Het Evangelie van Christus-Koning, ten dienste van het algemeen welzijn

Christus-KoningOMDAT wij katholiek zijn, behoren wij met heel ons wezen toe aan Jezus Christus en is het Evangelie dus de grote zaak, de grote openbaring van ons leven. Wij willen heel ons leven in het teken plaatsen van Christus, ons in alles laten inspireren door de leer van het Evangelie. Maar het is treffend – en dit brengt ons onmiddellijk bij ons onderwerp – dat als men vandaag in de politiek met het Evangelie zwaait, het altijd in revolutionaire zin is. Wij kunnen allemaal vaststellen dat veel progressieve pastoors de boodschap van het Evangelie verraden, maar we moeten nog weten hoe en waarom. We hebben het vage gevoelen dat het Evangelie ons eigenlijk niet meer interesseert omdat het een anarchistische, pacifistische, subversieve boodschap verkondigt. Als wij dus ons land willen redden, als wij een samenleving met toekomst willen opbouwen, dan moeten wij ons – zo lijkt het wel – ver houden van de boodschap van de vier evangelisten!

Waarin bestaat deze revolutionaire schijn van het Evangelie? En wat laat ons toe om te zeggen dat het Evangelie integendeel contrarevolutionair is?

Het principe dat ons gaat helpen op deze vragen te antwoorden is dat je het Evangelie nooit mag losmaken van het Oude Testament. Wij moeten hier eerst een woord van de Heer in herinnering brengen: « Ik ben de Wet en de profeten niet komen afschaffen, ik ben gekomen om ze te vervullen.» Of om ze te vervolmaken. Je moet begrijpen dat Christus lid was van een volk dat sinds eeuwen onder de Wet van Mozes leefde. Het was een extreem strenge wet, zowel vanuit het oogpunt van de persoonlijke moraal als uit dat van de politieke orde.

Christus heeft deze uiterst ruwe wet niet betwist. Hij is niet komen zeggen dat tot dan toe abortus op straffe van dood verboden was, maar dat nu in naam van de Wet van de liefde zijn leerlingen dit gingen toelaten. Christus is niet aan de herrieschoppers komen leren om zonder gevaar amok te maken, aan de dieven om straffeloos te stelen, aan de onrustzaaiers om de anarchist uit te hangen zonder sancties op te lopen. Helemaal niet! Christus was lid van een samenleving die Hij nooit heeft verloochend. Hij heeft zich onderworpen aan de joodse Wet, die uiteindelijk de wet van elke gemeenschap is, want zelfs de heidense samenlevingen konden alleen maar leven en overleven dank zij een code van wetten waar uiterst gewelddadige straffen bij hoorden. Hoe wil je heidenen beletten de ergste misdaden te begaan tegen hun naaste en tegen de samenleving tenzij met draconische sancties?

Laten we geen anachronismen koesteren: alle mensengemeenschappen vóór Christus en nog vele eeuwen erna zijn gekenmerkt door deze zin voor het gezag van de volstrekt despotische wet. De Heer heeft deze wet niet verloochend. Hij heeft haar aanvaard en zelfs gediend.

Waarin bestaat nu het ogenschijnlijk anarchistisch element van het Evangelie? We zullen het onmiddellijk begrijpen. De godsdienst van het joodse volk bestond uit een wet en een profetie. Over de wet heb ik net gesproken, en de profetie was de aankondiging van de Messias die zou komen en die de godsdienst zou transformeren op een mysterieuze en onverwachte wijze.

Welnu, in de eeuwen voor Christus had het joodse volk de profetie omgebogen naar een vorm van verafgoding van zichzelf. Het had God tot zijn eigen dienst gedwongen en van zijn godsdienst de dienares van zijn raciale hoogmoed gemaakt. Zo was – behalve bij de besten: de armen van Jahweh, de kleinen van Israël – de godsdienst langzamerhand een instrument geworden van het puur aardse racisme en messianisme van de Joden.

Het is met deze desoriëntatie dat Jezus heeft gebroken, en Hij heeft aan de hogepriesters en de farizeeën duidelijk uitgelegd dat wat Hij kwam vernietigen de ketterij van dit materialisme was, van dit racisme, van deze joodse hoogmoed. En toen Hij dit beroemde woord sprak dat men zo slecht begrijpt: « Geef aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt»,wilde Hij zeggen: in plaats van God om te buigen tot de dienst van jullie menselijke verlangens, moeten jullie God dienen. En dien voor de rest Caesar, want het is Caesar die jullie de vrede geeft...

Onze-Lieve-Heer was dus geen anarchist die heel de samenleving in vraag stelde. Wat hij wel in vraag stelde was die hoogmoed, dat racisme, dat materialisme, omdat de liefde van God Hem een godsdienst deed prediken die openstond voor alle mensen. Zijn liefde ging verder dan zijn kaste, zijn ras, zijn volk; ze breidde zich uit tot alle mensen. En toen Hij dus zegde: « Zoek eerst het Rijk Gods en zijn gerechtigheid, en al de rest zal je er nog bij gegeven worden», opende Jezus zijn godsdienst wagenwijd voor alle mensen van goede wil. En daarom is Hij gekruisigd!

We mogen ons niet laten wijsmaken dat Christus is gestorven omdat Hij een arme drommel was, een vertrapte proletariër die, zoals zoveel anderen, uiteindelijk gekruisigd is door de kapitalisten, de bourgeois, de bezittende klasse: dat is gewoon niet waar.

