15 JULI 2018
Wie is toch Jezus van Nazareth?
Het antwoord van Sint-Paulus
SINDS het begin van het liturgisch jaar mediteren we over het Evangelie van de H. Marcus... Wat kunnen we besluiten uit de eerste hoofdstukken van dat Evangelie? Dat het Jezus lastig valt zich te doen begrijpen, zich te doen kennen... Hij kan wel duivels uitdrijven, zieken genezen, stormen stillen, doden doen verrijzen, maar zijn persoonlijkheid is een mysterie gebleven. « Maar wie is Hij toch? Vanwaar komen die wijsheid en de mirakels door zijn toedoen?» (Mc 6, 2). Die vraag stellen zich de mensen van zijn eigen dorp, Nazareth, terwijl ze weigeren in Hem meer te zien dan de zoon van de timmerman...
Met deze langzaam voortschrijdende en moeizame kennis van Christus doorheen de Evangelies is Sint-Paulus niet geconfronteerd geweest, want in de glorie van één enkele verschijning, op de weg naar Damascus, werd hem heel het mysterie van Christus geopenbaard. De Kerk doet er dus goed aan ons in de teksten van haar liturgie de twee toegangswegen tot het mysterie van Jezus aan te reiken: de Evangelies en de Brieven van Sint-Paulus. Nemen we dus voor een tijdje afstand nemen van de Jezus van de Evangelies die zich geleidelijk openbaart, maar die nog niet duidelijk kan antwoorden op de vragen van het volk, om zijn ware en wezenlijke identiteit te ontdekken die Hij zelf geopenbaard heeft aan Sint-Paulus in de schittering van zijn verschijning bij Damascus.
Saül van Tarsus werd op weg naar Damascus ter aarde geworpen door dezelfde Jezus die hij vervolgde zonder te weten dat Hij de Christus was, de Zoon van de levende God. In dat ene visioen wordt hem het mysterie van God, Vader, Zoon en H. Geest, in zijn volheid en totaliteit geopenbaard. Al zijn brieven zullen slechts de ontwikkeling, de uitdieping van dat visioen zijn. Door er over te mediteren en door waarschijnlijk de ene genade na de andere te ontvangen, begrijpt hij voortaan wat het mysterie is van de ware en volledige identiteit van Jezus van Nazareth, een mysterie dat hij moet openbaren en onderrichten aan de Kerken. Hij reikt ons dat verheven onderricht aan in twee prachtige brieven, de ene gericht aan de Kolossenzen, de andere aan de Efesiërs.
De openbaring van dat mysterie is samengevat in één woord van een wonderlijke rijkdom en dus lastig te verstaan: voortaan begrijpt Paulus dat Christus de volheid is, dat wil zeggen de totaliteit: Christus is alles. Lees de brieven aan de Kolossenzen en aan de Efesiërs om te zien en te begrijpen wat Sint-Paulus verstaat onder dat ALLES.
In Christus ligt heel de Schepping vervat, dat wil zeggen dat ze door Hem en voor Hem tot stand gekomen is; in Hem blijft alles voortduren. Hij staat dus boven alles, in de hemel, op aarde en in de hel. Hij staat aan het hoofd van gans het heelal, Hij is de volheid. Het is God de Vader die er zo over beschikt heeft: « Alles heeft God onder zijn voeten gelegd, en Hemzelf, verheven boven alles, heeft Hij als Hoofd gegeven aan de kerk, die zijn lichaam is, de volheid van Hem die het al in alles vervult» (Ef 1, 22).
