Minachting voor de Hemel
OP 13 juli 1917 vertrouwde Onze-Lieve-Vrouw van Fatima aan drie herdertjes een groot Geheim toe. Dit Geheim bestond uit drie onderscheiden delen. Het eerste deel was het visioen van de hel. Het tweede hield verband met de devotie tot het Onbevlekte Hart van Maria en de vraag dat de H. Vader Rusland aan dat Hart zou toewijden. Het derde deel moest van de H. Maagd uiterlijk in 1960 bekend gemaakt worden en handelde niet over de Hemel of de hel, maar over de Kerk op aarde ; het werd pas openbaar gemaakt in het jaar 2000 : veertig jaar te laat...
Dat derde deel was ook een visioen. De drie kinderen aanschouwden « een grote stad die voor de helft verwoest was » en de H. Vader die er « half bevend, met wankele tred » doorheen liep terwijl hij « bad voor de zielen van de lijken die hij op zijn weg ontmoette ». Daarna zagen zij hoe hij « met verschillende andere bisschoppen, priesters, geestelijken en zusters een steile berg beklom » waarop zich « een groot kruis uit ruwe stammen » bevond. Allemaal, met de H. Vader als eerste, werden zij aan de voet van dat kruis gedood, samen met « verschillende leken, mannen en vrouwen van uiteenlopende standen en posities »...
Vandaag begrijpen wij maar al te goed waarom die sombere profetie door “ de goede paus ” Joannes XXIII niet bekend gemaakt werd in 1960, zoals de Hemel nochtans geëist had : zij paste niet in zijn rooskleurige toekomstperspectief.
Tien maanden nadat hij tot Opperherder uitverkozen was, las Joannes XXIII de tekst van het derde Geheim, in aanwezigheid van zijn biechtvader. Omdat de precieze betekenis van bepaalde passages onduidelijk was, ontbood hij Mgr. Tavares, een Portugees, die de tekst die zuster Lucia had neergeschreven vertaalde. De paus liet deze vertaling ook lezen door zijn naaste medewerkers. Daarop besloot hij het derde Geheim, waarop de hele wereld in spanning wachtte, niet bekend te maken en de omslag waarin de tekst stak terug te verzegelen (deze gegevens werden in 1997 bekend gemaakt door Mgr. Capovilla, de voormalige secretaris van Joannes XXIII ; cf. broeder François van Maria ter Engelen, Toute la vérité sur Fatima, deel 4, p. 83).
« Dit heeft niet te maken met de jaren van mijn pontificaat », zei de paus volgens de Portugese Fatimakenner pater Joaquin Alonso. Want Joannes XXIII had blijkbaar meer vertrouwen in zichzelf dan in de boodschap van de Maagd Maria. Hij was ervan overtuigd dat hij persoonlijk begunstigd werd door een goddelijke inspiratie en zag een “ nieuw Pinksteren ” naderen, een tijdperk van gaudium et spes, “ vreugde en hoop ”! De eerste vrucht van dat “ nieuwe Pinksteren ” zou de grote en revolutionaire hervorming van de Kerk worden. En dus kondigde hij begin 1959 de bijeenkomst van het Tweede Vaticaans Concilie aan.
De toekomst was volgens de paus helemaal niet tragisch, maar beloftevol en heerlijk ! De « ongeluksprofeten », zoals hij op 11 oktober 1962 in zijn openingstoespraak op het Tweede Vaticaans Concilie zei, moesten wandelen gestuurd worden... en dus ook Onze-Lieve-Vrouw in hoogsteigen persoon, die blijkbaar zijn blind optimisme niet deelde ! Dat werd pijnlijk duidelijk in oktober 1963 tijdens de tweede zitting van het Concilie :
« Het enige obstakel op de weg van de revolutie waarvoor het Concilie koos, was de Onbevlekte Maagd Maria. Enkele dagen vóór de oriënterende stemming over de vijf voorstellen in verband met de collegialiteit was aan de Vaders een kapitale vraag voorgelegd : « Moet het voorbereidend schema over de Maagd Maria ja dan neen het laatste hoofdstuk worden van de constitutie over de Kerk ? » Achter die vraag verborg zich het dispuut tussen “ minimalisten ” en “ maximalisten ”. De eersten wilden de devotie tot de Allerheiligste Maagd zoveel mogelijk terugschroeven en aan banden leggen ; het was hun bedoeling om Maria « op haar plaats te zetten », zoals zij het met een ongelooflijke brutaliteit formuleerden. De laatstgenoemden daarentegen wilden Onze-Lieve-Vrouw zo hoog mogelijk verheffen.
