DE ACTUALITEIT DOORGELICHT

OKTOBER 2021

HET AFGHAANSE DEBACLE

Op 28 juli 2021 rolde de Chinese minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi in de stad Tianjin de rode loper uit voor een delegatie van de taliban.
Nog geen drie weken later viel Kaboel en moesten de westerse landen, de VS op kop, in allerijl de wijk nemen.

TWINTIG jaar lang voerden de VS in Afghanistan een pretentieuze kruistocht in het teken van «heropbouw, democratisering en ontwikkeling», waarbij ze niet minder dan 38 landen voor hun kar spanden onder het opperbevel van de NAVO. Op 15 augustus jl., feestdag van de Tenhemelopneming van Maria, leden zij voor het oog van heel de wereld een nooit geziene diplomatieke, militaire, politieke en morele nederlaag, waarvan de geopolitieke gevolgen niet te overzien zijn. De triomfantelijke inname van Kaboel door de taliban en de catastrofale terugtrekking van de Amerikaanse troepen overtreffen de chaos bij de vlucht van de VS uit Saigon op 29 april 1975.

Tegenover het debacle kon president Biden alleen maar de “fataliteit” van de situatie stellen en ontkende hij de verantwoordelijkheid van zijn administratie ervoor. Zijn voorganger Trump – die nochtans begonnen was met de politiek van eenzijdige terugtrekking uit «eindeloze oorlogen» zonder rekening te houden met de gevolgen – scoorde een punt toen hij fijntjes opmerkte: «De grootste fout van Joe Biden is geweest niet te begrijpen dat de militairen de laatsten moeten zijn om te vertrekken en niet de eersten. In de eerste plaats moeten de burgers en het materieel geëvacueerd worden en daarna, als iedereen vertrokken is, gaan de militairen weg. Het is zo eenvoudig en toch is het niet gebeurd. Tragisch!»

Tragisch zijn niet zozeer de rampzalige omstandigheden waarin de Amerikanen de evacuatie georganiseerd hebben uit Kaboel, een stad die nu in handen is van het antiwesters regime van de taliban. Op zich genomen is ook de terugtrekking uit Afghanistan door de eerste democratie ter wereld, die zich graag het “licht van de volkeren” noemt en die vol is van vrijheid en mensenrechten, geen tragedie, temeer omdat die terugtrekking sinds geruime tijd te voorzien was. De ware tragiek is de geweldige, adembenemende overwinning van een even achterlijke als fanatieke islam op de belangrijkste militaire en financiële macht ter wereld in een land, Afghanistan, dat in het hart van Centraal-Azië gemakkelijk de thuishaven kan worden van een nieuwe internationale beweging van islamitisch terrorisme. Dat is de toestand waarin de VS dit deel van de wereld achterlaten…

Om te beseffen wat er op het spel staat, is het van belang de gebeurtenissen van de afgelopen decennia in herinnering te brengen, zonder ons te laten beïnvloeden door wat de mainstream-media ons voorschotelen.

DE SLEUTELPOSITIE VAN AFGHANISTAN

In 2007 gaf de Afghaanse regering een 30-jarige vergunning voor de ontginning van de kopermijn van Mes Aynak aan de China Metallurgical Group Corporation, voor een bedrag van 3 miljard dollar. Bij de mijnsite bevinden zich ook archeologische overblijfselen van grote waarde, maar ondanks allerlei beloften heeft de MCC-Group zich daarvan tot op vandaag weinig aangetrokken. De Chinezen hebben wel een spoorweg door het gebied gepland.

Afghanistan is een arm land, dat nochtans twee economische troeven heeft. De eerste is de grootschalige teelt van papavers, de plant waarin opium zit en waarvan heroïne gemaakt wordt; het is een cultuur die officieel verboden is, maar die bijzonder bloeiend blijft (tussen 2002 en 2012 verdrievoudigde de oppervlakte waarop geteeld wordt!). De tweede troef is de rijke ondergrond van het land: koper, kobalt, goud en het kostbare lithium, nodig voor de accu’s van elektrische auto’s. De kopermijn van Mes Aynak, ten zuiden van Kaboel, zou de tweede belangrijkste ter wereld zijn (6 miljoen ton koper!) en recente studies tonen aan dat de gasvoorraden in het noorden twintigmaal omvangrijker zijn dan de inschattingen die ten tijde van de Sovjetbezetting gemaakt werden. Verder steekt er in de ondergrond zeer veel aardolie: bij de stad Herat in het westen, in de provincie Helmand in het zuidwesten en in de provincie Paktia in het oosten.