Als Sint-Paulus zich ermee tevreden gesteld had dat te openbaren, zou men zich kunnen afvragen of het van zijn kant geen zuivere filosofische speculatie is, of hij ons nog spreekt over de historische Jezus. Maar hij houdt het daar niet bij en we zullen zien in welke mate zijn openbaring de historische waarheid van de Evangeliën bijtreedt. Sint-Paulus heeft de intuïtie door te dringen tot de realiteit van deze geschiedenis want hij openbaart ons dat om heel de geschiedenis in Hem in te sluiten, Christus de opstandige mensen die zich van God verwijderd hadden met God heeft moeten verzoenen. Hij heeft de wereld moeten vrijkopen, verzoenen, door op het Kruis al zijn bloed te vergieten. Het was noodzakelijk dat dit wezen dat voor alle eeuwen alles was zich te Bethlehem tot kindje maakte, tot lijdende dienaar te Jeruzalem en vervolgens gekruisigd werd om onder zijn Macht heel de mensheid die zich afgescheurd had terug samen te brengen. We vinden daar, verankerd in gans het evangelisch gebeuren, heel het mysterie van de menswording en verlossing terug.
Heel het mysterie van God wordt aldus wonderlijk ontsluierd, geopenbaard! Het is wanneer het Kruisoffer door Jezus is volbracht dat God Hem heeft doen verrijzen en wanneer Hij Hem heeft doen verrijzen, heeft Hij Hem verheerlijkt als de herwonnen Volheid: « Want in Hem heeft God willen wonen in heel zijn volheid, en om door Hem alle wezens, zowel op aarde als in de hemel, met zich te verzoenen en vrede te stichten door het bloed aan het kruis vergoten» (Kol 1, 19).
Christus mocht dan wel de Zoon van God zijn, maar zolang de zondige mensen gescheiden bleven van God, was er een groot deel van het heelal dat Hem ontging. Hij was dus niet "alles in allen" en Hij was als mens in de goddelijke Volheid. Bijgevolg moest Hij alles met zich verzoenen om de Heer der heren en de Koning der koningen te zijn. Door zijn dood op het Kruis heeft Hij de schuld van de zonde van de mens betaald en, op dat ogenblik, heeft God door Hem te doen verrijzen Hem aan zijn rechterkant geplaatst, verheven boven elk schepsel; het was als een recht dat Christus zich verworven heeft door het bloed van zijn Kruis.
Hij is gestorven aan het Kruis om overwinnaar te zijn van de kwade machten en, op dat ogenblik, heeft Hij de wereld veroverd en is Hij door zijn Vader aan het hoofd van het heelal geplaatst, in al zijn heerlijkheid van God, Zoon van God. Men zou men hier in beschouwing moeten bij stilstaan. Misschien heb ik de diepgang van de kijk van Sint-Paulus op Christus doen bewonderen: is die niet duizelingwekkend? Maar hoe spijtig ook dat deze allesomvattende bevredigende waarheid vandaag zo weinig gepredikt wordt.
Want ofwel zegt men: Christus is God. Hij is volmaakt, oneindig, almachtig, Hij staat boven alles. Men kan niets over Hem zeggen zonder dat het een aantasting van zijn heiligheid zou zijn... Ofwel predikt men in totaal tegenovergestelde zin: dat Christus niet meer is dan een mens van wie de goddelijkheid slechts bestaan heeft om ons te leren volmaakt mens te zijn... Men vervormt Christus als men Hem niet in de bevredigende volheid van zijn mysterie omhelst, volheid die Hij met ons wil delen voor onze zaligheid.
Het mysterie dat Sint-Paulus ons geopenbaard heeft, bestaat erin ons te leren dat in Jezus Christus, in die mens, lichamelijk de goddelijke volheid aanwezig is. Hiermee bedoelt men dat deze man goddelijk is. En waar bevinden wij, arme zondaars, ons in dat mysterie? Doordat Christus ons met zijn Vader verzoend heeft, heeft Hij ons verbonden met Hem, met de heerlijkheid van zijn Vader. Daarin bestaat de vergoddelijking voor Sint-Paulus: een inplanting van ieder van ons in het goddelijk Lichaam van Christus. Om die reden zal hij in elk geval zeggen: in Jezus Christus zij we één lichaam, één Kerk, één geest; we zijn allen één in Christus.
Het spreekt vanzelf dat uit een dergelijke uiteenzetting van God een visie op de wereld en een absoluut nieuwe moraal voortkomen die we terugvinden in zijn Brieven.
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de retraite over «Sint-Paulus, apostel en martelaar», oktober 1972