GIUSEPPE SARTO, DE HEILIGE PIUS X 
EEN BIOGRAFIE

« Ik ben ervan overtuigd dat het christenvolk van Pius X heeft gehouden omdat het in al zijn kentrekken het Evangelie heeft herkend. » Deze woorden werden neergeschreven door de Franse katholieke romanschrijver René Bazin (1853-1932), de auteur van o.m. La terre qui meurt en Le blé qui lève. De grote bewondering en affectie die Bazin koesterde voor Paus Pius X vond haar neerslag in de mooie biografie die hij schreef in 1928. Broeder Thomas baseerde zich op dit werk om voor ons het rijke leven van « Sarto il Santo » te verhalen.

HET KIND VAN RIESE

De toekomstige Paus zag het levenslicht op 2 juni 1835 in een arm maar vroom gezin. René Bazin ziet die armoede niet als een handicap : « God liet hem geboren worden te Riese, een dorp in het noorden van de landstreek Veneto, niet in ellende, maar in grote armoede. Hij was niet gezegend met rijkdom. Hij had iets beters te geven : een zuiver bloed, een groot hart, een gelovige familie.

« Een werkzaam volk en een gelovig volk, rijkdom van een land en rijkdom van God. “ Bij ons Italianen ”, zal Pius X op een dag zeggen, “ is het geloof als een geboortegeschenk. ” Bewijzen hiervan zijn in overvloed te vinden voor wie Veneto doorkruist. Het bijwonen van de religieuze diensten, het aantal kinderen, de kruisen aan de rand van de weg, de beeldjes van Onze-Lieve-Vrouw of van heiligen die de muren van de huizen versieren, en zelfs de volksgezegden laten geen twijfel bestaan over het geloof van deze streek. Als men bijvoorbeeld aan een oude man of een oude vrouw hun leeftijd vraagt, krijgt men slechts dit mooie antwoord : “ Poco manca andar casa ”, “ Er rest mij nog maar weinig tijd vooraleer ik naar het Vaderhuis vertrek ”. »

Zijn vader, gemeentebode, en zijn moeder, naaister van beroep, waren beiden voortreffelijke christenen. In het portret dat Bazin schildert van deze mater admirabilis ontdekt men haar ziel : « Op de foto [zie p. 4] zit zij op een stoel. Ze draagt een kleed uit duurzame stof dat tot boven dicht is, verder een schort die van zijde moet zijn en een donkere gekruiste halsdoek waarop enkele grote bloemen geborduurd zijn. Ze houdt zich goed recht ; men voelt aan dat ze snel zou kunnen opstaan, ze heeft die gewoonte. Maar het is het gelaat dat de aandacht trekt. Margherita Sanson glimlacht niet.

« Ze moet een voller gezicht hebben gehad toen ze jong was, maar zovele vermoeienissen en zorgen hebben de wangen onder de jukbeenderen en ter hoogte van de fijne lippen doen invallen. Ze heeft een heel regelmatige neus, kleine ogen waarin geen vrees of ijdelheid te bespeuren valt, een mooi breed voorhoofd en daarboven glanzende grijze haren met een scheiding in het midden. Deze Italiaanse volksvrouw heeft een grote waardigheid, ernst en goedheid over zich ; ze valt als vanzelf op. In feite is zij van adel : zij is een van die prinsessen van het geloof, van aanvaarding van de plicht, van toewijding aan het gezin en stilzwijgen, zoals er in elk christelijk land leven zonder dat ze bekend zijn. Zij is de moeder van de Paus, en Pius X geleek erg op haar. »

In dit christelijk klimaat bloeit de ziel van de kleine Sarto, die vanaf zijn kindertijd getooid is met alle volmaaktheden van de natuur en van de genade, als een lelie open. « Doordat Giuseppe zo’n christelijke ouders had, kon het niet anders of hij hield van de kerk, de diensten, de priester, de hemel, waarvan zovele kinderen worden afgehouden. Uit zichzelf gaan ze naar God toe. Wie zelf een paar kinderen heeft opgevoed, bewondert in hen hun gevoel voor het goddelijke en het opmerkelijk, ogenblikkelijk inzicht dat ze hebben in de bovennatuurlijke wereld. »

NAAR HET PRIESTERSCHAP

Toen zijn roeping zich openbaarde en hij in de kerk van Riese de soutane ontving, beval Margherita Sarto aan haar andere kinderen hem niet meer met “ jij ” maar met “ u ” aan te spreken. In dit detail van de opvoeding ontdekt Bazin een schat aan beschaving :

Margherita Sanson, echtgenote Sarto, de moeder van de latere Pius X.
Margherita Sanson, echtgenote Sarto, de moeder van de latere Pius X.

