26 NOVEMBER 2017
Belijdenis van trouw aan Christus Koning
VANDAAG, op dit feest van Christus Koning, wil ik U, mijn God, Vader, Zoon en H. Geest, verzekeren van mijn onderwerping. En niet alleen dat: ik wil me onderwerpen aan U, Jezus, mijn Koning, Vleesgeworden Woord, mens geworden zoals wij, mijn Broeder. Ik wil U erkennen als Meester en Heer en Koning, niet alleen over mezelf, maar over alles wat mij toebehoort. En ik wil U erkennen als Koning van de wereld, Koning van de volkeren en naties, Rechter van morgen.
Ik kan niet vergeten wie aan uw rechterhand zit: de H. Maagd Maria, Moeder van God, ons aller moeder, Koningin van de engelen en de heiligen in de Hemel, toevlucht van de zondaars, troosteres van de verdrukten. Zij is geroepen om door de eeuwen heen en voor eeuwig de Koningin van het vrijgekochte, hernieuwde en geheiligde menselijk ras te worden: Koningin van de Kerk, Koningin van de eeuwige Kerk. Ave Maria!
Ik zal twee punten aanhalen waarover ik gans deze dag kan mediteren.
Eerst zal het gaan over uw koningschap over mijn wezen, zoals over al degenen die uw ware onderdanen zijn. Koningschap over mijn verstand, over mijn wil en over mijn hart. In het tweede punt zal ik denken aan de uitbreiding van uw Koninkrijk.
Maar hoe gelukkig ben ik reeds, Jezus Christus, uw heilige Openbaring te bestuderen die door de Kerk onderricht wordt. Ze is het voedsel van mijn geloof, het voorwerp van mijn intellectuele gehoorzaamheid en tenslotte het voorwerp van al mijn genegenheid!
Het is aldus dat mijn onderwerping aan U, Jezus, vooreerst een vervoering van het verstand is dat afziet van zijn beperkt inzicht, zijn valse pretenties, om als de bruid van uw intelligentie te zijn. Mijn verstand huwt gans uw wijsheid, maakt haar tot de zijne zonder beperking en wil niets meer door zichzelf hebben, maar alles ontvangen van U.
Zo is wel degelijk mijn akte van geloof, die geen illuminisme is noch een persoonlijke bezieling, maar die een en al trouw is van de leerling en van de bruid aan de gedachte, aan de wijsheid van zijn Bruidegom en Meester. Mocht die vervoering van het verstand een vervoering van liefde met zich meebrengen, een vervoering van het hart, dat is zeker, en ik wil het, mijn God, Jezus Christus, ik wil U mijn hart geven en toewijden opdat het helemaal in het uwe zou opgenomen zijn, in die gemeenschap van gevoelens die U ons betoond hebt in zovele verschijningen, die U zodanig in de H. Johannes hebt bemind, uw welbeminde leerling, in de H. Maagd Maria in de eerste plaats, en in het geheim in Maria Magdalena en zovele andere zielen.
Deze vervoering van het hart maakt van U de Koning van de harten, die Gij losmaakt van de geschapen wereld en van de dingen die voorbijgaan, om ze soeverein aan U te binden. Het is voor deze vervoering van liefde dat onze harten geschapen zijn en het is haar die we moeten zoeken doorheen de gevechten die de verscheurdheid van de erfzonde in onze ellendige zielen achterlaat. O Christus, o Koning, zegevier over mijn opstandig hart opdat het in gedachten en in liefde alleen U heeft en de H. Maagd Maria die zeer intiem met U verbonden is.
Ik wil U ook erkennen als Koning in alle praktische dingen van mijn leven, in de keuzes van mijn bestaan, in alle etappes van mijn roeping opdat ik steeds tot uw dienst zou staan, klaar om uw bevelen uit te voeren, omdat U mijn Koning bent.
Zo zal ik heel mijn wezen aan U hebben overgeleverd en deze extase van werken zal de vervulling en het bewijs zijn van de extase van het verstand en die van het hart. Het is door deze praktische gehoorzaamheid aan al uw bevelen, aan al uw voorschriften, aan geheel uw wil die aangegeven wordt door de gebeurtenissen, door de raadgevingen, door de providentiële aanwijzingen, het is door deze extase van werken dat ik waarlijk uw onderdaan, uw dienaar, uw liefdesslaaf zal zijn opdat geheel mijn leven een lofzang op uw glorie zou zijn, Jezus, onze Koning van liefde! Hoe veeleisend dat is, dat weet ik, maar ik vraag U mij de H. Geest te zenden om me in staat te stellen elke dag vorderingen te maken op deze weg die de weg van heiligheid is.