Het land heeft geen toegang tot de zee en is volledig omsloten door andere landen: in het westen Iran, in het noorden de voormalige Sovjetrepublieken Turkmenistan, Oezbekistan en Tadzjikistan, in het oosten en zuiden Pakistan. Met dat laatste land leeft Afghanistan op gespannen voet: de door de Britten in 1893 getrokken grens tussen Afghanistan en Pakistan sneed midden door het stammengebied van de Pashtun; toen de separatistische beweging van de Pashtun in Pakistan in de jaren 1960 streed voor aanhechting bij Afghanistan en daarbij openlijk gesteund werd door Kaboel, leidde dat verschillende keren bijna tot een oorlogsverklaring door Islamabad.

Maar het land van de Afghanen ligt ook in de periferie van drie grootmachten, namelijk Rusland, China – waarmee het een korte grens heeft – en India. Daardoor was en is Afghanistan een belangrijke plaats op de Zijderoute en een kruispunt waar vertegenwoordigers van verschillende volkeren elkaar altijd al ontmoet hebben. De Pashtun, die het hele zuiden van het land domineerden, waren binnen dat mozaïek van volkeren de overheersende groep. Dat werd officieel bevestigd in 1747 toen Ahmad Kahn, een Pashtun, zichzelf tot koning uitriep van de Durrani-dynastie.   

De Afghaanse koning Mohammed Zahir Sjah (1914-2007) in 1963. Hij volgde tijdens zijn bewind zoveel mogelijk een zelfstandige koers, ook tegenover de Sovjet-Unie. Hij was het symbool van de eenheid van het land, maar werd in 1973 afgezet. Had men de monarchie willen herstellen, dan was Afghanistan veel leed bespaard gebleven.

«Gedurende heel de 19de eeuw was Afghanistan het toneel van een formidabele strijd tussen het Russische rijk en Groot-Brittannië om de strategische controle over Centraal-Azië», het zgn. Great Game. «In 1919 moest Londen, na een derde nederlaag voor de poorten van Kaboel, de onafhankelijkheid van Afghanistan erkennen. In 1933 beklom de jonge vorst Zahir de troon […]. Hij wierp zich op als de waarborg van de Afghaanse gemeenschap en schonk zijn land veertig jaar vrede» (broeder Jean-Duns van de H. Anna in Resurrection nr. 11 van november 2001). William Malley, een Australisch hoogleraar, bevestigt dat: «In 1937 zei de Franse diplomaat René Dollot dat Afghanistan “het Zwitserland van Azië” was. Die omschrijving, die geen enkele analist vandaag nog zou toepassen op Afghanistan, herinnert ons eraan dat dit land gedurende bijna veertig jaar ongetwijfeld het meest vreedzame was van heel het Aziatische continent.»

DE SOVJETBEZETTING

In de jaren 1950 moderniseert eerste-minister Muhammad Daoed Khan het land met de steun van de USSR, waarmee hij een bijstandsverdrag sluit. Maar de groeiende Sovjetinvloed verontrust de koning, die Daoed in 1963 aan de kant schuift. Die neemt tien jaar later echter wraak: op het ogenblik dat Zahir Sjah voor een medische behandeling in Italië verblijft, verklaart Daoed hem van de troon vervallen, schaft de monarchie af en roept de republiek uit met zichzelf als leider. Het is een zwarte dag voor Afghanistan, want het land zal vanaf dan overspoeld worden door geweld, burgeroorlog en chaos…