« Nog een verfijnd aspect van deze eerbiedwaardige en bevallige persoonlijkheid : het gevoel voor wat kan en niet kan, voor de nuances van de beleefdheid. Moeder Sarto had dit zeker niet geleerd, maar het werd haar bij elke gelegenheid gedicteerd door een katholicisme dat een en al begrip, respect en evenwicht was. Velen hebben zich afgevraagd hoe het kwam dat Giuseppe Sarto, die beetje bij beetje werd verheven tot de hoogste waardigheden op aarde, altijd was wat hij moest zijn in een bepaalde functie : hij had dit te danken aan diezelfde wonderlijke intelligentie en alertheid. »

Op het college van Castelfranco, en vervolgens op het seminarie van Padua, klom hij met gemak op naar de eerste plaats, zonder naijver te wekken. Men had hem de bijnaam “ de vrolijke ” gegeven. Hij verbaasde zijn kameraden door zijn werkdrift. « Men gaf hem de sleutel van de gewijde graanzolders », schrijft Bazin. « Hij was de uitverkoren zoon tot wie de Heer van de oogst spreekt : “ Neem van mijn zuiver graan en verzwaar je last, want ze hebben honger daar beneden, en als je verdeeld zal hebben wat ik je toesta te nemen, of tevoren zelfs, kom dan onverwijld terug naar mijn graanzolders. Het graan zal nooit ontbreken ; het zijn de verdelers zoals jij die er tekort zijn. Verveelvoudig je inspanningen, ik zal je moed vereelvoudigen. ” » De oogst van don Sarto zal inderdaad schitterend zijn...

Deze zoon van de Kerk, zo gelukkig en begenadigd, werd priester gewijd op 18 september 1858. Vanaf die dag werd hij de dienaar van de Kerk, in afwachting dat hij er de bewaker en bruidegom zou van worden.

DE VERPERSOONLIJKING
VAN SINT-JOZEF

« Een vroom en nederig priester, een werker, een man van naastenliefde en gebed, rechtvaardig en rechtschapen in de hoogste graad » : zo sprak zijn bisschop over hem. Abbé de Nantes voegt eraan toe : « De Heilige Jozef, zijn patroon, moet ook zo geweest zijn. Ja, hoe meer ik hierover nadenk, hoe meer ik denk dat geen enkele man hier op aarde zozeer op Sint-Jozef geleken heeft... » (CRC nr. 96, p. 9).

Don Sarto werd benoemd tot onderpastoor van Tombolo en wijdde zich aan die opdracht met heel zijn hart. De parochianen noemden hem een “ perpetuum mobile ”. Bazin merkt op : « Hij had die zuivere, goede en zachte blik die soms te bespeuren is in de ogen van de jeugd, maar die bij hem aanwezig bleef. Iemand zei later over Pius X : “ Elk rechtgeaard hart vliegt naar hem toe ”... Wat predikte hij ? Altijd het Evangelie. Hij deed dit op een heldere manier, met een zachte kracht. Men voelde dat hij gewoon was te mediteren, dat hij ook de gewoonte had het boek dat hij verklaarde zelf te beleven. Omdat hij vlot sprak en een mooie stem had, was ook dat een reden om naar hem te luisteren. Men vroeg hem dikwijls om te preken in de naburige dorpen ; hij ging daarop in, en zijn faam nam toe in dit kanton van Veneto. De mensen zeiden : “ Hij is te goed voor ons. ” »

Ze vergisten zich niet. In 1867 werd don Sarto benoemd tot pastoor van de grote gemeente Salzano. « De pastoor van Salzano was wat de vicaris van Tombolo geweest was : de priester die enkel zichzelf vergeet... De heilige over wie de nieuwe pastoor het liefst sprak, was de Heilige Vincentius a Paulo, van wie hij zei : “ Deze man had begrepen dat de wil van God erin bestaat niet te leven voor zichzelf maar voor allen... ” Een mooie lijfspreuk, en er zijn er veel die er zich mee tevreden stellen deze zin neer te schrijven in een schriftje en hem een aantal keren te herlezen. Maar hij, don Giuseppe, bracht deze lijfspreuk in praktijk... »

Het geheim van zijn ambt was zijn verering voor God, die zijn ziel deed branden als een verterend vuur, en de liefde voor de armsten die eruit voortkwam. Hij verzon niets nieuws en brak evenmin iets af, hij herstelde : catechismus voor kinderen, gewijde gezangen, veelvuldige communie, broederschap van het Heilig Hart, plattelandskas, scholen, weeshuizen, ziekenhuizen... Overal deed men op hem een beroep, ja zelfs met de vraag om een onderneming die op bankroet stond terug vlot te trekken !

