Wanneer de heiligen in de gevangenis belanden
HEILIGEN in de gevangenis steken, dat is de omgekeerde wereld. Of juister: dat is een manifestatie van de erfzonde, van de boosaardigheid die de mensheid in haar greep houdt. Maar Christus wil de mensheid bekeren en de Kerk tracht haar uit alle macht te zuiveren om rechtvaardigheid, liefde en vrede te doen zegevieren. De lijst van heiligen die in de gevangenis hebben gezeten is lang. Laten we ons tevreden stellen met enkele voorbeelden zodat we toch een beetje vertrouwd geraken met wat gevangenschap is. Want ook wij zullen misschien ooit geroepen worden om dat lot te ondergaan. Waarom niet? Mochten wij in dat geval geen aanstoot nemen aan de gevangenis of aan de marteldood.
We slaan dus in gedachten de Bijbel open en in het eerste boek al stoten we op Abel die vermoord wordt door Kaïn. Even verder vinden we Jozef die door zijn broers verraden wordt, in een put gesmeten en vervolgens aan de Egyptenaren verkocht, die hem in de gevangenis doen verdwijnen. Jozef in de gevangenis door de schuld van zijn broers is een voorafbeelding van Christus. Deze eerste rechtvaardige in het begin van de tijden van de Verlossing is een beeld van al degenen die nog zullen volgen. Zo is er b.v. Jeremias, die heel zijn leven lang de inwoners van Jeruzalem waarschuwde dat God boos op hen was omwille van hun afgoderij. Overspel noemde hij dat. Hij voorspelde aan Jeruzalem de ramp die over haar zou komen, de straf van God, en het was om deze lastige stem het zwijgen op te leggen dat men hem in de gevangenis smeet. Even later was er de jonge koning Joachim. Het boek Kronieken schrijft dat hij tot koning werd uitgeroepen op achtjarige leeftijd, het koningschap slechts gedurende 3 jaar en 2 maanden bekleedde en daarna gevankelijk meegevoerd werd. Hij zou 38 jaar in de gevangenis blijven vooraleer hij in ere werd hersteld.
Al deze mensen die moesten lijden, hebben een symbolische betekenis, zij brengen ons een waarheid. Elk van hen spreekt ons van het mysterie van de Verlossing en ook van de diepste zin van het leven: op aarde lijden om zielen te winnen en de hemel te verdienen. Dat is onze erfenis van het Oude Testament.
Vervolgens hebben we Joannes de Doper, de voorloper, de grootste van de zonen uit een vrouw geboren, zegt Jezus, en nochtans de kleinste in het Rijk van God. Hij, de grootste van de profeten van het Oude Testament, werd toen hij Christus aankondigde en erkende in de kerkers van Herodes gegooid.
Zijn lange gevangenschap was één marteling omdat hij zich vol pijn afvroeg waarom Christus niet heel zijn macht openbaarde. De gevangenis is een plaats van duisternis, van eenzaamheid, van ongerustheid. Dat moeten wij op voorhand weten, mochten wij er op een dag in terecht komen. Maar toch hield Sint-Jan de Doper niet op in Jezus Christus te geloven, tot aan de marteldood.
En zo belanden we aan bij de zware gevangenschap van Onze Heer Jezus Christus zelf. De geleerden zeggen ons dat Jezus drie volle etmalen, drie dagen en drie nachten, in de gevangenis moest doorbrengen: van de eerste vespers van woensdag in de Goede Week (dinsdagavond dus) tot aan het eind van Goede Vrijdag. Twee dagen in de joodse gevangenis en één dag in de gevangenis van de harde Romeinen, waar Hij werd gegeseld, met doornen gekroond, bespot, verguisd. Nooit zal iemand kunnen zeggen dat hij meer moest lijden dan Christus. Hij, God die mens werd, aan een paal vastgeketend! Hij is het model van alle christenen, het ideaal, degene van wie wij allemaal zouden moeten dromen dat we op hem zouden gelijken. De gevangen Jezus zal voor veel christenen een voorbeeld worden.
Plots voel ik dat mijn onderwerp mij begint mee te slepen. Als je naar Rome gaat, kan je geen stap zetten zonder een plaats tegen te komen waar een of andere heilige gemarteld is, te beginnen met Sint-Petrus en Sint-Paulus. Duizenden, miljoenen christenen werden vervolgd gedurende de eerste vier eeuwen. Massa’s kinderen, jonge meisjes, slaven, vrije vrouwen, prinsessen, koningen werden vervolgd, in de gevangenis gesleurd, bespot en tenslotte voor de beesten gegooid, gekruisigd of onthoofd, vermoord.
