Op bedevaart voor eerherstel

In de maand mei, de mooie maand van Maria, ondernamen we met tientallen Vlaamse, Waalse en Franse CRC-ers een driedaagse bedevaart doorheen het Vlaamse land. Ons doel was om de Onbevlekte Maagd Maria te smeken ons ter hulp te komen en om eerherstel te doen voor de beledigingen die haar Hart moet ondergaan vanwege hen die haar vergeten, misprijzen of hardnekkig weigeren op haar verzoeken in te gaan. Want de zielen gaan verloren en van heiligdom naar heiligdom weerklonk in onze oren de angstkreet van de Z. Edward Poppe, actueler dan ooit :

« Maria, heb medelijden met ons, heb medelijden met de zielen, heb medelijden met uw Kerk ! Maria ! Maria ! Maria ! Ongeloof en verderf trekken op door de straten van onze steden, via kleine deuren en grote portalen, en de gesel van de zonde dringt binnen in miljoenen zielen ! Haat en onrechtvaardigheid overheersen volkeren en landen. Wat eeuwenlang gespaard bleef, stort vandaag ineen. Maria ! Maria ! Zal de duivel nu de wet stellen op de straat, in het dorp, in de school, in onze huizen ? Zal hij het goddelijke Evangelie van uw Zoon doen verdwijnen uit de samenleving en de geest van de christenen zelf ? O Maria, almachtige Middelares, open eindelijk uw beminnelijk Hart en uw weldoende handen ! Wanneer zult Gij opnieuw, voor eeuwig en altijd, de kop van de Slang verpletteren ? Wanneer zal Jezus eindelijk heersen zoals Hij het verdient ? Wanneer zal de arme wereld opnieuw uw lof en die van Jezus herhalen : Laudetur Jesus et Maria ! » (mei 1918).

DE CONTRAREFORMATIE IN ANTWERPEN

OP de eerste dag van onze bedevaart dompelden  wij ons onder in de katholieke Contrareformatie in Antwerpen. We begonnen onze tocht aan de voet van de kathedraal, waarvan de laatgotische torenbekroning een echt kantwerk van steen is. Zij is gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, zoals heel de stad Antwerpen. Overal vindt men tegen de gevels en op de straathoeken beelden van haar terug. In het historisch centrum zijn er zo maar eventjes tweehonderd, uit alle stijlperiodes, van de barok tot de art deco.

Onze-Lieve-Vrouw van Hanswijk :
« Toon dat Gij Moeder zijt ! »

Na een vurig gebed in de kathedraal bij het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Antwerpen trokken we naar de Grote Markt. Onder de gildehuizen trok vooral het Spanjepand van de voetboogschutters onze aandacht, met zijn magnifieke renaissancegevel en zijn verguld beeld van Sint-Joris die zijn lans in de muil van de draak plant. Tijdens zijn bezoek aan Vlaanderen in 1994 was abbé de Nantes erg onder de indruk van dit beeld van zijn patroonheilige en liet er een grote foto van maken voor in de kapel van het Maison Saint-Joseph ! En dan is er natuurlijk het renaissance-stadhuis, een harmonische combinatie van een Florentijns palazzo en een typisch Noord-Europese trapgevel. Pal in het midden prijkt een groot beeld van de Maagd Maria dat er in de 17de eeuw kwam op initiatief van de jezuïeten.

De prachtige dominicanenkerk van Sint-Paulus oogstte bewondering bij alle Franstaligen. Ze werd voltooid in 1571, het jaar zelf van de overwinning van de christelijke vloot op de Turken bij Lepanto, en daarom wilden de volgelingen van Sint-Dominicus ze in het teken stellen van de Rozenkrans. Het resultaat is « een barok juweel in een gotisch schrijn », vol schitterende beelden en schilderijen.