In 1875 werd hij benoemd tot kanunnik van de kathedraal van Treviso, geestelijk directeur van het seminarie en bisschoppelijk kanselier, een zware taak die hij gedurende negen jaar waarnam en waarbij hij het werk van vier man deed. « Zij die geboren zijn om te dienen, kunnen, als zij een heel groot hart hebben, er zich over verbazen dat ze opklimmen : de getuigen zijn hierover niet verbaasd. »

De dood van zijn bisschop confronteerde hem voor de eerste keer met de administratie van het nieuwe koninkrijk Italië, die op willekeurige wijze had gesnoeid in de inkomsten van de bisschoppelijke curie. Hij had het kanoniek recht en de burgerlijke wetgeving aan zijn kant, en eiste dus waar hij recht op had. « Een kandidaat voor het bisschopsambt zou misschien niet geprotesteerd hebben », merkt Bazin op. « Maar Giuseppe Sarto was slechts kandidaat voor het paradijs. Wat een schitterend voorbeeld van sterkte, wat een vrijheid ! »

DE « STRIJDVAARDIGE BISSCHOP » VAN MANTUA

Mgr. Sarto, bisschop van Mantua (1884-1893).
Mgr. Sarto, bisschop van Mantua (1884-1893).

Mgr. Sarto weende toen hij het nieuws van zijn benoeming op de bisschoppelijke zetel te Mantua vernam, maar onmiddellijk erna gaf hij blijk van een uitzonderlijke bezieling. Bij zijn taak om een bisdom in verval te herstellen zou hij voor de eerste maal in botsing komen met de vrijmetselarij, die in het Italië van die tijd almachtig was. Maar hij liet zich leiden door de hoop, zoals uit zijn eerste herderlijke Brief blijkt :

Gedurende negen jaar stond Mgr. Sarto voortdurend op de bres om in zijn bisdom te herstellen wat moest hersteld worden : zijn seminarie, zijn parochies – hij bezocht ze een voor een, en liet er een onuitwisbare indruk na – de School voor de christelijke Leer (van kapitaal belang in zijn ogen) en natuurlijk ook het Werk van de Congressen, bedoeld om de christelijke sociale orde te herstellen in naam van de Syllabus !

« Het lastige en onopvallende werk van lange adem dat Mgr. Sarto ondernam, was het herstel van de discipline, de hoop en de eenheid in zijn bisdom ; ze waren alle drie evenzeer verzwakt. Om hierin te slagen had hij heel wat anders nodig dan wat men de kwaliteiten van een bestuurder noemt. Deze volstaan niet meer van zodra de ziel op het spel staat : wat nodig was om voorbeeld te zijn en leiding te geven, was een grote bovennatuurlijke ingesteldheid, en die had hij. De werkgewoonten bleven dezelfde als in het seminarie van Treviso : opstaan vóór 5 uur, gaan slapen om middernacht, bijna nooit een wandeling. Maar een nieuwe last kwam zijn leven verzwaren : van zodra Mgr. Sarto een « publiek » man werd, stemde hij ermee in om alle bezoekers te ontvangen die zich kwamen aanmelden. Hij had geen bezoekdagen of –uren. Iemand heeft het mooi verwoord : “ Hij ontving de rijken goed, en de armen heel goed. ” Dit was niet, zoals men wel kan raden, omdat hij vooroordelen had tegenover de eersten, want de rechtvaardigheid liet hem dat niet toe ; maar omdat hij uit ervaring wist dat arme mensen minder vrienden hebben en blijer zijn als ze er een ontmoeten. »

Negen jaar later verliet hij Mantua, dat een van de bloeiendste bisdommen van Italië was geworden.

DE ONMISBARE DEUGD VAN HOOP

Voor het welzijn van de zielen zal ik mij niet laten afschrikken door zorgen, nachtwakes of vermoeidheid, en niets zal me nauwer aan het hart liggen dan jullie eeuwig heil. Ik weet dat ik voor het welzijn van mijn schapen gevechten zal moeten leveren, gevaren doorstaan, beledigingen slikken, stormen het hoofd bieden en strijden tegen de pest die de goede zeden belaagt. Maar mijn gelovigen zullen me steeds vastberaden op mijn post vinden, altijd zacht en vol liefde. Onder jullie zullen er zeker zijn die zich afvragen wie mij de kracht zal geven om mijn beloften te houden. Ik antwoord : de Hoop, de enige metgezel van mijn leven, de machtigste hulp in onzekerheid, de sterkste kracht in zwakheid. Ik bedoel niet de hoop op mensen, maar de Hoop op Christus die, steunend op de beloften van de hemel, de zwakste mens sterkt door de grootsheid en de hulp van God. God weigert niets aan wie op Hem vertrouwt. Onze macht is recht evenredig met onze Hoop, en we kunnen dan alles : « Ik kan alles in Hem die me bijstaat », zegt de Apostel... Wel wetend hoe weinig bekwaam ik ben om de last te dragen die mij op de schouders is gelegd, vind ik alle troost in de schone deugd van de Hoop.