Deze les treft het diepste van ons wezen. Zeker, er kwamen later perioden van vrede, eeuwen van christenheid waarin er enkel uitzonderlijk mensen in de gevangenis zaten. Toch was er in de 12de eeuw in Engeland de marteldood van de H. Thomas Becket, en in de 16de eeuw werd de H. Thomas More onthoofd. Maar tijdens de protestantse reformatie zal het bloed opnieuw stromen. De strijd van de protestanten tegen de katholieken was ijzingwekkend. Laat ze niet toe te beweren dat het een wederzijdse strijd was! Want de protestanten waren ketters die de katholieken vermoordden, de kerken in brand staken, de kloosters verwoestten en de maagden verkrachtten. En waarom? In de naam van het Evangelie! Het was de razernij van Satan tegen een Kerk in volle bloei.
En dan vergeet ik nog de Honderdjarige Oorlog (1337-1453), waarin de bloem van Frankrijk, Jeanne d’ Arc, dat meisje met haar zuiver hart, deze buitengewone maagd, heel het leven van onze Meester Jezus Christus van dichtbij heeft nagevolgd. Zij verduurde een jaar harde gevangenschap, in een afgrijselijke eenzaamheid en verlatenheid, overgeleverd aan de Engelsen die haar dag en nacht vervolgden. Maar zij heeft haar zuiverheid bewaard en haar tederheid en vroomheid tegenover God, want zij werd gesteund door haar Stemmen. Het zijn ik zou bijna zeggen onvergelijkelijke dingen, ware het niet dat vele heiligen zo’n heldhaftige daden hebben gesteld. Maar toch, het leven van Jeanne d'Arc is uniek! Een leven dat geofferd werd voor het vaderland, voor de Kerk en voor de Paus.
We gaan driehonderd jaar verder en komen terecht in de weerzinwekkende Franse Revolutie van 1789. Als je denkt aan al die priesters, bisschoppen, aristocraten en mensen van het volk, allemaal door elkaar, die in de gevangenissen gepropt werden en met hele karren tegelijk naar het schavot werden gevoerd... Ze werden geguillotineerd omdat ze het embleem van het Heilig Hart op de borst droegen of ergens in hun huis verstopt hadden – het gehate teken van de Contrarevolutie. Ze werden in gevangeniscellen bijeengestouwd, elke dag talrijker naargelang de lijst van de verdachten langer werd, en ze vroegen zich af of ze die dag zouden terechtgesteld worden of nog in leven zouden blijven, met een klein sprankje hoop op bevrijding.
Wij worden ook aangegrepen door het schouwspel van de koninklijke familie: edele, heilige mensen, afstammelingen van de H. Lodewijk. De revolutionairen vergoten het bloed van Lodewijk XVI, die zeer zeker schuldig was door zijn slecht bestuur. Ook het bloed van koningin Marie-Antoinette werd vergoten, die, hoewel onschuldig, toch enkele lichtzinnigheden had begaan. Aan hun zijde zien we Madame Elisabeth, de zus van de koning: een volkomen onschuldige en bovendien heilige prinses, die begiftigd was met alle gaven van de H. Geest. Ook zij moest in de gevangenis, want zij had zich niet van hen willen laten scheiden omdat ze hen op hun kalvarietocht wilde vergezellen ; zij onderging hetzelfde lot. En de kinderen... Madame Royale, uiteraard onschuldig, die uiteindelijk bevrijd werd uit haar gevangenis maar die heel haar leven de traumatiserende herinnering aan de gruwel bewaarde. En de kleine Lodewijk XVII, die op 7-jarige leeftijd in de gevangenis moest en op 10 jaar stierf van uitputting en mishandeling. Deze volledig onschuldige zoon van de H. Lodewijk stierf in de Temple terwijl hij zijn beulen vergaf met een zachtheid en een zachtmoedigheid van hart die het Hart van Jezus waardig waren. Meer dan van de boosaardigheid van de mensen die hem zo aan een afgrijselijke dood hebben overgeleverd, spreekt deze kleine koning-martelaar ons van de goedheid van Christus die door het lijden van de heiligen de mensheid wil vrijkopen. Dit kind spreekt ons nu nog van de redding van Frankrijk, die zal komen dankzij het lijden van zijn laatste wettige koning, trouw aan de wijding van Reims die hij niet heeft ontvangen maar waarvoor hij gemaakt was. Dit kind bemiddelt nu voor ons in de hemel.