Op 27 april pleegt de communistische partij van Afghanistan een staatsgreep waarbij Daoed wordt geëxecuteerd. Het nieuwe regime laat de Sovjet-Unie toe om zijn invloed op het land nog te vergroten. Dat alarmeert Washington, dat vastbesloten is weerwerk te bieden door vanaf 1979 hulp te verlenen aan de oppositie tegen de machthebbers in Kaboel. In een interview gepubliceerd in 1998 liet Zbigniew Brzezinski, de voormalige veiligheidsadviseur van president Jimmy Carter, zich inderdaad ontvallen: «Het was op 3 juli 1979 dat president Carter de eerste richtlijn ondertekende voor clandestiene bijstand aan de opposanten tegen het pro-Sovjetregime van Kaboel.» Dus nog vóór de inval van de USSR op 24 december 1979…

Op 24 december 1979 viel het Rode Leger Afghanistan binnen. De USSR zou er negen jaar blijven en ondanks de inzet van bijna 600.000 manschappen nooit de volledige controle over het land verwerven, omdat de islamitische opstandelingen uitgebreide militaire steun van de VS kregen.

Brzezinski vervolgde: «Diezelfde derde juli schreef ik een nota naar de president waarin ik hem uitlegde dat deze bijstand volgens mij een militaire interventie van de Sovjets zou uitlokken. […] Die geheime operatie was een uitstekend idee. Ze had tot gevolg dat de Russen in de Afghaanse valstrik gelokt werden. De dag waarop de Sovjets officieel de grens overstaken schreef ik naar president Carter een boodschap die hierop neerkwam: “We hebben nu de kans om de USSR op te zadelen met zijn eigen Vietnamoorlog.”»

Al op 15 maart 1979 had de communistische leiding van Afghanistan, die de binnenlandse situatie maar niet onder controle kreeg, een oproep aan Moskou gericht om militair tussenbeide te komen. Maar USSR-premier Aleksej Kosygin reageerde afwijzend: «Wij zijn tot het besluit gekomen dat, bij de ontplooiing van onze troepen, de toestand in uw land niet alleen niet zou verbeteren, maar zelfs zou verslechteren. Men kan namelijk niet ontkennen dat onze militairen zouden moeten vechten tegen zowel buitenlandse indringers als een deel van uw volk.»

Uiteindelijk gebeurt echter wat Brzezinski zo vurig hoopte: om te voorkomen dat de Afghaanse communisten het onderspit moeten delven tegen de islamitische moedjahedien, valt het Rode Leger Afghanistan binnen. Die invasie verandert het statuut van het land radicaal, want van verwijderde voorpost wordt het nu een van de voornaamste tonelen van de Koude Oorlog. We zijn december 1979, een jaar voor het aan de macht komen van Ronald Reagan die de wapenwedloop zal opdrijven om de Sovjet-Unie op de knieën te dwingen.

EEN PACT MET DE DUIVEL

Het doel van de Amerikanen is om de USSR in Afghanistan een grote nederlaag te doen lijden die het begin van het einde voor de communistische supermacht moet worden. Hoe? Door een pact te sluiten met de islam en volop steun te verlenen aan de moedjahedien van de verschillende Afghaanse stammen, die zichzelf «het verzet tegen de ongelovigen» noemen en een ware guerrilla tegen de Sovjetbezetter voeren.

De VS zetten zelfs in op de meest radicale fracties van dit verzet, namelijk de Pashtun-soennieten van de beweging Hezb-i Islami die geleid wordt door Gulbuddin Hekmatyar. Hun islamitisch fanatisme geeft hen een gevreesde efficiëntie tegen het Sovjetleger. Maar niet alleen dat: Hekmatyar ontvangt meer CIA-financiering dan welke andere leider van de moedjahedien ook.

In dit kader speelt Pakistan een cruciale rol als doorgeefluik van de Amerikaanse steun. Ook Islamabad begunstigt vooral de moslimextremisten, met de bedoeling dat die in Afghanistan een islamitische opstand zouden ontketenen ten nadele van een nationalistische rebellie. Want er zijn in het verscheurde land ook Afghaanse nationalisten actief, in het bijzonder de Tadzjiek Achmed Sjah Massoed, de “leeuw van Panjshir”, die voorvoelt dat met de hulp aan de islamextremisten van de Hezb-i Islami een monster gecreëerd wordt dat op een dag met alle mogelijke middelen zal moeten bestreden worden.