« Kardinaal Santos, de aartsbisschop van Manila, verdedigde het behoud van een apart schema, door de nadruk te leggen op de belediging die de H. Maagd zou aangedaan worden als men haar verwees naar het laatste hoofdstuk van Lumen Gentium, dat wil zeggen naar de achterste plaats.
« Verschillende Vaders bleven besluiteloos, want het argument van een kaakslag voor de H. Maagd schrok hen erg af. Wie zou het halen ? De zogezegd eensgezinde vergadering bleek plotseling verdeeld in twee onverzoenlijke kampen. Als ze vrij zouden geweest zijn van elke dwang, dan zouden de concilievaders zeker de vernedering van de Maagd Maria afgewezen hebben, maar het Systeem was te machtig en dreef hen voort zonder dat ze het beseften. Er volgde een stemming en Maria kwam op de laatste plaats terecht op veertig stemmen na (1114 tegen 1074). Bij het bekendmaken van deze uitslag viel in de aula een doodse stilte... » (broeder Matthieu van Sint-Jozef in Hij is verrezen ! nr. 34, juli-augustus 2008, pp. 6-9).
Hoe kan men blijven beweren dat op een kerkvergadering die zo’n misprijzen voor Onze-Lieve-Vrouw aan de dag legde de zegen van God rust ?
Maar Joannes XXIII achtte zich geïnspireerd door de H. Geest om een ingrijpende hervorming van de Kerk te beginnen, die na hem door Paulus VI werd voortgezet en bekrachtigd. Over Hemel en hel werd door het Concilie niet meer gesproken : alleen het leven op aarde was nog van tel, het hier en nu. Boete doen ? Totaal voorbijgestreefd, hoewel in het derde deel van het Geheim ook het volgende stond :
« Wij zagen links van Onze-Lieve-Vrouw iets hoger een Engel, die een vurig zwaard in de linkerhand hield. Vonken vlogen eraf en vlammen sloegen eruit, alsof die de wereld in brand moesten steken. Maar de vlammen doofden uit toen zij in aanraking kwamen met het schitterend licht dat Onze-Lieve-Vrouw er vanuit haar rechterhand op liet stralen. De Engel die met de rechterhand naar de aarde wees, riep met luide stem : “ Boete, boete, boete ! ” »
De tegenspraak tussen enerzijds de woorden en de zienswijze van de Hemel en anderzijds de woorden en de zienswijze van “ het grootste Concilie aller tijden ” en de pausen die het opgelegd hebben en blijven opleggen, is totaal. En dus is gebeurd wat gebeuren moest : de Kerk is « voor de helft verwoest » – niet helemaal, omdat zij de beloften van het eeuwig leven heeft – en de samenleving samen met haar. En de situatie wordt met de dag dramatischer. Het gaat in het derde Geheim niet meer over de dreiging van een grote wereldbrand, maar over iets veel ergers : een algemene geloofsafval, een langzame maar onverbiddelijke geestelijke dood.
We begrijpen wat zuster Lucia in 1957 tot pater Fuentes zei, vijf jaar voor de opening van Vaticanum II : « Laten we niet wachten tot er vanuit Rome vanwege de H. Vader voor heel de wereld een oproep komt tot boete. Laten we ook niet wachten tot zo’n oproep komt van onze bisschoppen in hun bisdom of van de religieuze congregaties... » Van wie moeten we dat dan wel verwachten ?
Van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima. Onophoudelijk spoort zij de mensheid aan om boete te doen, al vanaf 1917. Vlak na het grote zonnewonder op 13 oktober van dat jaar riep Lucia tot de verzamelde menigte : « Onze-Lieve-Vrouw wil dat jullie boete doen ! »
Om de Kerk te redden uit de neerwaartse spiraal waarin zij terechtgekomen is, zijn vergaderingen, synodes en werkgroepen allerhande volstrekt nutteloos : al dat gepraat heeft nog nooit één gelovige meer opgeleverd. Wat moet gebeuren is dat de kerkelijke hiërarchie mea culpa slaat, vergiffenis vraagt, boete doet en zich nederig openstelt voor de wil van de Hemel zoals die vertolkt wordt door de Moeder Gods, de Allerheiligste Maagd Maria.
broeder Bruno van Jezus-Maria
Hij is verrezen ! nr. 121, januari-februari 2023