1° Christus heeft zijn godsdienst willen openstellen voor alle mensen. Zij is dus niet anarchistisch maar universeel: alle volkeren zijn geroepen om gered te worden: « Gaat en onderwijst alle volkeren [het woord “volk” staat er letterlijk] en maakt hen tot uw leerlingen. Leert hen alles wat Ik u bevolen heb.» Christus heeft zijn armen geopend voor heel het universum en weigerde God om te buigen tot de dienst van één enkel volk.

2° Christus heeft zijn armen geopend voor heel het universum om alle volkeren naar het eeuwig leven te leiden, en niet naar winstbejag of de huidige overheersing van de aarde. Daarin was Jezus Christus niet revolutionair, maar Hij verhoorde de meest zuivere, diepste verzuchtingen van elk mensenhart.

3° Christus beloofde niet het onmiddellijke en totale geluk van elke dag aan degenen die Hem zouden dienen, maar Hij leerde hen de zaligheden: zalig de armen, zalig die wenen, zalig die vervolgd worden. Hij toonde ons heel de strijd die wij zouden moeten leveren voor zijn Rijk gedurende dit leven. Hij legde ons uit dat, zelfs als wij net als Hij doorheen de beproeving of de dood zouden moeten gaan, dit volgens de wil van de Vader zou zijn, om ons te brengen naar het eeuwig geluk. Zo moet de betekenis van het Evangelie in ere hersteld worden.
Wat Christus door zijn Evangelie geweigerd heeft, was de enge, sektarische politiek van het hoogmoedige en racistische joodse volk. Als de godsdienst daarvan bevrijd was, werd hij geestelijk en universeel, een factor van vooruitgang van de zielen, maar ook een factor van vooruitgang voor de orde en heel de samenleving. Wanneer Christus zegde dat Hij de wet overschreed, was het om de Wet te verinnerlijken in de geest van het Evangelie. De mensen die gevormd zijn door het Evangelie zijn geen anarchisten, maar mensen die het gemeenschappelijk welzijn zijn toegewijd door een innerlijke gave van zichzelf en niet alleen door angst voor de straf.

De echte christenen waren doorheen de eeuwen mensen die zich onderwierpen aan de wet van hun familie, aan de wet van hun beroep, aan hun eer en aan de dienst van hun land. Maar ze hebben het gedaan uit het diepst van hun hart en niet uit schrik voor de straf. En dat is wat Onze-Lieve-Heer gewild heeft, dat is wat het Evangelie in onze harten moet opwekken.

Nu kom ik tot mijn besluit. Vermits het Evangelie zo mooi is dat het heel de mens omarmt om hem naar God te leiden volgens zijn heilige wil, en vermits Christus ons heeft gezegd: « Gaat en onderwijst alle volkeren», is het niet de bedoeling dat de christenen eeuw na eeuw alleen diep in hun hart of binnen de nauwe grenzen van hun familie christenen blijven. Neen, alle mensen moeten de lof van God zingen, armen zowel als rijken, slaven én aristocratie, prinsen, keizers en koningen. Alle mensen moeten in deze grote beweging van alle kleuren en volkeren, maar ook van alle sociale klassen meegaan, tot de leiders toe. Toen keizer Constantijn zich bekeerd had, ging men hem niet zeggen: u bent keizer, u kan het Evangelie niet begrijpen! Men heeft hem gezegd: u zal het Evangelie begrijpen en het voortplanten op uw manier van keizer.

Het Evangelie vormt de basis van een beschaafde politiek, superieur aan de heidense politiek; een politiek die tot de harten en het verstand spreekt, en niet meer een politiek van tirannie, despotisme en angst. En aangezien wij eeuwenlang het verbond hebben gekend van het altaar en de troon, het verbond van God met de koning, van het Evangelie met een bewonderenswaardige politiek die zijn gelijke niet heeft in de geschiedenis van de wereld, willen wij er vandaag niet van beroofd worden.

Wij willen daarom dat Christus Koning is, niet alleen in onze harten, in onze families, in onze liefdes, maar wij willen dat Hij Koning is in onze politiek: wij hebben daar recht op. Want sinds meer dan duizend jaar bestuurt het Evangelie onze samenleving, en degenen die de Blijde Boodschap uit onze maatschappij hebben verjaagd zijn indringers en dieven. Het is noodzakelijk dat wij het Evangelie klaar en duidelijk als fundament voor onze politiek leggen. Wij zijn er niet beschaamd voor, wij hebben het nodig en het is zelfs onze grootste liefde en onze grootste roem.

Zo is onze driedaagse nu goed ingeleid. Zij heeft haar hoeksteen gevonden, en nog meer in dit heilig misoffer waarin ook vandaag nog Christus ons niet in de steek laat. Christus, die zijn kruisoffer opnieuw brengt, komt ons op mystieke wijze te hulp om heel ons leven om te keren en onszelf tot gist te maken in deze heidense of opnieuw heidens geworden massa, met de bedoeling haar opnieuw te kerstenen zodat zij op aarde zoals in de hemel de wil van God zou doen. We merken dat we ver verwijderd zijn van een revolutionaire prediking waarbij het Evangelie een werktuig wordt van sociale strijd, maar haar inhoud volledig wordt uitgehold. Wat zeggen zij over Christus? Niets! Het is voldoende om het Evangelie te openen om er heel de diepe inhoud en de rijkdom van te ontdekken. In plaats van een Evangelie van revolutie te zijn, is het Evangelie – zoals de katholieke Kerk niet opgehouden heeft het te verkondigen tot aan het Tweede Vaticaans Concilie – er een van menselijke verheffing, van heropbouw, niet alleen van onze nationale gemeenschap maar van heel de wereld van morgen. Amen!

abbé Georges de Nantes
inleidend sermoen op de Pinksterdriedaagse van de Falanx, 1976 (uittreksels)