15 OKTOBER 2017

De parabel van het bruiloftskleed

SINDS 13 juli 1917 weten we dat de hel bestaat, vermits Onze-Lieve-Vrouw van Fatima ze getoond heeft aan drie kleine kinderen; dit visioen heeft hun leven ondersteboven gehaald. Als we trouw zouden zijn aan het Evangelie van de H. Maagd Maria zouden we voortdurend aan de hel denken.

Het is een gedachte die ook Jezus bezig houdt. Laten we het Evangelie openslaan en zien hoe de parabel van het bruiloftskleed spreekt over de hel op een aangrijpende manier. De H. Mattheüs toont ons hoe Jezus Farizeeën en Sadduceeën van Jeruzalem confronteert met tragische parabels om hen te bezweren zich te bekeren, te proberen om tenminste hun hart ontvankelijk te maken voor een heilzame vrees.

« Het Rijk der hemelen gelijkt op een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn dienaars uit om allen te roepen die hij tot de bruiloft had uitgenodigd, maar zij wilden niet komen. Daarop zond hij andere dienaars met de opdracht: "Zegt aan de genodigden: Zie, ik heb mijn maaltijd klaar, mijn ossen en het gemeste vee zijn geslacht; alles staat gereed. Komt dus naar de bruiloft." Maar zonder er zich om te bekommeren, gingen zij weg, de een naar zijn akker, de ander naar zijn zaken

We zien hoe Jezus de Farizeeën met doordringende blik aankijkt op het ogenblik zelf waarop Hij hen ontmaskert. Terwijl ze zich godsdienstiger voordoen dan de anderen, zijn zij in werkelijkheid met aardse dingen bezig. Laten we zien wat ze gaan doen nadat God hen heeft uitgenodigd.

« Anderen grepen zijn dienaars vast, mishandelden en doodden hen

Het zijn dus de Joden die hier geviseerd worden: zij hebben in het verleden zovele profeten vermoord.

« Nu ontstak de koning in toorn, stuurde zijn troepen en liet de moordenaars ombrengen en hun stad in brand steken

Dat komt heel streng over! Het gaat om een ganse categorie mensen die door Jezus bloot gesteld worden aan het eeuwig vuur. Dat viseerde tweeduizend jaar geleden de Joden, maar vandaag gaat het ook om de christenen die niet ingaan op de oproep van Jezus en massaal het geloof afvallen. Dat is de reden waarom men voor die arme mensen moet bidden en zich opofferen, naar het voorbeeld van de kinderen van Fatima, om te vermijden dat ze voor eeuwig gekweld worden door de duivels in de hel...

« Toen sprak hij tot zijn dienaars: "Het bruiloftsmaal staat klaar, maar de genodigden waren het niet waard. Gaat dus naar de drukke verkeerswegen en nodigt wie ge er maar vindt tot de bruiloft." Zijn dienaars gingen naar de wegen en brachten allen mee die zij er aantroffen, slechten zowel als goeden, en de bruiloftszaal liep vol met gasten.» De pater familias is grootmoedig. Hij heeft allen laten uitnodigen die niet door de prediking de Kerk hebben kunnen vervoegen. Dat zijn er heel veel. De bruiloftszaal loopt vol met genodigden die gaan aanliggen aan tafel. Maar daar blijft het niet bij en plots krijgen de gebeurtenissen een dramatische wending.

« Toen de koning binnenkwam om de aanliggenden te bezoeken...»

Het wordt goed verwoord, men ziet de scène voor zich. De Koning komt binnen middenin dat tumult en bekijkt hen die binnengekomen zijn.

«...merkte hij daar iemand op die niet voor een bruiloft gekleed was. Hij sprak tot hem: "Vriend!"«
Dat woord "vriend" is vreselijk: het is zo dat Jezus Judas zal aanspreken.

«"Vriend, hoe zijt gij hier binnengekomen zonder bruiloftskleed?" Maar de man bleef het antwoord schuldig

Ik wil jullie hier geen indrukwekkende voordracht geven, enkel en alleen jullie uitnodigen om samen met mij te mediteren. Het heeft mijn adem doen stokken: "Hij bleef het antwoord schuldig".

« Toen sprak de koning tot de bedienden: "Bindt hem aan handen en voeten en werpt hem buiten in de duisternis. Daar zal geween zijn en tandengeknars.”«
Het volgende vers: « Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren» is niet het besluit van de parabel. Deze eindigt met die verschrikkelijke straf.