Het tweede punt van mijn meditatie zal zijn te denken aan zovele zielen die U niet onderworpen zijn, die opstandig zijn tegen U, een en al vijandig, o H. Hart van Jezus, Koning van het heelal, zo misprezen, zo miskend, zo weinig bemind! En ik zal hieraan goed moeten denken gedurende gans dit feest van Christus Koning, terwijl de studie van de godsdienstige en politieke actualiteit me laat zien dat het mysterie van onrecht niet alleen in de wereld, maar zelfs in de Kerk werkzaam is. «Wij willen niet dat Christus over ons regeert.»
En zo zijn het niet alleen uw vijanden, Jezus, die uw koninklijke waardigheid met de voeten treden en die uw zonen en onderdanen vervolgen, maar het zijn uw eigen vrienden, zij die zich aan uw eucharistische tafel zetten die de hand tegen U opheffen, zoals nieuwe Judassen en Kajafassen!
In dit tweede punt zal ik beginnen met mezelf te bekijken, mezelf zorgvuldig te onderzoeken, om te achterhalen of er in mij niet een spoor is van deze rebelse geest, van dat verlangen geëerd te worden door de wereld: allemaal innerlijke ongeregeldheden die zovele zielen ertoe gebracht hebben zich van U, Jezus, te verwijderen, en door te gaan tot het verderf toe. En dan zal ik branden van verlangen om uw Koninkrijk uit te breiden, het eerst in mezelf uit te breiden en het vervolgens uit te breiden tot hen die me nabij zijn en van die mij meest nabij zijn tot die het verste verwijderd zijn als dat mogelijk zou zijn, tot alle mensen van alle tijden. En graag zou ik, zoals pater de Foucauld, willen leven tot aan het einde van de wereld, om tot in de uithoeken van de aarde alle armen te gaan onderrichten. Hoe lastig is dit programma, hoe bezielend ook, hoezeer is het een aanknoping met dat eerste programma dat erin bestaat U te doen heersen in mij, want als U niet eerst regeert in mij, hoe kan ik U dan doen heersen in de anderen?
Maar ik sta niet alleen en in dit apostolaat behoor ik tot de Kerk, tot mijn communauteit, tot mijn familie. Ik wil meewerken aan uw Kruistocht, maar ik zal instinctief, deugdzaam, de laatste plaats kiezen: die van de trouwe soldaat die ter plaatse strijdt, in het verborgene, onder het bevel van zijn chefs en die aldus deel heeft aan de overwinning zonder zijn eigen roem te hebben gezocht. Mijn roem, mijn geluk is reeds te branden van die apostolische drijfkracht en te kunnen zeggen: Uw Rijk kome, H. Hart van Jezus, Onbevlekt Hart van Maria! O bijzonder uniek en heilig Hart van Jezus en Maria, heers over de wereld! Ik aanvaard alle offers en elke zelfverloochening, alle vernederingen en alle verzakingen van deze dienst en deze strijd, zonder als dusdanig te dromen van een roemvol martelaarschap, maar veel meer van het dagelijks offer, ongekend, nederig, verborgen.
Heel deze dag zal een dag van geestelijke strijd zijn, een dag in de geest van de heilige, apostolische, missionaire, militaire kruistochten om de volkeren te bevrijden uit de gevangenschap van de duivel en hen binnen te voeren in uw Koninkrijk. Aldus omhoog geheven van de aarde op de troon van het Kruis zal U niet alleen mijn hart aantrekken, maar alle harten. U zal heersen, U zal verheerlijkt worden.
Het is over deze kosmische, eschatologische, apocalyptische triomf dat de Kerk ons laat mediteren op deze laatste zondag van het liturgisch jaar en ik vind hierin de kracht voor mijn dagelijkse verborgen strijd, want op een dag zal U zegevieren, Hart van Jezus, Onbevlekt Hart van Maria, op al uw vijanden en zal U heersen over alle gelovigen.
Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de gebedsoverweging van 31 oktober 1982