1 JULI 2018
De opwekking van het dochtertje van Jaïrus,
voorafbeelding van de wederopstanding van de Kerk
DE Kerk geeft ons vandaag het mirakel van de opwekking van het dochtertje van Jaïrus ter overweging. De H. Marcus vertelt ons deze scène in zijn Evangelie met een aangrijpend realisme. We zullen zien in welke mate dit verhaal een voorafbeelding is van de wederopstanding van de Kerk.
35 Hij was nog niet uitgesproken, of men kwam uit het huis van de overste van de synagoge met de boodschap: “Uw dochter is gestorven. Waartoe zoudt ge de Meester nog langer lastigvallen?” 36Jezus ving op wat er bericht werd en zei tot de overste van de synagoge: “Wees niet bang, maar blijf geloven.”
Men ziet het schouwspel voor zich: de dienaren komen tot bij hun meester en zeggen hem bedroefd: het is nutteloos, ze is dood, het is niet de moeite om Hem te laten komen! Jezus heeft het misbaar van de mensen opgemerkt en misschien geluisterd naar het gesprek. Het kind is dood, de dienaren denken dat er niets meer aan te doen is; dat is niet de mening van Jezus die tot de overste zegt: « Heb alleen maar geloof.» Dat zal het mirakel nog grandiozer maken om nog meer de onbegrensde macht van Christus in het licht te stellen.
37 Hij liet niemand met zich meegaan, behalve Petrus, Jacobus en Johannes, de broer van Jacobus.
Jezus zal een mirakel doen dat Hij nog nooit gedaan heeft: het opwekken van een dode. Hij neemt de drie uitverkorenen met zich mee, de mannen die Hij aan het hoofd van zijn Kerk zal stellen: Petrus, Jacobus en Johannes.
38 Toen zij aan het huis van de overste kwamen, zag Hij het rouwmisbaar van mensen die luid weenden en weeklaagden. 39 Hij ging naar binnen en zei tot hen: «Waarom dit misbaar en geween? Het kind is niet gestorven, maar slaapt.» 40 Doch ze lachten Hem uit. Maar Hij stuurde ze allemaal naar buiten en ging met zijn metgezellen en de vader en moeder van het kind het vertrek binnen, waar het kind lag. 41 Hij pakte de hand van het kind en zei tot haar: «Talita koemi»; wat vertaald betekent: «Meisje, Ik zeg je, sta op!»
Jezus neemt de hand van het kind en spreekt tot het meisje. Hij spreekt geen gebed of smeekbeden tot God uit opdat ze zou genezen, neen! Hij zegt: « Meisje, Ik zeg je, sta op!»
42 Onmiddellijk stond het meisje op en liep rond; want het was twaalf jaar. En ze stonden stom van verbazing. 43 Hij legde hun nadrukkelijk op dat niemand het te weten mocht komen, en voegde eraan toe, dat men haar te eten moest geven.
Dat door Jezus gevraagde stilzwijgen dat we reeds tegengekomen zijn is eigen aan het Evangelie van de H. Marcus: stilzwijgen opgelegd aan de demonen en aan wie een mirakel is voltrokken. Jezus verricht wonderen, Hij verbiedt dat men erover spreekt. Als Jezus dat stilzwijgen over de mirakels die Hij deed gewild heeft, dan was dat om het enthousiasme van het volk binnen de perken te houden. Hij is het die de gebeurtenissen moet beheersen en de zielen vormen voor zijn Openbaring. Het kan niet zijn dat het volk op sleeptouw genomen wordt in een uitzinnigheid die Hij niet wil.
Wat de ouders betreft, die heel gelukkig zijn dat mirakel meegemaakt te hebben, die denken er zelfs niet aan dat hun kind honger heeft. Nochtans moet zij terug haar lichaam gaan gebruiken. Jezus van zijn kant denkt daaraan en vraagt hen haar te eten te geven.
Bekijken we nu hoe dit verbazingwekkend mirakel een voorafbeelding is van de wederopstanding van de Kerk.
Laten we vooraf zeggen dat het dochtertje van Jaïrus de mensheid verpersoonlijkt vóór de komst van Jezus. Ze stamt af van Adam en Eva en is ook getekend door de erfzonde; ze heeft slechts haar eigen biologische middelen. Haar uur is gekomen, ze sterft. Op dezelfde wijze is de ver van Christus verwijderde mensheid die bouwt aan een rechtvaardiger en broederlijker samenleving, uit liefde voor de mens, gedoemd tot mislukken.
In onze samenleving die onder onze ogen aan het sterven is, zeggen we: « Mijn God, kom ons snel te hulp, we zijn verloren!» Onze Kerk is als het dochtertje van Jaïrus. Ze is onder onze ogen aan het sterven. En dat eenvoudig verhaal uit het Evangelie doet ons goed.
We zijn zeker van de overwinning van de H. Maagd. Zoals in Kana zal ze tot Jezus zeggen: « Ze hebben geen wijn meer.» Zoals in La Salette zal ze tot Jezus met betraand gezicht zeggen: « Heer, zie hoe uw Kerk aan het sterven is.» En Jezus zal zeggen: « Ze slaapt alleen maar.» Hij zal de Kerk bij de hand nemen en haar op verzoek van de H. Maagd doen herrijzen. Uit deze hoop en al deze schitterende tekenen uit het Evangelie kunnen we voortdurend moed putten. Terwijl alles onze hoop lijkt te ontkrachten, bewaren we toch de zekerheid de wedergeboorte van de Kerk mee te maken.
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 7 november 1993