Gedurende heel mijn jeugd en een groot deel van mijn priesterleven heb ik me afgevraagd wat dat "bruiloftskleed" kon zijn. Ik heb het niet gevonden. Soms zei ik dat het ging om het geloof want zonder geloof kan men niet gered worden; een andere keer zei ik dat het om de naastenliefde ging.

Het is een voor de ziel zeer indringende vraag. Plots heb ik iets begrepen. Het is niet door armoede dat deze man geen bruiloftskleed heeft en veroordeeld zal worden. De anderen hebben er één omdat God het hen gegeven heeft. Hem heeft God geen kleed gegeven: waarom niet? Omdat hij iets slechts in zijn leven gedaan heeft? Maar de anderen hebben evenmin een stichtend leven gehad en nochtans redt God hen wel, zoals de parabel toont. God redt iedereen, behalve hem, behalve mij als ik toevallig in zijn geval ben.

Maar dat is het juist: hoe weet ik dat ik niet tot die groep van personen behoor die de gerechtvaardigde woede van de Koning heeft uitgelokt?

Ziehier wat ik dit jaar ontdekt heb. Deze man is niet teruggestuurd omdat hij geen geld had om zich een bruiloftskleed te betalen, hij is geen arm individu. Als er gezegd wordt dat hij geen bruiloftskleed had dan betekent dit dat hij er een ander had dat van elders kwam. De andere genodigden zijn landlopers die gratis binnen mogen en een bruiloftskleed krijgen. Maar hij droeg zijn eigen bruiloftskleed! Hij draagt een schitterend kledingstuk dat helemaal van hem is, maar dat hij niet van de Vader gekregen heeft. Hij is trots op de franjes aan zijn kleed... Het is iemand die zich goed voelt, die zich als goed aanziet, die zichzelf aanschouwt sinds zijn geboorte om zijn eigen deugden te bewonderen in vergelijking met de anderen. Hij heeft de juiste gedachten, hij behoort tot de goede partij... Hij stelt zich voor als superieur ten opzichte van al de zwervers die hem omringen en hij daagt de Meester van het huis uit.

Ik heb ingezien dat die man voor wie Jezus slechts minachting en afschuw vertoont zich dus niet onderscheidde door de rijkdom van zijn klederen, maar door zijn pretentie bij het aanschouwen van zijn gelijken. Het is een apart iemand. Vandaag zou men zeggen dat het een paranoïde, een dissident is...

Als men nadenkt om te proberen te begrijpen wie dit verwerpelijk wezen is, komt men ertoe een gelijkenis te zoeken tussen het individu van deze parabel en bepaalde personages uit de onmiddellijke omgeving van Jezus. Men ziet daar iemand die niet op zijn plaats is, die er nooit zijn plaats gehad heeft en nooit zal hebben.

  • Hoezo, Heer? Maar ik ben één van uw apostelen; herkent u me dan niet?
  • Ik heb u nooit gekend, Judas, ga heen naar het eeuwig vuur!

Judas, over wie Christus zei: « Het ware beter geweest voor deze man dat hij nooit geboren was», brandt nu in de hel samen met, ongelukkig genoeg, honderdduizenden anderen. Men moet bang zijn om een verrader te zijn.

Jullie begrijpen dat de Maagd Maria niet gekomen is om de massa’s gewone christenen wakker te schudden. Ze is gekomen voor de leiders die de kudde daarheen leiden waar het niet mag en die zich aanzien als de redders van de wereld; want er zullen altijd Judassen bestaan. De Maagd Maria heeft de hel getoond voor dat soort mensen die men door elkaar moet schudden in de hoop ze te redden. Voor de anderen zal Christus barmhartigheid tonen.

We moeten dit Evangelie overwegen om de H. Maagd te begrijpen die aan de kinderen van Fatima laten zien heeft wat de hel is en de zonde die erheen voert. Ze zijn er zodanig door ontsteld geraakt dat ze er zich op toegelegd hebben om de zondaars te redden door onophoudelijk het rozenhoedje te bidden en offers te brengen. Het is dus hoog tijd, dierbare vrienden, dat we Fatima ernstig nemen.

abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilieën van 11 en 12 juni 2000