Hier hield broeder Edward een boeiende voordracht over « Hervorming en Tegenhervorming in Antwerpen », met de sprekende ondertitel : « Misdaad en straf, inkeer en eerherstel ». Want de rijke, kosmopolitische metropool weigerde in de 16de eeuw om kordaat op te treden tegen de protestantse ketterij, om de commerciële belangen niet te schaden... Die schuldige tolerantie werd bestraft met de verwoestende Beeldenstorm en later met de calvinistische dictatuur, die de katholieke godsdienst verbood en van Antwerpen een tweede Genève maakte. Dankzij de Spaanse legers kwam het in 1585 tot de bevrijding van de stad – wat de anti-katholieken steevast de val van Antwerpen noemen ! – en volgde oprechte inkeer. In de 17de eeuw zou de stad een katholiek bolwerk worden waar geld noch moeite werden gespaard voor de triomf van de Kerk in devotie, kunst en cultuur.

Wat konden we dan beter doen om trouw te blijven aan die geest van Contrareformatie, die de katholieke Renaissance aankondigt en voorbereidt, dan in deze kerk het rozenhoedje te bidden ? Zoals zuster Lucia toevertrouwde aan pater Fuentes : « In deze laatste tijden die wij beleven heeft de Allerheiligste Maagd aan de rozenkrans een nieuwe kracht gegeven. Met de rozenkrans zullen wij onszelf heiligen, Onze-Lieve-Heer troosten en de redding van veel zielen bekomen. »

De volgende etappe was de jezuïetenkerk, de eerste ter wereld die toegewijd werd aan Sint-Ignatius, vandaag de Sint-Carolus Borromeüskerk. Deze “ marmeren tempel ”, opgetrokken in een recordtijd (1615-1621) en binnenin versierd door Rubens en zijn leerlingen, kan wedijveren met de mooiste Italiaanse barokkerken. Hier bevond zich het brandpunt van de katholieke Contrareformatie in de Spaanse Nederlanden, met tegenover de kerk het studiecentrum van de jezuïeten en ernaast hun sodaliteitshuis, vergaderruimte van de sodaliteiten of mariale verenigingen die de elite van de Scheldestad groepeerden (tot 3000 leden !).

Binnenin de kerk, in de schitterende Mariakapel waar een beeld van de H. Maagd troont dat uit de eik van Scherpenheuvel werd gesneden, plaatste men een tijdje geleden een vreselijk beeld : een enorme naakte man die achterovervalt (zogezegd “ in vertrouwen op God ”). « De gruwel van de verwoesting », zou de profeet Daniël gezegd hebben... En de engel van de Cabeço : « Eerherstel ! » We baden drie weesgegroeten om de belediging onze hemelse Moeder aangedaan uit te wissen. Aan de buitenkant van de kerk, ter hoogte van het tabernakel, zijn twee grote engelen aangebracht in verering voor een monstrans ; ze herinneren de voorbijganger eraan dat ook hij ingetogen « het Allerkostbaarste Lichaam, Bloed, Ziel en Godheid » van Jezus Christus moet vereren, « aanwezig in alle tabernakels op aarde ».

Sint-Paulus, de voormalige kerk van de dominicanen in Antwerpen, is werkelijk
« een barok juweel in een gotisch schrijn ».

DE Z. MOEDER ANNA, BESCHERMSTER VAN ANTWERPEN

Onze tocht door Antwerpen eindigde in de Karmel aan de Rosier, gesticht in 1615 door de Z. Anna van Sint-Bartholomeüs, die de geliefde vertrouwelinge en volmaakte leerlinge van de H. Teresia van Avila was. Van de overste mochten we er de relieken van de Z. Anna, “ beschermster van Antwerpen ”, vereren.

Anna, geboren bij Avila in 1549, trad op 21-jarige leeftijd binnen als lekenzuster in het kloostertje van San José, van waaruit de Madre haar hervorming van de Karmel begonnen was. Onze-Lieve-Heer wou namelijk religieuzen die zouden bidden en zich opofferen om te beletten dat de arme zielen in de ketterij terechtkwamen. Zuster Anna verhaalt een visioen dat ze kreeg : « Op een dag ging ik bidden in de kluis van Sint-Franciscus. Toen ik binnentrad, nam ik een zeer fijne geur van bloemen waar en daardoor geraakte ik ingekeerd. De Heer kwam binnen zoals Hij in de wereld rondging, heel schoon was Hij. Hij scheen zeer bedroefd te zijn, naderde tot mij en legde zijn heilige hand op mijn linkerschouder. [...] Hij stortte in mijn hart de smart die Hij droeg en sprak : “ Kijk hoeveel zielen er voor Mij verloren gaan. Help me. ” En Hij toonde mij Frankrijk, alsof ik daar geweest was, en ik zag hoe miljoenen zielen door de ketterij verloren gingen. »

Met de bouw van hun barokke kerk in Antwerpen, vandaag gewijd aan Sint-Carolus Borromeüs, leverden de jezuïeten
een architectonisch meesterwerk af.