Zijn vrees is gerechtvaardigd. In 1986 vestigt zich een jonge, schatrijke Saoedi in het oosten van het land en begint daar een netwerk van strijders uit heel het Midden-Oosten uit te bouwen, een jihadistisch leger waarvoor hij Saoedisch geld krijgt en trainingskampen organiseert met de hulp van de Amerikaanse en Pakistaanse geheime diensten. Zijn naam: Osama bin Laden.

Het Sovjetleger verzinkt ondertussen in een “vuile oorlog” en beschikt zeker in het begin niet over aangepaste logistiek om het hoofd te bieden aan guerrilla-aanvallen, die handig gebruik maken van de voordelen van klimaat en reliëf. Het wordt steeds duidelijker dat het conflict de krachten van een USSR in volle neergang te boven gaat. In november 1986 besluit het Politburo de troepen uit Afghanistan terug te trekken over een periode van twee jaar. Uiteindelijk verlaten de laatste Sovjetsoldaten het land in 1989. Moskou ondersteunt het regime in Kaboel nog wel, maar in 1992 stort het ineen – nauwelijks enkele maanden nadat de Sovjet-Unie zelf opgehouden heeft te bestaan.

«De ineenstorting van de USSR gaf de Afghaanse islamisten de allure van overwinnaars. Vermits zij het gehaald hadden op een van de twee supermachten, zouden zij zich nu op de Amerikaanse supermacht kunnen storten» (broeder Jean-Duns, art. cit.).

“STUDENTEN” AAN DE MACHT

De door Pakistan én de VS gesteunde taliban, “studenten” van strenge Koranscholen die in veel gevallen zonen waren van gevluchte Afghanen, veroverden Kaboel in september 1996 en voerden een bijzonder harde vorm van de sharia in.

De Sovjettanks lieten een land achter zich dat ten prooi viel aan een bloedige burgeroorlog. Aan de ene kant stonden Tadzjieken en Oezbeken uit het noorden onder leiding van Sjah Massoed, aan de andere kant Pashtun uit het zuiden verenigd in de Hezb-i Islami. In 1994 verscheen plots een derde speler op het toneel: de taliban, letterlijk “studenten”. Het waren geradicaliseerde “zoekers” afkomstig uit strenge Koranscholen in Pakistan, vaak zonen van gevluchte Pashtun-Afghanen.

Met aan hun hoofd Mollah Omar en gesteund door zowel Islamabad als Washington begonnen de taliban aan de stelselmatige verovering van de macht. Zij namen in 1995 Kandahar en vervolgens Herat in; een jaar later viel Kaboel in hun handen. Daarop werd het islamitisch emiraat Afghanistan opgericht, dat zou standhouden tot 2001. De sharia werd ingevoerd, volgens de interpretatie van de taliban die een mengeling is van drie stromingen: de uit India afkomstige Deobandi-school die zeer afwijzend staat tegenover elke vorm van moderniteit; het wahhabisme dat elke figuratieve voorstelling van het heilige radicaal afwijst; en de Pashtun-traditie die bijzonder streng is inzake de plaats van de vrouw in de samenleving. Het resultaat laat zich raden…

Het overrompelende succes van de taliban was voor een deel het gevolg van de hulp die ze kregen van Bin Laden en zijn jihadisten en vooral ook van de steun die ze genoten vanwege een belangrijk deel van de bevolking, dat genoeg had van de lange periode van oorlogsgruwelen. Het was een feit dat de taliban in de streken waar zij baas waren met harde hand de orde herstelden. Maar de hoofdzaak was dat hun machtsovername in de kaart speelde van zowel Pakistan, Saoedi-Arabië als de VS, die er alle drie op uit waren in Kaboel een door de Pashtun overheerst regime te installeren dat in staat zou zijn om te doen waar de Hezb-i Islami niet in geslaagd was: een tegengewicht bieden tegen de groeiende invloed van het sjiitische Iran in Centraal-Azië.

