatten. Op een bepaald ogenblik krijgt Koltsjak het bezoek van de Amerikaanse consul-generaal Harris, die hem een nietszeggend telegram met loze beloften overhandigt :

« Laten we zonder omwegen over onze zaken praten, mijnheer Harris. Het is waar dat wij door ons eigen toedoen in deze situatie zijn terechtgekomen, en wij zullen dan ook de gebroken potten moeten betalen. Maar vermits de Geallieerden het besluit genomen hebben er zich mee te moeien, moeten zij begrijpen dat het niet alleen om een vriendelijke dienst gaat die zij ons bewijzen : het gaat om hun eigen verdediging, want het opzet van de bolsjevieken houdt – voor zover ik weet – niet op aan de grenzen van het oude Russische Rijk. Vroeg of laat zullen jullie oog in oog met hen komen te staan, en dan zullen jullie niet kunnen terugvallen op een bondgenoot die zo toegewijd is als het tsaristische Rusland. Het Rusland van de bolsjevieken daarentegen zal jullie nachtmerrie zijn ; jullie zullen er jullie voorspoed bij vergeten en alleen nog maar kunnen denken aan overleving. En tenslotte zullen jullie de dans niet kunnen ontspringen, want men kan niet eeuwig in een toestand van verdediging leven. Er zal een ogenblik komen waarop jullie zullen moeten capituleren. »

« Wij doen alles wat in onze macht ligt ! », reageerde de bezoeker, trillend van opwinding. « Hebben wij ons niet afgesloofd voor u ? »

« Zelfs als u tienmaal meer gedaan had, dan zou het nog slechts een druppel water zijn in de oceaan die Rusland vandaag overspoelt. »

« Wat wil u dan, Admiraal ? Een rechtstreekse militaire interventie ? »

« Niet alleen een interventie : de oorlog. »

« Dat is onmogelijk, Excellentie. Voor die dwaasheid wil niemand bij ons verantwoordelijk tekenen. »

« Wel, mijnheer Harris », besloot de Admiraal met een gebaar dat hen beiden naar de werkelijkheid wilde terugvoeren, « dan kan ik alleen maar afscheid van u nemen met de woorden van Hamlet : “ Het is uit medelijden dat ik u de waarheid zeg ; uw rampspoed is nog maar pas begonnen, bereid u voor op nog groter leed ” » (p. 201).

* * *

Generaal Denikin verliet Rusland in de lente van 1920, in het besef dat hij zijn vaderland wellicht nooit meer zou terugzien. Hij ging in ballingschap naar Frankrijk, waar hij verbleef tot 1946. Zijn laatste levensjaar bracht hij door in de Verenigde Staten. Hij overleed er in augustus 1947 en werd begraven op het Sint-Vladimirkerkhof in Jackson, New Jersey.

In september 2005 werd zijn lichaam opgegraven ; het bleek nog in uitzonderlijk goede staat te verkeren, indrukwekkend in het militaire uniform. Op 30 september werd het stoffelijk overschot overgevlogen naar Parijs, voor een dienst in de orthodoxe Aleksander Nevskij-kathedraal. Daarbij waren zeer veel afstammelingen aanwezig van de voor de Revolutie gevluchte Russen, van wie er verschillenden indertijd in de Franse hoofdstad hun heil hadden gezocht. Op de receptie die nadien op de Russische ambassade volgde, zei ambassadeur Avdeev : « Geleidelijk aan komen wij de uitroeiing door een verschrikkelijk totalitair systeem te boven. Wij herschrijven onze geschiedenis, wij herschrijven ze in de juiste zin. »

Van Parijs ging het dan op 2 oktober naar Moskou, waar bij aankomst op het vliegveld in opdracht van president Poetin militaire eer werd bewezen aan de generaal. ’s Anderendaags werd Anton Ivanovitsj Denikin, « een groot Russisch patriot », plechtig herbegraven in het Donskoj-klooster in het zuiden van Moskou. Dit versterkte klooster dat gesticht werd in 1591 is alle Russen zeer dierbaar. Het is toegewijd is aan de H. Maagd van de Don – van wie een beroemde icoon in het klooster vereerd wordt – en is genoemd naar Dmitrij Donskoj, de grootvorst van Moskou die in 1380 de Mongolen een verpletterende nederlaag toebracht. Het klooster, dat onmiddellijk na de Oktoberrevolutie gesloten werd, diende van 1922 tot 1925 tot gevangenis voor patriarch Tichon, het hoofd van de Russisch-orthodoxe kerk, die de bolsjewieken een doorn in het oog was ; de patriarch, die in 1989 door de orthodoxe Kerk heilig verklaard werd als de H. Tichon van Moskou, ligt overigens in het klooster begraven.

De dienst in het Donskoj-klooster werd geleid door Aleksej II, Patriarch van Moskou en heel Rusland. Marina Denikina-Grey, de 86-jarige dochter van de ge­neraal, was op de plechtigheid aanwezig. Zij zag zo haar levenslange inspanningen 4 beloond om de nagedachtenis van haar door de Sovjetunie verguisde vader te verdedigen en in ere te herstellen. 

redactie KCR
Hij is verrezen ! nr. 19, januari-februari 2006

Typerend is het volgende argument dat de Britse premier Lloyd George op 16 januari 1919 gebruikt om de « Witten » geen hulp meer te geven : « Uit informatie die we ontvangen hebben is gebleken dat Koltsjak leden van het oude regime rondom zich verzameld heeft, en in zijn hart eigenlijk een monarchist is » (aangehaald in The Times History of the War, 1920, vol. XXI, p. 398).

Zie Michel de Saint Pierre, Le drame des Romanov. Histoire d’une dynastie, p. 554. Het Amerikaanse kapitalisme heeft duidelijk een smerige rol gespeeld in de vestiging van de Sovjetdictatuur.

« Zagljanut’v Bezdnu » (« Een blik in de afgrond »), in het Frans verschenen als « L’Amiral Blanc » (uitg. Olivier Orban, 1989). Abbé de Nantes noemde het boek « een meesterwerk » en wijdde er een uitvoerige bespreking aan in CRC nr. 256, aug.-sept. 1989, pp. 1-11.

Denikins dochter, die nog steeds in Frankrijk woont, was o. m. co-auteur van een standaardwerk over de Russische Contrarevolutie: Marina Grey en Jean Bourdier, Les Armées Blanches, Parijs, Stock, 1968.