Na een kort verblijf in Frankrijk, eerst in Parijs en daarna in Pontoise, werd ze naar de Lage Landen gestuurd en meer bepaald naar Antwerpen. Jezus moedigde haar aan : « Schep moed en ga erheen. Deze stichting zal een vlammende toorts zijn die licht zal geven aan heel dit land. » In 1615 vestigde Moeder Anna van Sint-Bartholomeüs de Karmel in de Scheldestad. De eerste steen ervan werd gelegd door de vrome aartshertogen Albrecht en Isabella, die in naam van Filips II de Spaanse Nederlanden bestuurden.

Maar in 1621 overlijdt aartshertog Albrecht. Zijn weduwe moet nu geheel alleen het hoofd bieden aan de protestantse dreiging uit het Noorden. Maar Isabella heeft het grootste vertrouwen in Moeder Anna die « een leger in slagorde » waard is : ze vraagt haar met grote nadruk te bidden voor het behoud van de Spaanse Nederlanden en meer bepaald voor Antwerpen, dat bedreigd wordt door de Hollandse geuzen. Tot driemaal toe redt de karmelietes de stad met haar vurige gebeden.

Ze stierf op 7 juni 1626, op het feest van de H. Drie-eenheid – zoals zij verlangd had. In 1917 werd zij zaligverklaard. We onthouden van haar dat zij ervan hield elke dag de rozenkrans te bidden. Vóór haar intrede in de Karmel van Avila, toen ze nog niet wist hoe ze haar verlangen naar het religieuze leven moest realiseren, zag ze in een droom Onze-Lieve-Vrouw op een troon van licht en met het Kindje Jezus op haar arm. « Ze keek me vol goedheid aan. Het goddelijke Kind begon mij met de rozenkrans naar zich toe te trekken, als om te spelen. Hij trok zo hard dat ik wakker werd. De Moeder van God zei me toen : “ Laat begaan en wees niet bang. Ik zal je zelf binnenleiden in mijn Huis. ” Na die woorden verdween zij. Ik bleef heel getroost achter en met een nog heviger verlangen dan ooit tevoren om mijn God te dienen. »

« TOON DAT GIJ MOEDER ZIJT »

De volgende halte op onze bedevaart was de fraaie basiliek van Onze-Lieve-Vrouw van Hanswijk in Mechelen. In het jaar 988 liep op de Dijle, ter hoogte van deze plek, een volgeladen schip vast. Alle goederen werden aan land gebracht, maar zelfs toen lukte het niet om het schip weer vlot te trekken. Vooraan op de boot stond een beeld van Maria ; toen men dit beeld aan land bracht, kwam het vaartuig eindelijk in beweging. De aanwezigen zagen hierin het teken dat de Maagd Maria hier wou wonen, in wat toen een onherbergzaam en moerassig gebied was : Hanswijk. Het beeld kreeg een voorlopig onderkomen in een bestaande kapel, maar toen het aantal bedevaarders toenam, besloot men er een eigen en grotere kapel voor op te richten.

In 1272 werd Mechelen getroffen door de pest. De bewoners van Hanswijk namen hun toevlucht tot “ hun ” Onze-Lieve-Vrouw en wilden er in processie mee naar de kathedraal trekken. Maar toen de Maneblussers die massa mensen zagen naderen, waren ze bang voor een opstand en sloten de poorten. Toen hieven die van Hanswijk het Ave Maris Stella aan en bij het vers “ Monstra te esse Matrem ” ging de Brusselsepoort vanzelf open ! Het beeld werd opgesteld in Sint-Rombouts en kort daarop eindigde de vreselijke gesel.

