22 OKTOBER 2017
Politieke en godsdienstige wijsheid van Christus
IN deze passage van het Evangelie laat Jezus zich aanvallen door Farizeeën. Ze benaderen Hem, omringen Hem en vragen Hem, alsof ze van niets weten, of men aan de Romeinen belasting moet betalen. Het is een dodelijke valstrik want als Jezus "neen" antwoordt gaat Hij door als een opstandeling, een aanhanger van onafhankelijkheid, een zeloot, en riskeert Hij gevangenis, ballingschap of de dood. Maar als Jezus zegt dat men belasting moet betalen zal men zeggen dat hij een "collaborateur" is van de Romeinen en zal er dus een groot deel van het joodse volk zijn dat Hem als verrader zal bestempelen en zich van Hem zal afkeren. De zeloten die het "verzet" van die tijd waren zouden Hem in een slecht daglicht kunnen plaatsen.
Om die reden waarschuwt de H. Mattheüs ons: de Farizeeën en Herodianen spannen samen om Hem te kunnen veroordelen. Ze willen een valstrik spannen die Hem fataal kan worden. We zijn aan het einde van het openbaar leven van Jezus beland, het drama nadert zijn ontknoping, zijn tegenstanders hebben het vanaf nu op zijn leven gemunt. Wat zal Jezus doen? Eerst zegt Hij hen: « Gij spant mij een valstrik, ik doorzie u wel, hypocrieten! Wel, geef mij dan eens muntstuk.» Men betaalde belastingen met een muntstuk dat uiteraard een Romeinse munt was. Daarop bekijkt Jezus het muntstuk en vraagt hen: « Van wie is deze beeltenis?» – «Van de keizer.» En meesterlijk antwoordt Hij hen: « Geeft aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt.»
Dit zijn woorden van een goddelijke wijsheid, want men moet zich goed realiseren in welke mate dit een absolute nieuwigheid is in de geschiedenis van de wereld. Het is de eerste maal dat een godsdienst werkelijk bovennatuurlijk is, dat de fundamenten ervan niet politiek, sociaal, economisch of stoffelijk zijn, maar wel gevestigd op het Geloof, de Hoop en de Liefde.
Om de omvang te meten van deze absolute nieuwigheid volstaat het de moeilijkheid voor ogen te houden die de Joden tot op de dag van vandaag hebben om hun godsdienst te onderscheiden van hun ras en van hun politieke en financiële belangen. Zelfde onvermogen bij de moslims voor wie de godsdienst, het politieke en het sociale leven één en dezelfde zaak zijn. De meest fanatieken onder hen, de sjiieten, verheerlijken dit principe tot de waanzin toe.
Naast dit oorlogszuchtig fanatisme dat vol is van oorlogsdreiging is er de grote politieke en godsdienstige wijsheid van de Kerk, zoals die door de Sint-Augustinus werd opgebouwd en gecodificeerd, een wijsheid die de christenheid duizend jaar gelukkige beschaving heeft geschonken. Alle macht komt van God, zoals Sint-Paulus ons onderricht, en God heerst over de wereld met twee zwaarden, twee machten. Er is een geestelijke macht waarvan de Paus te Rome het hoofd is en een wereldlijke macht, die van keizers en koningen, waarbij deze laatste aangesteld zijn volgens de grondwet, volgens de regeringsvorm die de volkeren zichzelf gegeven hebben. Vanaf het ogenblik dat het om een wereldlijke macht gaat, geeft God deze zijn wettigheid en de Paus en de bisschoppen leggen deze macht, in naam van de godsdienst, onderwerping op – hoewel deze macht nochtans absoluut onderscheiden is van hen en onafhankelijk binnen haar domein. Dat is prachtig!
Bij zijn commentaar op deze passage van het Evangelie doet de H. Hilarius het volgende opmerken:
«“Geef aan de keizer wat aan de keizer toekomt en aan God wat aan God toekomt.” Een werkelijk miraculeus antwoord en woorden die een en al hemels zijn. Jezus heeft een dusdanig evenwicht gebracht tussen de minachting voor de wereld en de eer die aan de keizer moet betuigd worden, dat Hij de aan God gewijde zielen bevrijdt van alle zorgen en moeilijkheden van de tijd waarin zij leven wanneer Hij zegt dat men aan de keizer moet geven wat aan de keizer toekomt. Want als we niets voor ons gehouden hebben wat aan de keizer behoort, zullen we niet verplicht worden hem terug te geven wat hem toebehoort. Als we ons daarentegen hechten aan zijn goederen is het maar normaal dat men hem al zijn goederen teruggeeft, waarbij men erkent dat men hem én hun oorsprong én hun vooruitgang verschuldigd is.»
Deze overwegingen gaan veel verder dan we gewoonlijk denken. Waarom heeft Jezus het zo moeilijk met geld in het Evangelie? Omdat hij die geld bezit zich kan overleveren aan al zijn geneugten, al zijn grillen en vervolgens ook aan al zijn ondeugden. Hij die geld heeft, wordt benomen door aardse zaken waarin hij veel kans loopt zijn ziel te verliezen.
Wanneer men geld bezit, is men dus betrokken bij de wereld om ervan te genieten, maar ook om er de weldaden en bescherming van te ontvangen. Dus, als jullie geld hebben om te genieten zijn jullie leden van deze maatschappij. Wees in dat geval onderworpen aan het gezag en geef de voor u vastgestelde som in ruil voor wat jullie gegeven wordt. Dat is heel duidelijk. Maar de H. Hilarius voegt eraan toe: « maar voor hen die slechts betrokken zijn bij de zaken van God, voor hen is het normaal en wettig dat ze niets aan het politiek gezag verschuldigd zijn.»
Wanneer men helemaal toebehoort aan God en bereid is om alle offers te brengen, moet de Staat ons de vrijheid laten helemaal toe te behoren aan God. Dit was trouwens de normale gang van zaken die door de Revolutie van 1789 vernietigd werd. In die voormalige ordening van de zaken werd de Kerk aanzien als helemaal toebehorend aan God; ze bezat ontzagwekkend veel goederen en eigendommen, maar deze stonden ten dienste van God, voor de beoefening van de naastenliefde jegens de armen, de zieken, de wezen enz. De Staat vond dat deze volmaakte maatschappij, de Kerk, hem niets verschuldigd was.
Zo werd onze godsdienst beleefd, waarbij ze slechts bekommerd was om de Hemel en om de armen. God wil dat ons leven op aarde als enige bekommernis heeft Hem – Vader, Zoon en H. Geest – te beminnen en ook onze naaste: een unieke bekommernis die ons vrij maakt tegenover alle machten op aarde.
Het is bewonderenswaardig en we zouden graag willen, zoals dit voorzien is in de 150 Punten van de Falanx, dat deze stabiliteit van de christelijke, katholieke beschaving terugkeert: dat iedereen die zich door God geroepen voelt om alles achter te laten om Christus te volgen – in de eenzaamheid, in aanschouwing, in de dienst van zijn naaste – vrij zou zijn tegenover de Staat. Maar dat de christenen die in de wereld blijven alle lasten en verantwoordelijkheden hieraan verbonden op zich nemen, vermits God het zo wil. En zo zullen we leven van de wijsheid van het Evangelie, door aan de keizer te geven wat aan de keizer toekomt en aan God wat God toekomt.
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 15 oktober 1989