In dat perspectief moeten we het project voor een gasleiding zien waarover in oktober 1995 een princiepsakkoord werd bereikt tussen Turkmenistan, Pakistan, een Amerikaanse en een Saoedische oliemaatschappij; de pijplijn, die over Afghaans grondgebied zou lopen, zou toelaten om de oorlogsbehoeften van de taliban te financieren ten belope van 30 miljoen dollar. 

In augustus 1998 worden er echter aanslagen gepleegd op de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania, waarvoor al-Qaeda-leider Bin Laden, aan wie de taliban gastvrijheid hebben geboden, verantwoordelijk blijkt te zijn. Op hetzelfde moment slachtten de taliban in de noordelijke stad Mazar-i-Sharif duizenden sjiitische Hazara af, onder wie zeer veel vrouwen en kinderen, deels uit wraak en deels uit schrik dat dit volk onder één hoedje zou spelen met Iran. Washington is not amused en besluit de banden met het islamitisch emiraat Afghanistan te verbreken.

Ook in Afghanistan is “Pipelinistan” nooit ver weg: de energiebevoorrading via pijpleidingen speelt in de hedendaagse geopolitiek een cruciale rol. In 1995 sloten het Amerikaanse oliebedrijf Unocal en het Saoedische Delta een deal met Turkmenistan en Pakistan voor de aanleg van een gaspijpleiding dwars door Afghanistan. Op die manier, hoopte Washington, zou de westerse markt bevoorraad kunnen worden los van zowel Rusland als Iran. Maar de aanslagen op de ambassades in Nairobi en Dar-es-Salaam, waarvoor Bin Laden verantwoordelijk werd geacht, strooiden roet in het eten: de taliban weigerden hun gast het land uit te zetten, waarop Unocal zich terugtrok en het hele project stilviel. In 2010 werd het plan terug opgevist, deze keer met India als partner: de Turkmenistan-Afghanistan-Pakistan-India Pipeline (TAPI).

Bij het aanbreken van de 21ste eeuw is de nationalistische leider Sjah Massoed, die aan het hoofd staat van de Noordelijke Alliantie, in het land zelf de enige die nog een bedreiging vormt voor de taliban. Op 9 september 2001 ruimen twee zelfmoordterroristen, gewapend met een camera waarin een bom verborgen is, hem uit de weg. Twee dagen later zijn New York en Washington het doelwit van de aanslagen van Nine Eleven. Al-Qaeda krijgt de schuld, wat tot een snelle ommekeer van de situatie in Afghanistan leidt. President Bush lanceert ogenblikkelijk een ultimatum aan de taliban en eist de uitlevering van Osama bin Laden. Het Afghaans regime vraagt bewijzen voor zijn betrokkenheid, maar de VS zijn vastbesloten militair in te grijpen: op 7 oktober gaat operatie Enduring Freedom van start.

DE HERSENSCHIM VAN DE DEMOCRATIE

Dankzij hun overweldigende militaire technologie boeken de VS en hun bondgenoten snel vooruitgang. Hun gerichte luchtaanvallen laten de Noordelijke Alliantie toe om, vaak zonder strijd, steden en dorpen te veroveren die door de taliban verlaten zijn; de “studenten” en hun aanhangers hebben zich teruggetrokken in enkele bastions, zoals Tora Bora in het oosten, of hergroeperen zich in de Shawalvallei in Pakistan. Kaboel wordt in november bevrijd. Er wordt koortsachtig gezocht naar Bin Laden en Mollah Omar, maar die blijven onvindbaar.