De eerste kerk van Hanswijk werd in 1578 platgebrand door de calvinisten, die in Mechelen net als in Antwerpen de macht grepen ; gelukkig kon het mirakelbeeld in veiligheid gebracht worden. Toen de Spanjaarden Mechelen bevrijd hadden en de katholieke godsdienst hersteld was, besloten de Mechelaars een gloednieuwe kerk op te richten ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Hanswijk. In deze basiliek zongen wij van ganser harte de Mis van het Onbevlekte Hart van Maria en luisterden er naar de mooie preek van de celebrant.

Het beeld werd in 1876 gekroond door de aartsbisschop van Mechelen op initiatief van de Z. Paus Pius IX, in aanwezigheid van alle Belgische bisschoppen. Verschillende koningen en koninginnen kwamen Onze-Lieve-Vrouw hier vereren. Ze bewerkte verschillende mirakels, waarvan de vele ex voto’s aan de muren getuigen.

VAN ABDIJ NAAR ABDIJ

Na een uitstekende maaltijd en een verkwikkende nachtrust bracht de tweede dag van onze pelgrims­tocht ons van de norbertijnenabdij van Tongerlo, waar we op zondag de Mis bijwoonden, naar die van Averbode : een tocht van 14 km langs schilderachtige bos- en veldwegen.

Alle abdijen van de norbertijnen zijn toegewijd aan de Maagd Maria en het is ter ere van haar Onbevlekte Ontvangenis, waarin Sint-Norbertus sterk geloofde, dat de monniken een wit habijt dragen. Eén van hen, de Z. Hermann-Joseph von Steinfeld, noemde Maria zijn “ Roos ” en zong al in de 12de eeuw de lof van haar Onbevlekte Hart !

Deze twee Vlaamse abdijen waren in het verleden belangrijke centra van godsvrucht en mariaal apostolaat. De aartsbroederschap van Onze-Lieve-Vrouw van het H. Hart in Averbode telde in de jaren 1950 één miljoen leden. De paters van Tongerlo stichtten in 1931 de Mariale Dagen en later het Eerherstellend Priesterwerk Fatima, waardoor zij de boodschap van de Cova da Iria konden bekend maken in België en zelfs in Belgisch Congo, waar zij missioneerden. Vandaag lopen die abdijen echter langzaam maar zeker leeg ; de zoete en barmhartige Maagd laat zich er niet meer zien zoals ze is : « onze Moeder », omdat haar kinderen haar boodschappen verwaarlozen.

Toch was Averbode in de tijd van de Z. Edward Poppe (1890-1924) en onder zijn impuls een enthousiaste brandhaard van de Eucharistische Kruistocht en de devotie tot Maria, Middelares van alle genaden ! Tijdens een halte in het Mariapark naast de abdij en terwijl een vriendelijke norbertijn ons ondertussen per taalgroep rondleidde in het complex, ging broeder Edward in op het leven en de betekenis van zijn heilige patroon.

In de abdijkerk van Averbode baden we samen met de paters de vespers.

« UW RIJK KOME ! »

Priester Poppe had een ziel van vuur, een offervaardige en mariale ziel. Niet alleen door zijn heiligheid, maar ook door zijn bezieling van de Eucharistische Kruistocht volgens de geest van de H. Pius X, heeft hij « eerherstel » gebracht voor de lauwheid en het afglijden in de richting van het liberaal-katholicisme van de geestelijkheid van zijn generatie. Hij reikt bij wijze van spreken de hand aan onze vader, abbé de Nantes : hij overleed op 33-jarige leeftijd in 1924 – het geboortejaar van de stichter van De katholieke Contrareformatie in de 20ste eeuw – waarbij hij zijn leven offerde opdat andere priesters zouden opstaan bezield met dezelfde liefde voor Jezus en Maria en dezelfde ijver voor hun heerschappij.

Als jongeman aarzelde Edward Poppe tussen het monnikenleven bij de benedictijnen en de roeping van wereldpriester. Maar Christus riep hem om zijn soldaat te zijn : « Het klooster brengt slechts vrede aan hen die Ik erheen roep. Jij, mijn zoon, zal de vrede enkel vinden in de strijd. » In het seminarie nam hij het besluit om een heilig priester te worden : « Liever sterven dan God maar half te dienen. » Als reactie tegen de wereldse en liberale geest die de priesteropleidingen toen al bedreigde, omhelsde hij met andere “ Filioli Caritatis ” een vurige devotie tot de Eucharistie en de Maagd Maria, aan wie hij zich toewijdde in de basiliek van Scherpenheuvel : « Vanaf nu zal ik niet bang zijn om me helemaal in de stroom van Gods goedheid en genaden te werpen, om me te verliezen in Maria. »