DE PATRIARCH VAN VENETIË,
GEZANT VAN CHRISTUS-KONING

Op 12 juni 1893 creëerde Paus Leo XIII hem kardinaal, en drie dagen later kreeg hij zijn benoeming tot patriarch van Venetië. Maar hij moest meer dan een jaar wachten om het exequatur van de regering Crispi te bekomen, wegens de tegenstand van de anti-klerikale gemeenteraad van de Dogenstad. Op 5 september 1894, op het feest van de H. Laurentius Justinianus, eerste patriarch van Venetië, werd de toelating uiteindelijk gegeven ; de klokken begonnen vanzelf te luiden !

Al in zijn eerste herderlijke Brief aan zijn nieuwe diocesanen kloeg kardinaal Sarto het grote kwaad aan van de secularisering en het naturalisme, die zich verspreid hadden over alle domeinen van het openbaar leven :

« God wordt verjaagd uit de politiek, door de theorie van de scheiding van Kerk en Staat ; uit de wetenschap, door het tot systeem verheffen van de twijfel ; uit de kunst, die gedegradeerd wordt door het realisme ; uit de wetten, gebaseerd op de moraal van vlees en bloed ; uit de scholen, door de afschaffing van de catechismus ; uit het gezin tenslotte, dat men in zijn oorsprong wil seculariseren en beroven van de genade van het sacrament... We moeten strijden tegen de belangrijkste misdaad van het moderne tijdperk, dat op een heiligschennende manier de mens in de plaats van God wil stellen. »

De patriarch waarschuwde zijn clerus ook voor de intriges van de liberaal-katholieken :

« De priesters moeten er zich voor hoeden geen enkel idee te aanvaarden van het liberalisme, dat onder het mom van het goede beweert recht- vaardigheid en ongelijkheid met elkaar te ver-zoenen...De liberaal-katholieken zijn wolven gehuld in schapenvachten. Daarom moet elke ware priester aan zijn gelovigen hun gevaarlijke valstrikken en hun boze plannen onthullen. Jullie zullen worden uitgescholden voor papisten, klerikalen, reactionairen en personen zonder enige soepelheid... Wees sterk, wijk niet waar er niet te wijken valt. Jullie moeten de strijd aangaan, niet met compromissen maar met moed, niet in het geheim maar in het openbaar, niet met gesloten deuren maar onder de open hemel. »

In die optiek onderstreepte de kardinaal ook het belang van een zuivere leer, met een verwijzing naar de mooie uitspraak van de H. Hilarius van Poitiers : « Het is beter in deze eeuw te sterven dan de zuiverheid van de waarheid aan te tasten. »

De intrede van de patriarch in zijn stad, op 24 november 1894, was triomfantelijk, zoals blijkt uit het geestdriftig relaas van René Bazin :

« Er stond zoveel volk op de kaden rond het station en in de naburige steegjes dat iedereen bang was voor het minste gedrang, want dat zou hele drommen nieuwsgierige mensen in het Canal Grande hebben doen belanden. De trein floot. Toen begonnen alle klokken van Venetië – en God weet hoeveel er dat zijn ! – te luiden. De hemel, de huizen en de zee zongen. De mensen zwegen nog. Ze keken toe hoe een boot van de koninklijke marine naderbij kwam varen naar de stenen trappen ; aan boord bevonden zich verschillende officieren in groot ornaat. Dit was de eerste begroeting door de regering. Dan ging de poort van het station open, en temidden van het volk kwam de kardinaal naar beneden. Een immens gejuich steeg op ; het weerklonk voortdurend opnieuw door heel Venetië, telkens als het eerste schip van de stoet een nieuwe wijk binnenvoer, en het bleef de Patriarch zo begeleiden tot aan de Piazzetta. Hijzelf stond rechtop op de voorsteven, bekleed met purper, glimlachend en zegenend ; rechts van hem stond het kruis, gedragen door een priester ; links stond zijn vicaris-generaal ; vlakbij hem de officieren van de koninklijke marine. Alle paleizen waren versierd, behalve dat van de gemeenteraad... »

Op de smaad van het radicale gemeentebestuur werd door kardinaal Sarto op gepaste wijze gereageerd. Hij deinsde er niet voor terug om zich met « de politiek » in te laten. Zijn programma was eenvoudig : de herovering voor Christus-Koning van alle instellingen en menselijke activiteiten, inbegrepen die van de politiek, die gemonopoliseerd werd door de vijanden van God en van de Kerk. Het jaar daarop bereidde hij zorgvuldig de gemeenteraadsverkiezingen voor door de noodzakelijke onderwerping van Venetië aan Christus en zijn wet te prediken. Hij bekwam daarbij de samenwerking van alle eerbare mensen, katholieken en gematigden, en verjoeg op die wijze uit de gemeenteraad de radicaal-democraten die schatplichtig waren aan de vrijmetselarij.