Op 27 november begint in Bonn een inter-Afghaanse conferentie om te bepalen wie er aan de macht moet gebracht worden om de volkerenmozaïek Afghanistan te besturen. Het is interessant om in dit verband de analyse te lezen die Karim Pakzad, hoogleraar in de politieke wetenschappen aan de universiteit van Kaboel in de jaren 1970, aan de vooravond van die conferentie neerschreef:

«De logica van een politieke oplossing bestaat. Op binnenlands vlak heeft ex-koning Zahir Sjah, de enige figuur die er nog aanspraak kan op maken om een nationale en geen etnische idee van de macht in Kaboel te verpersoonlijken, uiteindelijk een groot politiek initiatief genomen. Vanuit zijn ballingsoord in Rome heeft hij eind 1999 opgeroepen tot het houden van een Loya Jirga (een grote traditionele vergadering) om een einde te maken aan de oorlog. De koning rekent ook op de bijeenroeping van een internationale conferentie onder de auspiciën van de Verenigde Naties om de vrede te garanderen. Maar opdat dit initiatief met succes zou bekroond worden, moeten vooraf twee voorwaarden vervuld zijn. Ten eerste moet de internationale gemeenschap haar eisen ten opzichte van de taliban aanpassen; vandaag primeert de strijd tegen het terrorisme (die in de realiteit neerkomt op de uitlevering van Bin Laden en het gevecht tegen de productie en de trafiek van drugs) op het respect voor de rechten van de mens en het herstel van de vrede. Ten tweede moet de internationale gemeenschap, en Washington op kop, de enige werkelijke steunpilaar van de taliban, namelijk Pakistan, ervan overtuigen om een politieke oplossing echt te aanvaarden. Dat kan enkel door de installatie van een regering die representatief is voor alle onderdelen van de Afghaanse samenleving en die gewaarborgd en ondersteund wordt door de internationale gemeenschap» (Tien jaar na de terugtrekking van de Sovjettroepen: waar staat Afghanistan? in Revue internationale et stratégique nr. 43,  2001/3).

Hamid Karzai, de Pashtun die met de zegen van de VS in 2002 tot president werd gekozen. Hij bleek niet alleen onbekwaam, maar ook corrupt te zijn. In 2013 berichtte The New York Times dat Karzai sinds zijn aantreden «tientallen miljoenen dollars» aan “black cash” van de CIA had gekregen met het doel van hem en zijn ministers Amerikaanse marionetten te maken; deze aantijging werd nooit weerlegd.

Uiteraard kan men kritiek leveren op deze analyse, maar ze stelt wel duidelijk dat de ideale oplossing gelegen was in het herstel van de monarchie – waarvan de Amerikanen in geen geval wilden weten. In de plaats daarvan drongen de VS de democratie op: hun stroman Hamid Karzai, een Pashtun die meegewerkt had met de CIA, moest premier worden van een voorlopige regering en een Loya Jirga moest bijeenkomen om een grondwetgevende vergadering voor te bereiden… De oude koning Zahir Sjah mocht na 29 jaar ballingschap terugkeren naar Afghanistan om de traditionele vergadering van stamhoofden en religieuze leiders bijeen te roepen. Maar deze Loya Jirga, gemanipuleerd door de Amerikanen, schafte de monarchie definitief af en plebisciteerde Karzai in juni 2002 tot president.

Als staatshoofd bracht Karzai er niet veel van terecht. Hij was niet in staat een omvattend politiek programma uit te tekenen en te wegen op de evolutie van zijn land. In 2009 schreef de Amerikaanse ambassadeur in Kaboel over hem: «President Karzai is geen betrouwbare strategische partner... Hij gaat voortdurend op de loop voor de verantwoordelijkheden die met zijn functie verbonden zijn, of het nu gaat om defensie, bestuur of ontwikkeling… Het heeft geen zin van Karzai te verwachten dat hij nog fundamenteel verandert in dit stadium van zijn leven en van onze relaties.»

Karzai is slechts het trieste resultaat van de democratische instellingen die Washington koste wat het kost aan Afghanistan wou opleggen, in een totale miskenning van de meest elementaire realiteiten van het land. Zoals te voorzien was, bleken die instellingen in de loop van de jaren volkomen onmachtig om voor het land iets goeds te bewerken. Maar de geldverkwistende democratie leidde wel tot een systeem van massacorruptie. De Amerikaanse diplomaat Ryan Crocker zei daarover: «Eens de corruptie het niveau heeft bereikt van wat ik daar heb gezien, is het ongelooflijk moeilijk of zelfs gewoon onmogelijk om er nog iets aan te doen.» Wat de economie betreft: onder Hamid Karzai bloeide de papaverteelt als nooit tevoren; de opiumindustrie vertegenwoordigde op een bepaald moment meer dan de helft van het bruto binnenlands product!