Als onderpastoor in de Gentse Sint-Coletaparochie stichtte hij een Communiebond, het Werk van de eucharistische catechisten en een Liga tot eerherstel. Maar weldra moest hij daarmee ophouden, want zijn oversten keurden zijn initiatieven af en hijzelf was volkomen uitgeput. Zijn hartenkreet was de trouwe echo van het Onbevlekte Hart van Maria : « Gaat de wereld verdwijnen in een hellepoel van verdoemenis ? Ach, Jezus ! Wat kunnen de kleinen eraan doen als hun ouders slecht waren en hun priesters geen heiligen zijn ? Ach, Heer, als Gij uw priesters zoudt zenden, de uwe, de ware, de arme en heilige... die kleinen konden gered worden, die massa’s konden onder uw liefdestenten gebracht worden en U bewaard blijven voor eeuwig ! Gedenk dat Gij geleden hebt, gedenk uw oneindige liefde en de onschuld der kleinen. Zend uw priesters ! Moeder, toon u Moeder ! Priesters, Jezus, echte priesters ! » (12 juli 1918). Het was voor de komst van die “ eucharistische en mariale ” heilige priesters dat hij bad en zijn leven offerde.

Zijn gezondheid ging ondertussen sterk achteruit. Na zijn benoeming als aalmoezenier van een klein zusterklooster in Moerzeke stichtte hij, samen met de paters norbertijnen van Averbode, een Eucharistische Kruistocht, waarvoor hij het tijdschrift “ Zonneland ” in het leven riep. Zijn gedrevenheid en pedagogische aanpak zouden in andere landen nagevolgd worden, zelfs in Mexico door de Cristeros !

Toen het terug wat beter met hem ging, werd hij aangesteld in Leopoldsburg als geestelijk directeur van de seminaristen en religieuzen die er een jaar militaire dienst moesten doen. Zijn geestelijke voordrachten en korte “ woordjes ” deden er wonderen : er leek een « genadevloed » van hem uit te gaan. Maar dan velde een hartinfarct hem en naderde zijn einde. « Ik heb mij aan God aangeboden als een graankorrel, die door dood en verdwijning dient vermenigvuldigd te worden in vele andere apostelen van het Rijk, beter dan ikzelf » (12 mei 1924).

Zijn laatste meditatie, in de vorm van een gedicht, handelt over de Kerk waarvan hij de wegkwijning door het gebrek aan een bovennatuurlijke geest zag aankomen. Zijn visie stemt perfect overeen met de analyse van abbé de Nantes over de crisis die wij doormaken ten gevolge van het vermaledijde Concilie. Het gedicht eindigt met volgende woorden van verrijzenis :

« Toen ging daarin aan ’t gloeien lijk een vlam
De stille broodschijn van ’t geslachte Lam.
‘k Zag d’ogen opengaan, de mond in jubel beven
En ‘k hoorde ’t klare woord : “ Ik zal herleven ” »
(O Salutaris).

ONZE-LIEVE-VROUW VAN SCHERPENHEUVEL

« Waar men ga langs Vlaamse wegen... komt men U, Maria, tegen » : het zijn het katholieke geloof en de verering van Maria die altijd al de Vlaamse ziel gekenmerkt hebben, maar die ook het cement vormden tussen Vlamingen en Walen, die hen een nationale identiteit gaven en hen verenigd hielden rond hun katholieke soevereinen. We keken dan ook uit naar het doel van onze derde bedevaartsdag : de basiliek van Scherpenheuvel, hart van de katholieke godsdienst en de mariale devotie in België.

« Wij houden het meest van Ons Lieve Vrouwke van Scherpenheuvel. Ge moogt daar nu van peinzen wat ge wilt, maar als ge van kinds-af-aan die schone kerk, de vierkante toren en de ronde toren met de gouden sterren daar hebt zien staan, boven op de heuvelkam, altijd die hoge toren daarboven, een beet- je dichter bij de hemel dan al de rest, als ge alle ze leven uw moeder, bij ongeluk en verdriet, hadt horen zeggen : “ We zullen zondag maar eens beeweg gaan naar Ons Lieve Vrouwke van Scherpenheuvel ”, dan zoudt ge verstaan dat er voor ons maar één Lieve Vrouwke is dat echt meetelt » (Ernest Claes).