Het terrein was nu vrij. Het Eucharistisch Congres van Venetië, in 1897, was een schitterende bekrachti-ging van het Koningschap van Christus in zijn Eu-charistisch Sacrament : « Wij moeten ons scharen rond het Tabernakel, waarin Jezus zich verwaardigt bij ons te blijven tot aan het einde der tijden, om Hem onze betuigingen van eerherstel te brengen, opdat zijn wil ons verstand zou doordringen, zijn mo-raal onze zeden, zijn liefde onze instellingen, zijn rechtvaardigheid onze wetten, zijn ingrijpen onze geschiedenis, zijn verering onze godsdienst, zijn leven ons leven » : zo luidde het programma van de patriarch voor de congresleden, die vanuit heel Italië waren toegestroomd.

Het jaar tevoren had hij het Congres van de sociaal-katholieken afgesloten met de volgende woorden : « Jezus Christus als basis nemen voor deze studies, betekent dat men op eenvoudige manier inzicht krijgt in het onverklaarbare mysterie van de ongelijkheid tussen de mensen op aarde – een noodzakelijke, onvermijdelijke ongelijkheid, die trouwens terug haar intrede zou doen daags nadat een vurige dromer zou geloven haar te hebben afgeschaft, want het is een wet van deze vergankelijke wereld. Wat men ook doet, het zal steeds onmogelijk zijn om deze twee uitersten met elkaar te verenigen – de eersten en de laatsten, de rijken en de armen, de groten en de kleinen – als men temidden van hen niet het Evangelie en het Kruis plaatst : het Kruis, de enige Ark van het Verbond, en het Evangelie, het enige vredesverdrag. »

Hij die in Rome de grote Leraar en Herder van de Kerk van de twintigste eeuw zou worden, bereidde zich daarop voor in Venetië. « Overal in Italië kende men de daden, de fijngevoeligheid en de gave van sympathie die de patriarch van Venetië bezat... Van overal werd hij verzocht om de grote godsdienstige feesten voor te zitten in de naburige bisdommen van Noord-Italië. Op een keer besloot hij het kolossale beeld van Maria te zegenen dat, dank zij collectes onder het volk, was opgetrokken op de top van de Monte Grappa. Hij deed toen de beklimming van die berg gezeten op een witte muilezel [zie foto op deze pagina], gevolgd door een lange stoet van Venetianen. Na een rustpauze van enkele uren in een boswachtershuis voltooide hij de dag erna, zondag 4 augustus 1901, de beklimming van de 1800 meter hoge berg, droeg daarboven de Mis op en sprak tot meer dan tienduizend bedevaarders die vanuit heel de grote groene vallei waarover de zon opging waren gekomen. Hij daalde vervolgens af naar de vlakte met rond zijn hoed een slinger van edelweissbloemen, die zijn gelovigen voor hem hadden geplukt. »

« Zelfde sympathie, en voor andere verdiensten, toen kardinaal Sarto in de winter van 1902 krachtig het wetsontwerp bestreed over de echtscheiding, dat men er eens te meer in Italië probeerde door te krijgen.

« De katholieken hadden zich opnieuw gegroepeerd en, in een verbond met de gematigden, hadden zij de oude atheïstische gemeenteraad verjaagd. Een hele serie werken kwam opnieuw tot leven of zag het daglicht, werken van vroomheid, van naastenliefde, van bijstand. De geestelijkheid, die in aantal toegenomen was, volgde haar leider met bewondering. Venetië had opnieuw een doge gevonden, zonder leger noch hofhouding, zonder een ander schip dan een gondel, en het hield van hem... De patriarch had de harten van zijn diocesanen gewonnen en, voor zover een volmaakt priester de hem omringende onvolmaakte wereld kan vernieuwen, had hij heel wat zielen die zonder hem verloren zouden zijn gegaan nieuw leven gegeven, mooier gemaakt en tot goddelijke vreugde gebracht. Hij kende niet iedereen, maar iedereen ging naar hem toe als ze hem zagen voorbijgaan. Vanaf de deurdrempels, vanuit de vensters, vanop de achtersteven van de gondels zegende het volk van de zee hem met een van die uitroepen die doen denken aan het Evangelie : “ Gezegend door God ! En ook zijn moeder ! ” En soms hoorde men in de straatjes, als de kardinaal daar voorbijgekomen was, een stem die zei : “ Als we zullen aankomen bij het paradijs, zal die daar voor ons de poort laten openmaken om het genoegen te hebben ons terug te zien ! ” »

