21 NOVEMBER 2021

«De gruwel der verwoesting»

ZUSTER Lucia, de zieneres van Fatima, vertelde aan pater Fuentes dat Onze-Lieve-Vrouw haar had doen inzien dat wij ons in de laatste tijden van de wereld bevinden: «Zij heeft het mij niet gezegd, maar zij heeft het mij doen inzien» en vooral ook «dat de duivel zijn laatste strijd tegen Onze-Lieve-Vrouw voert». Een strijd die begon bij de schepping van de wereld.

Elke dag opnieuw kunnen ook wij het onmiskenbare teken zien dat Onze-Lieve-Vrouw aan haar vertrouwelinge gaf. De duivel is immers ontketend omdat hij weet dat zijn dagen geteld zijn: «Satan is een beslissende strijd aan het leveren met de Maagd en een beslissende strijd is een eindstrijd – het is dus het laatste gevecht – waarna men weet aan welke kant de overwinning zich bevindt en aan welke kant de nederlaag.» In feite weten we dit al omdat we geloof, hoop en naastenliefde hebben. Maar «eerst moet de grote [geloofs]afval komen», schrijft Sint-Paulus. En vóór hem heeft Onze-Lieve-Heer ons al gewaarschuwd in het Evangelie. Hij beschreef het ons van tevoren, opdat wij het zouden herkennen en ons er niet door zouden laten meeslepen: «Wanneer gij de gruwel der verwoesting op de heilige plaats ziet staan, waarvan de profeet Daniël gesproken heeft, laat dan hij die leest, begrijpen

In één van zijn homilieën zegt Sint-Hiëronymus: «Wanneer wij trachten te begrijpen wat deze gruwel der verwoesting betekent, moeten we concluderen dat wat gezegd wordt zeer mysterieus is...» Hij overweegt de woorden van Jezus en probeert ze te begrijpen. Eerst denkt hij aan de Tempel van Jeruzalem, want over dit gebouw had de profeet Daniël gesproken. Het werd in 70 door Titus verwoest en nu blijft er enkel nog de esplanade van over, waar in de tijd van Sint-Hiëronymus het standbeeld van keizer Hadrianus stond en tegenwoordig de Rotskoepel, de trots van de moslims.

Maar dat is niet wat bedoeld wordt met «de gruwel der verwoesting»: noch het standbeeld van Hadrianus, noch de «moskee van Omar». De Tempel van de Heer is daar niet meer te vinden. De H. Hiëronymus beseft dit en begint te profeteren: «Onder de gruwel der verwoesting kunnen wij ook verstaan: verdorven dogma.» Dat is precies wat we vandaag zien in de nieuwe catechese, waar het dogma van het geloof wordt ontdaan van alle «dogmatisme»... Het is exact wat de H. Hiëronymus als mogelijkheid had voorzien en wat hij «verdorven dogma» noemde.

De kerkvader voegt er vervolgens aan toe: «Wanneer wij de man hebben gezien die deze verbastering van het dogma op de heilige plaats, dat wil zeggen in de Kerk, heeft doen wortelen en zich als God heeft voorgesteld…». Wel, dat hebben wij gezien! Op 7 december 1965, de dag waarop paus Paulus VI, ter afsluiting van het Concilie, de cultus van de mens afkondigde in de aula van de Sint-Pieter! Pius X had die cultus veroordeeld en noemde het «een monsterlijke ongerechtigheid die eigen is aan de tijd waarin wij leven en waardoor de mens zichzelf in de plaats stelt van God». Maar paus Paulus VI sprak er geen veroordeling over uit. Hij verklaarde integendeel: «Een grenzeloze sympathie doordrong het gehele Concilie» ten aanzien van deze «zoon van de aarde», dit «moderne humanisme» dat vandaag «groter» is dan ooit in zijn opstand tegen God. De man van ongerechtigheid, zo stevig gevestigd in de heilige plaats!

Wat moeten wij dan doen? De H. Hiëronymus beantwoordt deze vraag met de woorden van Jezus in het Evangelie: «Wanneer gij dus de gruwel der verwoesting zult zien staan op de heilige plaats, laten dan de mensen in Judea naar de bergen vluchten.» Trouwens, merk op dat dit ook is wat Onze-Lieve-Vrouw toont aan de zieners van Fatima in het derde visioen van het Geheim: «Verschillende andere bisschoppen, priesters, geestelijken en zusters beklommen een steile berg.» Wat betekent «vluchten naar de bergen»? Sint-Hiëronymus preciseert: «Dat wil zeggen: de letter die doodt en de verraderlijkheid van de Joden verlaten, om de eeuwige bergen te naderen vanwaar God zijn bewonderenswaardig licht uitstort.»

De kerkvader spreekt over de letter die doodt en de verraderlijkheid van de Joden. Wat bedoelt hij? Toch niet in de katholieke Kerk? Toch wel. Hij voorziet een tijd waarin het dogma zal worden vernietigd in het heilige, dat wil zeggen in de Kerk. Dan rest de gelovigen (zij die gelovig willen blijven) niets anders dan «de letter die doodt» te verlaten (dat wil zeggen: de Akten van het Tweede Vaticaans Concilie en alle pauselijke leringen van Johannes XXIII tot Joannes-Paulus II, uitgezonderd Joannes-Paulus I) en te vluchten voor «de verraderlijkheid van de Joden». Het woord «Joden» wordt hier in de Johannietische betekenis gebruikt; het duidt de joodse autoriteiten aan en voor de H. Hiëronymus staan ze symbool voor de bisschoppen, priesters en theologen die op een dag dezelfde «verraderlijkheid» zullen vertonen als de hogepriesters, schriftgeleerden en Farizeeën die Onze-Lieve-Heer kruisigden.

En die dag is aangebroken! We staan onder het bewind van een paus [Joannes-Paulus II] die alle katholieke gelovigen in de hele wereld uitnodigt een plechtige vasten te vieren ter ere van het einde van de ramadan, in vereniging met de moslims... Wat blijft er ons anders te doen dan te vluchten «om de eeuwige bergen te naderen vanwaar God zijn bewonderenswaardig licht uitstort»? Als alleen Sint-Hiëronymus ons hiertoe zou oproepen zou er misschien enige aarzeling kunnen zijn... Maar als het de H. Maagd zelf is die ons hiertoe uitnodigt in de 20ste eeuw, dan is er toch geen tegenstribbelen meer mogelijk!

Zij openbaarde dit aan de kinderen van Fatima in het visioen van het derde Geheim op 13 juli 1917. De genade wordt niet meer doorgegeven door «de letter die doodt» (de Akten van het Tweede Vaticaans Concilie), noch door de handen van een kerkelijke hiërarchie die zich bezighoudt met protestantse oecumene en interreligiositeit. Maar de genade besprenkelt de zielen die tot God naderen onder de vorm van het bloed van de martelaren: «Onder de beide armen van het Kruis stonden twee engelen, ieder met een kristallen schenkkan in de hand. Daarin verzamelden zij het bloed van de martelaren en daarmee besprenkelden zij de zielen die naderden tot God.»

Uittreksel uit de preek van broeder Bruno van 25 november 2001