De scherpen heuvel : een heuvel met zeven uitsprongen midden in het golvende landschap van Vlaams-Brabant, in het midden van wat nu het koninkrijk België is. Die bijzondere heuvel werd de inspiratiebron voor de huidige basiliek met haar zeven binnenkapellen en zeven buitenkapellen. Toch was de heuvel in het begin een volkomen lege plek. Het was Onze-Lieve-Vrouw zelf die de zielen naar zich toe zou trekken en deze plaats zou bevolken, om haar vijanden in verwarring te brengen.

In een oude eik op de heuvel bevond zich een beeldje van de Maagd Maria. Niemand wist sinds wanneer het daar hing. Men vertelt dat op een dag een herder voorbij deze boom kwam. Hij wou het beeldje meenemen, maar dat werd zwaar als lood en bovendien leek de herder wel aan de grond genageld te zijn : hij kon geen stap meer verzetten. Zijn meester vond hem daar bij valavond, hing het beeldje terug... en plots kon de herder zich weer voortbewegen. De mensen in de omtrek richtten zich tot deze Maagd om allerlei genaden te verkrijgen, vooral de genezing van zieken, en ze werden vaak verhoord.

Het beeldje werd in 1580 verbrand door de calvinisten en zeven jaar later vervangen door een ander. De H. Maagd verrichtte onmiddellijk grote en spraakmakende mirakels, waardoor de faam van Scherpenheuvel voortdurend toenam. De aartshertogen Albrecht en Isabella besloten hier een groot heiligdom op te richten ter ere van de Maagd Maria. Ze wilden bovendien heel de heuvel omvormen tot een grote citadel, symbool van het katholieke verzet tegen het protestantisme. Het moest een mariaal bolwerk van de Contrareformatie worden en binnen de muren ervan moest een nieuwe stad het licht zien : de stad van Maria !

Om de geplande stenen kapel te kunnen oprichten werd de oude eik omgehakt. Uit het hout ervan vervaardigde men beeldjes en paternosters. Vooral door toedoen van Isabella werd een 50-tal beeldjes over heel Europa verspreid ; één kwam dankzij de H. Marguerite Bourgeoys zelfs terecht in het Canadese Montréal ! De H. Paus Pius V kende een volle aflaat toe aan alle bedevaarders die de heuvel beklommen ter gelegenheid van een van de grote Mariafeesten. Wij deden dat op de eerste dag van de aan haar gewijde meimaand, in het spoor van de ontelbare pelgrims die vroeger biddend en zingend op weg gingen naar hun goede Moeder. Maar sinds Vaticanum II is de traditie helaas tot een sportieve prestatie gedegradeerd...

In het begin van de 17de eeuw verrees dan de huidige kerk, vol mariale symboliek. Kijken we maar naar de monumentale koepel die bezaaid is met vergulde sterren, een verwijzing naar Onze-Lieve-Vrouw als Stella matutina (Morgenster). Of naar de trap die over de koepel loopt : de Scala Jacob (Jacobsladder), symbool voor Maria die ons letterlijk doorheen de sterren naar de Hemel voert.

Wij sloten onze bedevaart af met de Mis die een bevriend priester opdroeg aan het hoofdaltaar van de basiliek, in het bijzijn van veel andere bedevaarders. In zijn sermoen herinnerde de celebrant krachtig aan de actualiteit van de boodschap van Fatima. En aansluitend viel broeder Edward een uitzonderlijk privilege ten deel : de vice-rector zette hem het miraculeuze beeld van zijn heilige Patrones op het hoofd. Het was de ultieme genade van een prachtige bedevaart die er zo vele telde. Ongetwijfeld heeft hij aan de voet van het altaar gevraagd dat zijn vaderland mee deel mag hebben aan de triomf van het Onbevlekte Hart van Maria door een veroverende wedergeboorte van het katholieke geloof !

broeder Thomas van OLV van Altijddurende Bijstand
Hij is verrezen ! nr. 124, juli-augustus 2023