« ALS EEN KRUIS »

Toen hij op 4 augustus 1903 tot Opperherder gekozen werd, kende de patriarch van Venetië, vooraleer hij de zware taak aanvaardde, een ware doodsstrijd. Hij had het voorgevoelen dat hij het hoofd zou moeten bieden aan de grote geloofsafval van de moderne tijd, dat hij die zou moeten bestrijden en overwinnen door zichzelf te offeren. « Als het niet mogelijk is dat deze kelk aan mij voorbijgaat, dat de wil van God dan geschiede ! Ik aanvaard het pontificaat als een kruis », en hij voegde eraan toe : « Omdat de pausen die in de voorbije eeuw het meest geleden hebben voor de Kerk de naam van Pius droegen, zal ik deze naam kiezen ».

Bazin verhaalt de ontroerende plechtigheid van de kroning die plaatsvond in de Sint-Pietersbasiliek op 9 augustus 1903 :

« Meer dan vijftigduizend mensen waren aanwezig, samengedrongen in de kerk. De Paus zegende het volk en toen van alle kanten gejuich naar hem opsteeg, bracht hij een vinger aan de lippen en ogenblikkelijk werd het overal stil. Pius X hield halt in de kapel van het Heilig Sacrament en bad daar lange tijd geknield, omringd door de kardinalen... Vooraleer hij aankwam bij het altaar van de Confessio hield hij nogmaals halt en boog diep voor het beeld van de Heilige Petrus, de Paus van twintig eeuwen geleden.

« Na de Mis begaf de optocht zich tot voor de Confessio van de Heilige Petrus. Daar plaatste kardinaal Macchi de tiara op het hoofd van de Paus met de woorden : “ Ontvang de tiara met de drie kronen, en weet dat gij de vader van de prinsen en de koningen zijt, de rechter van de wereld en de plaatsvervanger van Onze Heer Jezus Christus, aan wie alle eer is verschuldigd, in alle eeuwen der eeuwen ! ”

« Toen zong Pius X voor de eerste keer de formule van de absolutie en van de apostolische zegen. Op dat ogenblik weerklonken onder de gewelven van de Sint-Pieter de kreten “ Leve Pius X ! ” en zelfs, vanwege de Venetianen, de kreten “ Leve onze Patriarch ! ”. Noch de vinger op de lippen, noch de smekende gebaren konden de stilte terugbrengen. Maar men zag de Paus, heel bleek en ontroerd, glimlachen om de vreugde van zijn volk. »

Weldra vond hij opnieuw heel zijn eenvoud terug en ontving hij, elke zondag, een voor een de Romeinse parochies : « Deze grote pastoor van Rome en van de wereld sprak zoals de Heilige Petrus, met overtuiging en liefde, over dezelfde Heer Jezus Christus. De mensen die naar hem luisterden, de armen en de minder armen, waren erdoor ontroerd, in het besef dat hij werkelijk van hen hield omwille van de Heer. »

Deze Goede Herder was terzelfdertijd een legeraanvoerder, die zijn volk warm maakte voor de strijd voor God, voor Christus en voor de Kerk, onder de banier van de Onbevlekte Maagd Maria.

« OMNIA INSTAURARE IN CHRISTO »

« Als het niet mogelijk is dat deze kelk aan mij voorbijgaat, dat de wil van God dan geschiede ! Ik aanvaard het pontificaat als een kruis. »

Het pontificaat van Pius X was « één van de meest vruchtbare pontificaten uit de geschiedenis van de Kerk », aldus een Italiaans benedictijn die met René Bazin bevriend was.

In zijn eerste encycliek, E supremi apostolatus cathedra, van 4 oktober 1903, schetste de Paus de grote lijnen van zijn programma dat hij begonnen was te Salzano, ontwikkeld had te Mantua en te Venetië en tenslotte zou toepassen op heel de katholieke wereld : alle aspecten van het leven van de Kerk herstellen om « de ver van Christus’ wijsheid afgedwaalde menselijke samenlevingen » terug te brengen « tot gehoorzaamheid aan de Kerk ; de Kerk, op haar beurt, zal ze onderwerpen aan Christus, en Christus aan God ».

