14 FEBRUARI 2016
De bekoring in de woestijn
NA zijn doopsel in de Jordaan stelt Jezus opnieuw een teken met een grote draagwijdte. Hij begeeft zich naar de woestijn om zich door een grotere heiligheid te onderscheiden. Hij zal het hoofd bieden aan de lasten van het leven, het ergste in het menselijk bestaan, namelijk de bekoring van de duivel.
Wat is de diepe betekenis van deze bekoring ? Naar mijn mening gaat het nog steeds om de herneming van het leven van Mozes, als voorafbeelding van wat het Nieuw Verbond zal zijn : een nieuwe exodus. Na de doortocht door de Rietzee volgt de doortocht door de woestijn : Mozes die de woestijn doortrekt en Mozes die vast op de heilige Berg. Jezus, de nieuwe Mozes, moet zijn volk meevoeren naar de Hemel doorheen de wateren van het doopsel en doorheen de woestijn van het leven. Hij, de Aanvoerder, ondergaat de beproeving van de woestijn als eerste.
Maar daar waar Mozes overwonnen werd – want Mozes heeft, zoals heel zijn volk, gezondigd in de woestijn – zal Jezus niet overwonnen worden. Hij zal niet overwonnen worden door diezelfde verleider, die de Messias aan dezelfde bekoringen onderwerpt als die welke het volk en zijn aanvoerder overwonnen hadden in de woestijn. Het bewijs hiervan wordt op zeer frappante wijze weergegeven in de tekst van de H. Mattheüs : Jezus zal de drie bekoringen van de duivel beantwoorden met drie citaten uit « , het boek uit het Oude Testament dat als een repliek van het Evangelie van Sint-Matteüs is. Het is alsof het Woord van God – en Jezus zal zeggen dat de mens gevoed wordt door het Woord Gods – werkelijk het afdoende antwoord was, het Woord dat God tot zijn volk gesproken had tijdens zijn doortocht door de woestijn.
In tegenstelling tot Adam en Eva, in tegenstelling tot Mozes en het uitverkoren Volk, weerstaat Jezus aan de verleider. Ik ga voorbij aan wat voor verschrikkelijks dit kon inhouden voor Christus om van zo nabij bekoord te worden door de duivel, zijn adem te voelen. Wat zeker is : Jezus heeft de drievoudige bekoring van de duivel, dat wil zeggen een aards messianisme, afgewezen – wat juist datgene was wat de Joden voor ogen hadden, wat ze zich inbeeldden over Hem die komen zou. Deze afwijzing gebeurde volkomen, dat wil zeggen zonder dat Hij, uiteraard, de minste aarzeling had, op een harde, scherpe, verdienstelijke wijze, strijdend tegen de zwakheid van zijn menselijke natuur – niet tegen de slechte neigingen, want die had Hij niet. Het is een soort meditatie van Christus over de toenmalige voorstelling die men zich maakte over de Messias. Het is de duivel die Hem deze dingen voorstelt, bewijs dat het volk zich in zijn dromen over een aards messianisme liet meeslepen op een slechte weg :
– Zou de Messias een rijk iemand zijn die welvaart brengt ? Dat is de bekoring van de stenen die in brood veranderd worden. Jezus weigert. Als Hij rijk is, dan zal het rijk aan het Woord Gods zijn. De term “ woord ” (rhéma) beduidt het woord dat tegelijkertijd actie is. In de stijl van het Oude Testament is elke gebeurtenis een woord van God. Het Woord van God is reeds een werk, een gebeurtenis. Jezus zal zijn volk voeden, niet met stoffelijke broden, maar met woorden van God, dat wil zeggen bovennatuurlijke gebeurtenissen die het gaan heiligen.
– Tweede bekoring, listiger : zal de Messias een thaumaturg zijn, een tovenaar, iemand die tekenen stelt, een wonderdoener ? Jezus weigert, zoals Hij later aan de Farizeeën zal weigeren tekenen aan de hemel te stellen. Hij is niet gekomen om zijn eigen ijdelheid te strelen en in te gaan op de nieuwsgierigheid, de hoogmoed van hen die Hem volgen. Het is een Messias van eenvoud die geloof eist.