Maar omdat wij ons niet wilden bekeren en omdat wij tweehonderd jaar later nog altijd de schandalige principes van de Franse Revolutie hoog in het vaandel voeren, zullen wij steeds nieuwe revoluties moeten ondergaan.
Ik heb de revolutie van 1944 gekend, ik heb de revolutie gezien die ze de «epuratie» noemden, want de IVde Republiek moest zich zuiveren, zo zegde men, door de beste dienaars van het vaderland én van de Kerk in de gevangenis te gooien, van al hun bezittingen te beroven en te executeren. De eerste onder hen was maarschalk Philippe Pétain, die zijn leven had geofferd voor de redding van Frankrijk. Zijn beloning was dat hij in de gevangenis werd geworpen na een volkomen oneerlijk proces; hij mocht er nog juist uit om te sterven. En zovele andere officieren, mariniers, politici, letterkundigen moesten hetzelfde lot ondergaan: wat een massa misdaden! Als wij het geloof niet hadden, als Christus ons niet had geleerd dat het door de onrechtvaardigheid en het lijden in de gevangenissen en door het offer van de martelaars is dat de wereld wordt vergeven en vrijgekocht, dan zouden wij wanhopen aan de menselijke soort!
Wij staan aan de vooravond van belangrijke gebeurtenissen, de boodschap van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima heeft ons dat gezegd. Ze spreekt ons niet van een gemakkelijke overwinning, maar van veel lijden vooraleer wij aan de gelukkige tijden komen die ons zijn beloofd in het universele Koninkrijk van het Onbevlekte Hart van Maria en het Heilig Hart van Jezus. In zovele landen heeft de Revolutie de gevangenissen al heropend, de volkeren meegesleurd in slachtpartijen, hongersnood en onnoemelijk lijden. Wij weten dat het door dit moeilijke werk is dat de Kerk langzaamaan haar ontrouw uitboet en dat zij op een dag dit schitterend rijk zal bereiken dat het Heilig Hart van Jezus voor heel de mensheid voorbereidt.
En dus moeten wij ons hart voorbereiden op deze omstandigheden. Wij moeten veranderen. Laat ons niet meer tot de mondaine mensen behoren die alleen maar denken aan voorspoed, rijkdom, geld, plezier en gemak, aan vrede en rechtvaardigheid altijd en overal, bevrijding op elk moment, bevrijding van alle volkeren, aan de rechten van de mens, de rechten van de volkeren – dat alles is holle retoriek waarmee de duivel ons voorbereidt op nieuwe bloedbaden en nieuwe slachtingen. Laten wij daarentegen dienaren zijn van de Vader. De dienaar van Jahweh is volgens Isaïas hij die zijn leven geeft voor zijn geliefden. Laten wij bedenken dat er niets zal bereikt worden zonder bloedvergieten, dat heeft Sint-Paulus ons gezegd (cf . Hb 9, 22). En als wij het niet zijn, dan zal het onze naaste of onze buur zijn. En waarom eigenlijk zouden wij het niet zijn?
Wat vandaag mankeert zijn niet de mooie lessen, niet de menselijke successen, maar wat mankeert is het bloed van de getuigen van Christus, het bloed van de slachtoffers die hun leven geven voor de redding van hun broeders. En dat is wat wij waarschijnlijk zullen moeten ondergaan vooraleer we gelukkige tijden zullen kennen. Laten wij ons voorbereiden, laten wij bereid zijn om te doen wat God wil. Het zou toch niet goed zijn dat de gevangenis, de beproeving, het lijden en de dood ons zouden verrassen en dat wij, omdat we niet paraat staan, de strijd zouden ontvluchten.
Wij moeten bijgevolg ons hart niet hechten aan voorbijgaande glorie of aan de mode van één dag, maar aan al de heiligen die nu de hemel bevolken. Mochten wij hen kunnen volgen in hun beproevingen om in hun glorie te kunnen delen!
abbé Georges de Nantes
uit een preek gehouden op 30 juni 1991