NAAR DE NEDERLAAG VAN DE VS

Statistiek van Forbes: de kosten van de Amerikaanse oorlog in Afghanistan tussen 2001 en 2019 en het jaarlijks contingent militairen dat er naartoe gestuurd werd. In totaal kostte de oorlog het astronomische bedrag van 1 biljoen dollar! En waarvoor?

Ondertussen zijn de taliban allesbehalve uitgeschakeld. Vanaf 2005 beginnen zij vanuit hun bases in Pakistan met de eerste zelfmoordaanslagen, gevolgd door liquidaties van politieke persoonlijkheden, het schaken van gijzelaars en het kidnappen van vreemdelingen. Een jaar later komt het tot een groot bondgenootschap: de Afghaanse taliban, de jihadisten van al-Qaeda, de moedjahedien van Gulbuddin Hekmatyar en verschillende Pashtun-stammen vormen een coalitie, die steeds gedurfder guerrillaoperaties uitvoert tegen het Afghaanse regeringsleger en de door de UNO gepatroneerde International Security Assistance Force (ISAF).

De antiwesterse coalitie slaagt er in om de controle te veroveren over de plattelandszones in de gebieden waar de Pashtun wonen en legt zich toe op een geleidelijke omsingeling van Kaboel. Hoewel de geallieerde troepenmacht in 2008 versterkt wordt met vijftigduizend man, is dat jaar voor de VS, het Verenigd Koninkrijk en verschillende andere landen het dodelijkste tot dan toe.

Geleidelijk aan dringt het tot Washington door dat het centrale front van de oorlog tegen al-Qaeda niet in Irak ligt, waar men in 2003 onder het valse voorwendsel van de “massavernietigingswapens” binnengevallen is, maar in Pakistan-Afghanistan. De nieuw verkozen president Barack Obama maakt van de neutralisatie van de Pakistaans-Afghaanse as daarom vanaf 2009 zijn prioriteit. Hij besluit 36.000 extra militairen te sturen, waardoor het Amerikaanse contingent in dat jaar oploopt tot 69.000 manschappen. In 2010 komen daar nog eens 28.000 Amerikanen bovenop en hebben de VS in Afghanistan net geen 100.000 strijdkrachten!

Het is allemaal niets gekort, want men blijft verliezen leiden en slaagt er niet in de opstand van de taliban neer te slaan. De NAVO opteert daarom in 2012 voor een terugtrekstrategie: alle gevechtsmissies zouden tegen 2014 in handen moeten komen van het Afghaanse leger. Maar hoe bekwaam is dat? En zal de regering van Afghanistan standhouden zonder westerse troepen? Hoe dan ook, de geallieerden houden voet bij stuk en in oktober 2014 beëindigen de VS en het VK officieel hun gevechtsmissie; de militairen die achterblijven (toch nog altijd bijna 10.000 Amerikanen!) doen dat om de Afghaanse soldaten op te leiden.

In 2018 maakt president Trump duidelijk dat de VS de Afghaanse oorlog “moe” zijn en dat de laatste troepen gehaast zijn om terug te keren. Er is bijna 1 biljoen dollar gespendeerd en de Amerikanen hebben 2401 militairen verloren. Intussen hebben de taliban onophoudelijk meer terrein veroverd: de Afghaanse staat heeft op dat ogenblik nog slechts 38 % van het grondgebied onder zijn volledige controle. De moraal van het nationaal leger van Afghanistan laat trouwens erg te wensen over. Op het forum van Davos in januari 2019 maakt president Ashraf Ghani, de opvolger van Karzai, een cijfer bekend dat tot op dat moment top secret was: sinds de NAVO-troepen zich in 2014 teruggetrokken hebben, werden 45.000 leden van de Afghaanse veiligheidstroepen gedood…

In die context gaan de VS bilaterale gesprekken aan met de taliban, dus zonder daar hun eigen bondgenoten of de Afghaanse regering bij te betrekken. Op de tafel liggen een staakt-het-vuren, een onderhandeld vertrek van de laatste strijdkrachten en het engagement van de taliban om ervoor te zorgen dat het land nooit meer een basis voor terroristische bewegingen kan worden.

