12 DECEMBER 2021

De vreugde van het geloof 
behouden in de beproevingen

NADAT de Kerk ons liet mediteren over de eeuwenlange verwachting, wil ze ons op deze derde zondag van de Advent als het ware een dageraad van die wonderbaarlijke dag van Kerstmis tonen. Daarom nodigt ze ons in navolging van Sint-Paulus uit ons te verheugen.

Waarom zich verheugen? Hoe kunnen wij ons verheugen terwijl de wereld alleen maar oorlogen en geloofsafval kent? Jezus Christus heeft ons hiervoor gewaarschuwd en Onze-Lieve-Vrouw van Fatima heeft ons de kalender in handen gegeven; we weten dat de zaken van kwaad naar erger gaan. De H. Maagd Maria kondigt in Fatima heel rustig, maar met klem aan dat op het einde (na heel wat rampen: oorlogen, hongersnood, vernietiging van landen, vervolgingen tegen de Kerk en de paus, martelaarschap van de goeden…) vrede en geluk zullen terugkeren onder de bescherming van haar Onbevlekte Hart en met Jezus Christus als leider van de bekeerde mensheid.

We staan dus aan de vooravond van uiterst vreselijke gebeurtenissen en we worden gegrepen door een heilige angst voor de Kerk, ons vaderland, onze gezinnen. Hoe kunnen we ons in dergelijke omstandigheden verheugen?

Jezus heeft ons nochtans verwittigd: «Wanneer zich dit alles begint te voltrekken, heft dan uw hoofden omhoog want uw verlossing is nabij.» Het is onze goddelijke meester die ons waarschuwt. Luisteren we naar Hem en leggen we ons erop toe vreugde en geluk te vinden in de trouw aan onze roeping; laten we proberen in onze gemeenschap, in onze gezinnen het geloof, de hoop en de liefde te bewaren die ons met God verenigen. Zo zullen we, ondanks onze onvolmaaktheden en onze zonden die we graag belijden, behagen aan onze allerdierbaarste hemelse Vader die vol bekommernis voor ons is. We zijn verheugd erfgenamen te zijn van dit geloof, deze hoop, deze liefde die ons toelaten ons als goede zonen en leerlingen van Jezus Christus te voelen, in afwachting dat Hij zou willen ingaan op de oproep van zijn Moeder om de mensheid te redden, omdat we weten dat alles goed zal aflopen: «Tenslotte zal mijn Onbevlekte Hart triomferen.»

Zelfs wanneer die tussentijd vreselijk zal zijn, zal de Goede God ons zijn genade geven opdat iedereen zijn last kan dragen. Ook als die toch nog zwaarder zou worden, zullen we blijven hopen en ons innerlijk blijven verheugen omdat God, door die vreselijke schokken en behandelingen heen, wil dat de harten zich naar Hem richten en de mensen geloof, hoop, liefde terugvinden, het enige geluk dat Hij ons hier op aarde wil schenken om ons naar het eeuwig leven te leiden. We moeten hiervan leven… maar soms is het moeilijk zijn gevoelens te overstijgen!

We zijn arme stakkerds in een bootje te midden van een storm die ons elk ogenblik kan verzwelgen en tegelijkertijd zien we aan alle kanten boten in nood. De situatie van monniken en zusters in hun kloosterleven of van katholieke leken in hun gezins- en beroepsleven is lastig. Toch wil God dat we streven naar de vrede, naar de rust van de orde.

Laten we dus tevreden zijn met de genaden die Hij ons schenkt en leven van ons geloof, want het geloof volstaat om de liefde voort te brengen en de liefde geeft de hoop om naar de Hemel te gaan. Wanneer we namelijk beginnen te leven van ons geloof raadplegen we niet langer onze ziel en onze gevoeligheid om ons af te vragen of we wel zin hebben te bidden, te werken, of we gelukkig zijn met ons met God verenigd leven, of we er de weldaad van voelen, of het mooi of warm weder is vanuit geestelijk standpunt… We vragen ons dat niet meer af.

Het geloof volstaat voor onze vreugde. Het geloof, vrijwillig beleefd door onze op bovennatuurlijke wijze verworven deugden, doet ons moedig en opgewekt bidden, met een gevoel van versterving in het gebed: afleidingen vluchten, ons toewijden aan ons kloosterleven of aan onze plicht van staat als we in de wereld staan. Dit geloof volstaat om ons het gevoel te geven dat we beantwoorden aan onze roeping, onze ware aard als mens en als zoon van God. En dus moet dit geloof ons vreugde schenken.

Ook al worden we verontrust, toch kent ons hart vreugde omdat «Jezus in de Hemel is» (P. Charles de Foucauld). Deze genade zullen we vragen als we het kind in de kribbe zullen zien. Het zal volstaan te kijken naar dat wassen beeldje met zijn vader en zijn moeder. We zullen zijn voedstervader aanschouwen die echt zijn vader geworden is door Gods genade, die Hem de liefde geeft die hij als vader heeft voor dat kind. En evenzo zullen we kijken naar zijn maagdelijke Moeder die het kind beschouwt waarvan ze weet dat het de Zoon van God is. Het zijn volmaakt gelukkige wezens; hun geluk is gewettigd, het is op zichzelf een deugd. We moeten ernaar streven omdat het een bron van genade is voor ons en al degenen die ons omringen.

Ik wens u toe vanaf vandaag binnen te treden in die vreugde van geloof, hoop en liefde, ze gedurende heel de voorbereidingstijd op Kerstmis zorgvuldig te bewaren en er vervolgens in het gezin, onder ons, op zo’n manier van te leven dat we de moeilijke tijden waarin we terechtkomen aankunnen zonder de moed te verliezen.

Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de preken van 12 en 17 december 1995