Hij bracht ook de doodsnood in herinnering die hij gekend had op het ogenblik van zijn uitverkiezing tot Paus en onthulde er de diepere oorzaak van :

« Wij ervoeren een soort van verschrikkelijke angst toen wij de rampzalige omstandigheden overwogen waarin de mensheid zich momenteel bevindt. Kan men de diepgewortelde en ernstige ziekte negeren die op dit ogenblik, meer dan in het verleden, de maatschappij in haar greep heeft ? Zij wordt van dag tot dag erger, tast de samenleving aan tot op het bot en sleurt haar naar de ondergang. Deze ziekte, eerbiedwaardige broeders, is u bekend : het betreft het in de steek laten van God, het gaat over de apostasie...Maar omdat het God behaagd heeft zijn nederige dienaar te verheffen tot deze volheid van macht, putten Wij moed uit Hem die ons versterkt, gaan wij onverwijld aan het werk en verklaren Wij gesteund door de goddelijke kracht : ons enig doel in de uitoefening van het ambt van Opperherder is het herstellen is van alles in Christus, opdat Christus alles zou zijn in alles... »

Zonder dralen legde hij zich toe op concrete zaken die het gelovige volk konden bewaren en heiligen. Op 22 november 1903 publiceerde hij een Motu proprio over de sacrale muziek, « een tekst », schrijft Bazin, « waarin zich niet alleen de jaloerse fierheid om het Huis van God openbaart, maar ook de praktische ingesteldheid van een man met smaak die parochies heeft bestuurd en bekend is met kapelmeesters, zangers en het “ repertorium ” van de feestdagen ». Op 19 maart 1904 decreteerde de Paus een herziening van de codificatie van het kanoniek Recht, en Bazin bewondert als rechtsgeleerde de helderheid en « de geest van durf, die nergens zo sterk aanwezig is als bij zeer heilige mensen », zoals die tot uiting kwamen in het initiatief zelf.

DE PAUS VAN DE EUCHARISTIE

Het is met een zichtbare tevredenheid en een vurige verering dat de katholieke schrijver vervolgens “ de Paus van de veelvuldige Communie ” herdenkt :

« De hervorming die hij heeft doorgevoerd in het eucharistisch leven van de gelovigen heeft een draagwijdte en een weldoende invloed die door niemand kunnen worden gemeten. De Paus heeft de hernieuwing van de wereld gewild. Volgens zijn lijfspreuk heeft hij die gevraagd aan Christus. Hij heeft tot de volwassenen gezegd : “ Nader tot Hem, elke dag : ik haal de hekkens naar beneden ” ; hij heeft tot de kinderen gezegd : “ Kom tot Hem, van zodra jullie de leeftijd bereikt hebben waarop jullie Hem kunnen begrijpen en liefhebben. ” Het jansenisme, één van de meest verraderlijke ketterijen omdat ze mikte op de vurige zielen, was ontstaan in de Nederlanden en was van daaruit verspreid geraakt in verschillende landen. Slechts zelden te communie gaan, omdat we het niet waardig zijn ; zich onthouden van de communie uit eerbied voor Christus : dat was de basis van deze samenzwering tegen de goddelijke liefde...

« De eucharistische decreten van Pius X vormen één van de belangrijkste verwezenlijkingen van het Pausdom van alle tijden. Ze mogen terecht een uiting van genialiteit genoemd worden. Ze ontroerden van dankbaarheid alle christenen in wie de liefde van Christus leeft, dit wil zeggen een menigte van alle landen, alle talen en alle leeftijden. Het is precies die menigte die belet dat de wereld helemaal tot verval komt... »

DE OVERWINNAAR VAN DE KETTERIJ

De voorganger van Pius X, Leo XIII, had niets ondernomen tegen de ketterij van het modernisme, dat zich als een kanker in het lichaam van de Kerk had uitgezaaid. Pius X spoorde de ketterij met zijn adelaarsblik op en verwierp haar met heel de vurigheid van zijn godsdienstzin. Hij ontmaskerde de valsheid van haar aanhangers « met een door God geïnspireerde helderheid » en veroordeelde het modernisme in een reeks van akten die hun hoogtepunt bereikten in de encycliek Pascendi dominici gregis van 8 september 1907, in alle opzichten een « leerstellig monument ».

« Het modernisme is de ketterij van het einde der tijden », legt abbé de Nantes uit. « Het ontkent God en Christus in hun levende realiteit om er kopieën van te maken die het kan aanbidden zonder uit zichzelf te treden of zich aan iemand te onderwerpen » (CRC nr. 96, p. 14).

