15 AUGUSTUS 2018
In de Hemel spreken de heiligen
en de Maagd Maria voor ons ten beste
OP deze dag van het feest van de Tenhemelopneming van de Maagd Maria zou ik jullie uitleg willen geven over een waarheid die ongelukkig genoeg miskend wordt door de christenen van onze tijd. Men mag niet geloven dat sinds de Verrijzenis van Jezus tot aan het einde van de wereld de heiligen in de Hemel onbeweeglijk blijven, dat ze de aardse dingen vergeten zijn en zich in hun eeuwigheid genesteld hebben, versteend in de aanschouwing van een roerloze God.
Het is zeer zeker dat de heiligen na hun dood, en heel in het bijzonder de Maagd Maria met haar ziel en haar lichaam, binnengeleid zijn in de tegenwoordigheid van God in het verblijf dat men de Hemel noemt. En toch blijven de heiligen, in afwachting van de verrijzenis van het lichaam en het Laatste Oordeel, deelhebben aan ons leven. Ze blijven belangstelling tonen voor de aardse dingen. Vermits Jezus de ogen ten hemel geslagen heeft alvorens te zeggen: «Onze Vader die in de Hemelen zijt», kunnen wij gerust zeggen dat de heiligen vanuit de hoogte van de Hemel hun ogen op de aarde richten.
Vanuit de hoge Hemel kijken ze ons aan en zijn betrokken bij de gebeurtenissen van de aarde, bij heel de mensengeschiedenis, bij de aangelegenheden van de Kerk en bij de dingen van ons eigen leven. Ze vergezellen ons door hun bemiddeling.
Jullie zien dat het drama van ons leven, het drama van de gehele mensheid voor hen nog niet voorbij of opgelost is. Ze weten goed dat dit tot meerdere eer en glorie van God zal leiden en dat het aantal uitverkorenen voorzien door de goedheid van God in eeuwigheid zal bereikt worden. Maar toch zijn ze onrustig voor ons, ze leven mee. Het is een stelling eigen aan mijn theologie: ze lijden nog steeds in de Hemel terwijl ze toch volmaakt gelukkig zijn, ze leven mee. Ze hebben een zekere sympathie – dat wil zeggen "lijden met" – voor hun broeders die nog gebukt gaan onder de moeilijkheden op aarde.
Als men de Maagd Maria in haar talrijke verschijningen ziet neerdalen van de Hemel naar de aarde om zich te openbaren, om haar instructies te geven aan de stervelingen, ziet men hoe ze meeleeft met ons lijden, hoe ze weent bij de gedachte aan de straffen waarmee de mensheid bedreigd wordt als ze niet bidt en geen boete doet.
Ik denk dat we de uitverkorenen, de heiligen teveel vergeestelijkt hebben. Men zou hen menselijker moeten maken, dat wil zeggen hun menselijkheid, hun hart, hun gevoelens van betrokkenheid opnieuw in overweging nemen. Om die reden plaatst de processie die we vandaag gaan houden ons om zo te zeggen in direct contact met de H. Maagd Maria. Ze beleeft alle gevaren van de huidige Kerk. Ze ziet zovele van haar kinderen op de weg van het verderf en weent. In al haar verschijningen heeft ze de christenen gevraagd te bidden en boete te doen opdat ze de arm van haar Zoon zou kunnen tegenhouden. Het is vanzelfsprekend, zowel vanuit de rede als het geloof, dat we afstevenen op de grootste straffen van God als we ons niet bekeren.
We zullen dus bidden en boete doen opdat de Hemel medelijden zou hebben met ons. Op die manier zullen we sterk verenigd zijn met de H. Maagd Maria en de heiligen. We zullen denken aan degenen die we gekend hebben, die ons verlaten hebben en die, omwille van de heiligheid van hun leven, zeer waarschijnlijk, dat hopen wij, op dit moment in de Hemel zijn. Ze denken aan ons, ze bidden voor ons, ze vragen niet liever dan ons te helpen. Daartoe is het wel nodig dat hun bemiddeling vergezeld gaat van onze gebeden en onze boetedoening.
We bevinden ons in het centrum van de moeilijkheden van de huidige wereld en ook in het centrum zelf van het drama van elk van onze levens. We willen onszelf redden, we willen diegenen redden die ons omringen en voor wie we moeten zorgen of die we liefhebben. We willen deelnemen aan de redding van de Kerk en van de mensheid. We willen dat met dezelfde wil waarmee onze Moeder in de Hemel, de Maagd Maria, het wil.
Daarom zullen we zingen tot de Maagd Maria, zullen we het rozenhoedje bidden terwijl we in processie door het park gaan, want Frankrijk moet terug katholiek worden, terug de geliefde dochter van de Kerk worden, de grote natie van missionering. En in de mate waarin we goed gebeden hebben, goed boete gedaan hebben, in die mate zullen we verhoord worden door de genaden die we zullen ontvangen voor onszelf, voor onze families, voor onze naasten. En op een dag, dat is onze vaste hoop, zal de H. Kerk hersteld worden en zal de wereld gered worden.
Abbé Georges de Nantes
homilie van 15 augustus 1973