1 NOVEMBER 2017
De Hemel is heel dichtbij ons
ALS we ons vandaag ongerust maken, is dat omdat we het tijdperk binnengetreden zijn van de laatste strijd, waarbij Satan losgelaten is om alle volkeren op aarde te verleiden en waarbij slechts een handvol christenen zullen overblijven te midden van mensen die het geloof zijn afgevallen. De tijden zijn dus ernstig! Daarom doet het ons goed vandaag samen met de Kerk onszelf te versterken door verder te kijken dan onze horizonten, naar de Hemel waar reeds het Koninkrijk van Christus is gevestigd en waar uiteindelijk voor altijd de Kerk zal triomferen, na het Laatste Oordeel.
De Hemel is daar, dichtbij ons. Ook doet het ons goed om, vooraleer het liturgisch jaar af te sluiten door de angstwekkende visoenen van het einde der tijden, ons te verheugen bij de gedachte aan de Hemel, in de aanschouwing van de engelenkoren en de massa’s heiligen die zich reeds op de andere oever bevinden, voor altijd gelukkig en verheerlijkt dichtbij Christus.
De Apocalyps spreekt ons over het gelukzalige visioen van de Hemel en het dient opgemerkt te worden dat in de liturgie van die dag er geen breuklijn bestaat tussen ons en de heiligen in de Hemel. De dood is geen grote kloof waar wij niet zouden overheen kunnen. De heiligen van de Hemel staan in nauwe gemeenschap met ons, in een onophoudelijke uitwisseling met de heiligen op aarde die wij zijn of die wij zouden moeten zijn.
Ziedaar waarom Allerheiligen tegelijkertijd het feest is van de bewoners van de Hemel en van de echte bewoners van de Kerk. Als wij in staat van heiligmakende genade zijn en als het leven van God in ons is, zijn we bewoners van de Hemel, zegt Sint-Paulus. De H. Schrift noemt ons reeds heiligen, uitverkorenen, geredden. We maken deel uit van het Koninkrijk van de glorierijke Christus. Daarom is de vreugde van de Hemel reeds de onze en daarom vreest de echte christen niet langer de dood. De weg naar de Hemel ligt open.
Daarom verkeren de echte christenen in vreugde. Men kan oversteken van de ene naar de andere oever, dat wil zeggen van de aarde naar de Hemel zonder groot gevaar. Het Koninkrijk van waarheid, van leven en van liefde is reeds onder ons. Het mondt uit in de eeuwigheid, het leidt naar de Hemel en voert ons van generatie tot generatie mee. We gaan vooruit, de enen zijn reeds vertrokken, de anderen gaan weldra vertrekken en wij zullen hen volgen, misschien binnen een korte tijdsspanne, en zo worden de bewoners van de aarde bewoners van de Hemel. De Kerk verhuist naar het domein van de vreugde, maar reeds op aarde heeft zij hiervan de belofte. Dat is de les van het Evangelie van vandaag, dat van de zaligsprekingen.
Als wij in staat van genade leven, in een nauwe band met God door de naastenliefde, als wij de morele deugden beoefenen die Jezus verheerlijkt in dit Evangelie, dan zijn we reeds gelukzalig. De Hemel is dus niet allereerst een grote overvloed aan aardse goederen zoals de moslims dit geloven. De Hemel is vooreerst de vrede en de vreugde van de ziel die verenigd is met haar God door Jezus Christus. Deze genade hebben we reeds en wij zullen ze uiteraard op een ander niveau bezitten na de dood. Allerheiligen is dus het feest van de Kerk op aarde en terzelfdertijd dat van de hemelse Kerk.
Maar als de Hemel een gelukzaligheid is, moeten wij, om ons rekenschap te geven van de vreugde van de uitverkorenen in de Hemel, onszelf zuiveren, losmaken van de onrust van de wereld, van dat laag-bij-de-grondse genot. We moeten ons verheffen in de zoektocht naar de geestelijke vreugde, naar de geestelijke schoonheid en naar alles wat helder, waar, goed en edelmoedig is, en dat alles vermenigvuldigd met tien, met duizend, met een miljoen! Het zijn ontelbare massa’s heiligen die, ieder op zijn plaats, God loven. Als we gelukkig zijn bij het horen van een koorzang van enkele stemmen, dan is onze vreugde des te groter wanneer de zangers met duizend of tienduizend zijn die volmaakt zingen. Met de hulp van de engelen-musici beseffen jullie dat ons oor zal genieten van een uitzinnige vreugde. Het is onbeschrijfelijk en we zullen gelukzalig zijn, duizenden en duizenden malen meer dan alles wat we ons kunnen voorstellen. En hen die we gekend hebben alsook de heiligen die de Kerk reeds heilig verklaard heeft, verkeren in het geluk van de Hemel bij God. Als we dan nu de vespers van Allerheiligen gaan zingen, laat ons hart dan vervuld zijn van die vreugde. Ver voorbij de regen, de wind en de wolken, boven de beproevingen, het gevecht waarin we verwikkeld zijn, boven onze bekoringen, onze ziekten en ons lijden is er een heldere Hemel waar zich de uitverkorenen bevinden.
Maar hoe kunnen zij die wij gekend hebben in vreugde verkeren als ze de tranen in onze ogen zien? De eerbiedwaardige Beda zegt het duidelijk: « Ze weten dat dit niet zal blijven duren. Ze zien ons wenen en zeggen bij zichzelf dat we door deze tranen de Hemel zullen verdienen.» De aardse droefenissen zijn niet te vergelijken met de glorie die in ons moet geopenbaard worden. Ze gaan voorbij terwijl in ons die grote vreugde komt van tot de uitverkorenen te behoren. En op een dag zullen wij op onze beurt dat fantastisch visioen kennen van de ogen te openen op het Licht van glorie van de Hemel.
Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 1 november 1967