17 JUNI 2018
De aankondiging van het rijk Gods in parabels
DE Kerk biedt ons op deze 11de zondag door het jaar twee kleine parabels van Jezus ter overweging. De parabels bevatten een wonderlijk rijk onderricht. Om dat onderricht van Jezus goed te begrijpen moet men terugkeren naar het begin van hoofdstuk 4 waarin de H. Marcus ons het tafereel schetst: 1 « Jezus begon opnieuw onderricht te geven aan de oever van het meer en een zeer talrijke menigte verzamelde zich rondom Hem, zodat Hij in een boot moest stappen en er zich neerzette, midden op het meer.»
We beleven nog steeds de blijde mysteries van Galilea en nochtans komen Farizeeën en Herodianen bijeen om over Jezus te redetwisten, zich bezig te houden met de manier waarop ze Hem zouden kunnen uitschakelen. Ze verzamelen zich tegen Hem met als doel Hem te elimineren. Dat veronderstelt dat de zielen reeds hun weg gekozen hadden, dat de goddelozen reeds tegen de God van het Oude Testament waren, ontrouw aan de oude wet, in rebellie tegen de wet van Mozes; de komst van Jezus is slechts het teken van tegenspraak dat het binnenste van de harten blootlegt.
Dat verklaart waarom Jezus zich steeds minder op zijn gemak voelt in de synagogen, en in het bijzonder op de dag van de sabbat waarop men er bijeenkomt en waarop al zijn vijanden daar samen aanwezig zijn. Jezus voelt zich bespioneerd, de vragen die men Hem stelt zijn strikvragen. Daarom voelt Jezus zich veel beter wanneer Hij aan de oever van het meer is of in de bergen. Nu is Hij aan de oever van het meer van Galilea en er is een massa mensen die Hem de onder hen verspreide spionnen doet vergeten. Het gaat om het volk van Galilea voor wie Hij het Evangelie is komen prediken. Hij legt het rijk Gods uit in blijkbaar zeer eenvoudige parabels, maar die steeds iets raadselachtigs en subliems bevatten.
26»Het gaat met het Rijk Gods als met een man die zijn land bezaait: hij slaapt en staat op, ´s nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe.»
Dus een man zaait graan in de aarde en of hij nu in slaap valt of wakker wordt, « dag en nacht kiemt het zaad en schiet op zonder dat hij er erg in heeft.»
28 Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de groene halm, dan de aar, dan het volgroeide graan in de aar. 29 Zodra de vrucht het toelaat, slaat hij er de sikkel in, want het is tijd voor de oogst.»
Dat is charmant, maar ook extreem diepzinnig. Wie is die man? Het is Jezus. Hij komt, Hij zaait het Woord in Galilea. Dan gaat Hij de slaap der doden slapen. Tenslotte zal Hij terug opstaan, verrezen. Dag en nacht, dat wil zeggen gedurende de nacht van zijn slaap of in zijn graf, ligt het Woord in de aarde. En het rijk Gods gaat verder of Jezus nu daar is of niet. Zo zullen er eeuwen zijn tijdens dewelke de Kerk zal zegevieren en eeuwen waarin Jezus zal lijken te sterven en te verdwijnen met zijn Kerk; dat maakt niet uit. Op dezelfde wijze zal men door de eeuwen heen denken dat Jezus slaapt, maar Hij is steeds aanwezig; en Hij weet heel goed dat het aldus in de harten gezaaide zaad zal opschieten tot aan het moment van de oogst, wanneer Hij zijn goede zaad zal kunnen oogsten.
Jullie zien hoe een goed geïnterpreteerde kleine parabel tot onze verbeelding spreekt. Deze parabel is de aankondiging van wat het rijk Gods zal zijn, ten tijde van Christus, ten tijde van zijn dood en van zijn verrijzenis, en tenslotte ook nog in onze huidige tijd: vol optimisme! En het betekent dat zolang onze harten vervuld zijn van het Woord van God, het rijk Gods zal blijven bestaan tot aan het moment van de oogst.
De parabel van het mosterdzaadje is even goed gekend omdat hij zeer duidelijk is. En het gaat steeds om dezelfde gedachte over de mysterieuze groei van iets heel kleins.
30 Jezus zei: «Welke vergelijking kunnen we vinden voor het Rijk Gods en in welke gelijkenis zullen we het voorstellen?»
Willen jullie nog een verhaal? Wel, we zullen zeggen dat het rijk Gods als een mosterdzaadje is, een zaadje van een vijgenboom als we de vader van Marie Noël mogen geloven die Grieks gestudeerd had en die dacht dat met een kleine verandering van een letter men van een mosterdboom in plaats van een vijgenboom kon spreken. Inderdaad, de zaadjes van vijgenbomen zijn bijzonder klein en brengen grote bomen voort.
31 Het lijkt op een mosterdzaadje. Wanneer dat gezaaid wordt in de grond, is het wel het allerkleinste zaadje op aarde; 32 maar eenmaal gezaaid, schiet het op en wordt groter dan alle tuingewassen, en het krijgt grote takken, zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen.»
Jezus legt op dat ogenblik, na een jaar openbaar leven, uit dat wat Hij aan het doen is iets heel kleins is. Het Woord dat Hij daar in een uithoek van de aarde verkondigt, is de oprichting van een heel klein rijk. Dat rijk zal nochtans groeien, zich over heel de aarde verspreiden en alle vogels die dat wensen, zullen er komen in nestelen: dat wil zeggen alle rassen, alle volkeren, alle zielen zullen beschutting kunnen komen vinden in zijn schaduw.
33 In vele dergelijke gelijkenissen verkondigde Hij hun zijn leer op de wijze die zij konden verstaan. 34 Anders dan in gelijkenissen sprak Hij niet tot hen, maar eenmaal met zijn leerlingen alleen, gaf Hij van alles uitleg.
We hebben gezien in welke mate deze kleine parabels uitermate evocatief zijn wat betreft het geestelijk rijk dat Jezus opricht en het mysterie van de Kerk in wording. Het rijk Gods is geen instelling, noch een leger of een staat. Het is niet het joodse volk als zodanig dat zijn onafhankelijkheid gaat terugvinden, dat zijn godsdienstige leiders, zijn politieke koning en zijn leger zal krijgen.
Waaruit bestaat het dan? Welnu, het ligt vervat in iets dat niet tastbaar is: het is het woord dat Jezus vertolkt. Het komt uit zijn mond en wordt opgevangen door de oren van hen die naar Hem luisteren. Als Hij het woord zaait, maakt Hij een soort woning voor iets goddelijks in elke ziel die Hem aanvaardt of verwerpt volgens de genade en de ingesteldheid van eenieder.
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de retraite over het Evangelie volgens Marcus