– Derde bekoring, de meest buitengewone : zal de Messias een heerser zijn die de wereld verovert ? Dat is wat de duivel Hem voorstelt. Dat was wat de Joden hoopten en nog steeds hopen : de glorie, een glorie die de mens gelijk aan God maakt, volgens de eerste bekoring van Adam en Eva door de duivel : « Gij zult als goden zijn ! » De duivel biedt dit aan onder een voorwaarde die niets lijkt voor te stellen : « Als gij voor mijn voeten neervalt en mij aanbidt », om goed aan te tonen dat de mens die zich de gelijke van God maakt in werkelijkheid in een val trapt en zich overlevert aan Satan. Jezus weigert.
Toen ging de duivel, overwonnen, van Hem weg, zegt ons Sint-Lucas, « tot een gunstig tijdstip ». Het gunstig tijdstip zal het ogenblik van de Passie zijn. De duivel verwijdert zich met de bedoeling terug te keren om Jezus een dodelijke slag toe te dienen. Op het ogenblik van de Passie, zegt ons dezelfde Sint-Lucas, zal de tijd van de macht van de Duisternis aanbreken.
« En engelen dienden Hem. » We zeiden al dat engelen niet meer voorkwamen in het Evangelie, tenzij in de intimiteit van Jezus. Hier verschijnen zij bij het begin van het openbaar leven. Om Hem te sterken na die lange vasten brengen ze Hem een providentieel voedsel, net zoals ze aan het einde van zijn leven zullen verschijnen op het tragische moment van de doodsstrijd, om Hem nogmaals een voedsel te geven dat Hem sterkt. Heel mysterieus ! Maar Jezus, die gedurende veertig dagen geleefd heeft tussen wilde dieren, beëindigt zijn beproeving als overwinnaar, en zijn beloning is zich onder engelen te bevinden. Dat toont een hele geestelijke opgang van Jezus in zijn hoedanigheid als mens, in zijn lichaam.
Onthouden we dat, ook daar, deze bekoring in de woestijn geen midrasj kan zijn, een mise-en-scène van teksten van de H. Schrift die niet historisch gedragen zou zijn. Pater Bernard zegt het ons heel goed : « Wie zou dergelijke dingen hebben durven uitwerken ? » (Le Mystère de Jésus, deel 1, p. 45). Stel u voor ! De apostelen en leerlingen van Jezus die het tafereel van een confrontatie tussen Christus en Satan bedachten ? Onmogelijk, ongeloofwaardig ! Jezus zelf heeft het hen verteld, Jezus zelf heeft het tot stof voor een van zijn onderrichtingen gemaakt.
Laten we om te eindigen zeggen dat dit verhaal het begin markeert van het openbaar leven van Jezus. En als de Kerk ons over die tekst doet mediteren bij het begin van de Vasten, dan is dat omdat ook wij, op onze bescheiden wijze, de woestijn moeten binnengaan. We moeten het heft in handen nemen, niet wachten op de klappen van de duivel die ons doen wankelen, maar ons opstellen in een sterke positie om te weerstaan aan zijn vlammende blik, zoals Sint-Paulus zegt, en zegevieren over zijn verleidingen. Deze uitdaging van de duivel door de mens geworden Zoon van God, deze bekoring in de woestijn, blijft als een les voor heel de mensheid. Jezus heeft, met een goddelijk vernuft, de exemplarische situaties gevonden die, doorheen de eeuwen en wat ook onze staat is, voor ons model blijven staan. Alleen moeten we nog, in veel eenvoudiger omstandigheden, een manier herkennen voor ons om Christus na te volgen. Alleen moeten we, in ons diepste binnenste, het verlangen hebben op Hem te gelijken, zoals alle heiligen ons er het voorbeeld van gegeven hebben.
abbé Georges de Nantes uittreksels uit « Voordrachten over het Evangelie » en de homilie van 24 februari 1985