Bazin heeft dit zelf ook goed begrepen : « Pius X heeft deze leer gedefinieerd als het trefpunt van alle ketterijen. Het modernisme verschilt slechts van de absolute vrijdenkerij door zijn pretentie katholiek te blijven. Het heeft werkelijk alles ontkend, behalve dat kleine duistere sentiment, de drang naar het ideaal, dat het blijft bestempelen als godsdienst. Het is voldaan over het immense ruïneveld dat het op zijn geweten heeft, in theorie ten minste, en over de plaats die het voortaan hoopt in te nemen. En dan spreken we nog niet over de morele vrijheden die het, ongetwijfeld als gevolg van zijn voortdurende omgang met het protestantisme, is komen opeisen. Het is een voorbeeld, na zovele andere in de geschiedenis, van de feitelijke waarheid dat de ketter bijna altijd voor zichzelf werkt. Het is ongetwijfeld mogelijk dat hij iets anders zoekt, maar nooit cijfert hij zichzelf weg. De modernist wil de Kerk ten gronde richten, omdat hij geen meester kan verdragen. Hij bouwt opnieuw op, maar in zijn persoonlijk voordeel. Hij wordt schepper, en van wat voor wereld ! Hij is koning, en van wat voor koninkrijk : de godsdienst ! Voortaan zal de godsdienst zijn zoals hij het zal gewild hebben... »

Bazin besluit : « In de pauselijke brief waarin de leer van de Kerk opnieuw op punt gesteld wordt en gewroken, ziet men hoe eerbiedwaardige en sterke getuigen uit de vorige eeuwen op grandioze wijze naar voren treden – eeuwen waarin diezelfde dwalingen, die wellicht heel oud zijn, ontsproten aan een of ander avontuurlijk of pervers brein. De Paus haalt vroegere teksten aan : de beslissing van het tweede concilie van Nicea, van het vierde van Constantinopel, van het concilie van Trente, van het Vati- caans concilie, leerstellige beslissingen van Leo X, Gregorius XVI, Pius IX, Leo XIII ; zij herstellen de ondermijnde orde, en men is vol bewondering voor de verhevenheid, de redelijkheid, de welwillendheid van het katholieke dogma. Wij moeten de Kerk dank zeggen voor deze weldoende onverzettelijkheid... »

De Franse katholieke schrijver voegt er een bedenking aan toe dat wij volledig tot de onze maken : hij betreurt dat deze rijke doctrine zo wordt verwaarloosd en misprezen. « Men vraagt zich af waarom de Acta zo weinig gelezen worden. Hoe komt het dat de geschiedenis van de Kerk, waarvan zij de onvergelijkbare archieven vormen, niet wordt bestudeerd in de katholieke colleges ? Waarom verwaarlozen wij een rijkdom die wij alleen bezitten ? Als op een dag de jeugd onderricht wordt over de mooiste geschiedenis ter wereld, zullen spontaan en vol vreugde verschillende generaties opstaan en zich beter gewapend en fierder voelen. Zij zullen de vernieuwers dank zeggen die van hen steviger christenen gemaakt hebben. »

« SARTO, IL SANTO »

Om deze strijd voor het geloof te voeren was de heiligheid nodig van een Paus naar het Hart van God. Bij het lezen van de Aansporing tot de katholieke geestelijkheid die de Paus opstelde op 4 augustus 1908, voor de vijfde verjaardag van zijn uitverkiezing tot Opperherder, « komt de gedachte op », zo schrijft Bazin, « dat Pius X, bij de opsomming van de tekenen waaraan de mensen de modelpriester kunnen herkennen, zonder het zelf te willen zijn eigen portret heeft geschetst. Hij is de vrome, de mediterende, de liefhebbende, de zuivere priester geweest, diegene die nauwgezet, in elk opzicht, wetten en raadgevingen heeft nageleefd. Hij is ook onverschrokken geweest. Omdat hij sinds zijn jeugd nooit bang geweest is voor een opdracht, is hij ook voor geen enkele mens bang geweest. Noch de machtigen, noch hun intriges, noch hun pers hebben de zoon van Margherita Sanson en de cursore van Riese ooit kunnen intimideren – en evenmin het lijden van zijn eigen hart, wanneer hij een van zijn gelovigen moest doen lijden, of een van zijn naties.

« Zelfs zij die ver weg van de katholieke Kerk leven, die met Haar geen rekening houden, of Haar misschien bestrijden, kunnen niet anders, als zij te goeder trouw zijn, dan hun bewondering of zelfs hun verering tonen voor die zo zachtmoedige en nederige priester, die zo vol licht was en zo geducht door de duisternis, die zo onthecht was en zo eenvoudig dat hij op zijn Meester geleek, in de mate waarin het menselijke op het goddelijke kan lijken. »

broeder Thomas van O.L.V. van Altijddurende Bijstand
Hij is verrezen ! nr. 3, mei-juni 2003