POETIN BEREIDT DE TOEKOMST VOOR

De Russische president Poetin – hier met zijn ambtsgenoot Emomalii Rachmon van Tadzjikistan – voorzag dat het vertrek van de Amerikaanse militairen uit Afghanistan zou leiden tot de ineenstorting van het regime in Kaboel.

Ondertussen heeft Rusland echter niet stilgezeten. Vanaf 2016 neemt Vladimir Poetin het initiatief voor een cyclus van internationale conferenties, met de bedoeling om te anticiperen op het volledige en definitieve vertrek van de Amerikaanse militairen dat in de lucht hangt. «De conferenties van Moskou vinden van bij de start plaats in een multilateraal kader», schrijft Georges Lefeuvre in Le Monde diplomatique van april 2019. «Ze brengen alle landen bij elkaar die dezelfde analyse lijken te delen: Rusland, Pakistan, Iran en China […]. De republieken van Centraal-Azië vervoegen hen op 15 februari 2017. Op de daaropvolgende 14de april worden ook de VS uitgenodigd, maar die antwoorden niet.»

Poetin gaat nog een stap verder. In februari 2019 houdt hij in Moskou een overleg tussen een delegatie van de taliban en een Afghaanse afvaardiging waarvan de voornaamste tegenstanders van president Ashraf Ghani deel uitmaken: de broer en de wapenmakkers van de vermoorde Sjah Massoed, de leider van de sjiitische partij Hezb- i Wahdat, een lid van de royalistische partij Maaz en, als klap op de vuurpijl, oud-president Hamid Karzai. De vernedering van de heersende Afghaanse regering kan niet groter zijn. «President Ghani spreekt over “verraad” en herinnert er iedereen aan dat niets tot stand kan komen zonder de deelname van de wettige regering. Alles gebeurt echter alsof Poetin vooraf weet wat er gaat gebeuren: de volledige Amerikaanse terugtrekking, de verzwakking van het Afghaanse leger, de verdere opmars van de taliban en de ineenstorting van het heersende regime» (Lefeuvre, art. cit.).

Op 29 februari 2020 aanvaardt Donald Trump de ondertekening van een akkoord met de taliban. De voornaamste clausule voorziet een volledige terugtrekking van alle Amerikaanse troepen binnen de veertien maanden en het openen van vredesonderhandelingen tussen de rebellen en de Afghaanse regering. Na een korte aarzeling besluit Joe Biden om de politiek van zijn voorganger effectief uit te voeren. Het definitieve vertrek uit Afghanistan wordt bepaald op 31 augustus 2021.

Een C-17 van de Amerikaanse luchtmacht heeft 823 Afghanen aan boord die hun land ontvluchten voor de taliban. Nooit eerder was een dergelijk toestel zo volgestouwd (26 augustus 2021).

Meteen ontketenen de taliban een groot offensief volgens een bijzonder gedurfd plan. «Het bestond erin het regime aan te vallen in het noorden, dat normaal de taliban vijandiger gezind is dan de zuidelijke Pashtun-gebieden, die hun toegewijd zijn. Daardoor konden zij hun hoofdmacht concentreren daar waar zij niet verwacht werden en tegelijkertijd de grens met Tadzjikistan afsnijden, het traditionele schuiloord van de Tadzjiekse strijders die de vijand zijn van de taliban. Dit briljante manoeuvre gaf het signaal dat heel het land gemakkelijk zou kunnen overmeesterd worden, vermits de moeilijkst te veroveren zone éérst voor de bijl ging. Het is twijfelachtig dat de top van de taliban in staat is geweest om zo’n gesofisticeerd krijgsplan uit te denken en operationeel te maken; veeleer is de hand van Pakistan hier in het spel» (Jean-Christophe Buisson in Le Figaro van 20 augustus 2021).

Wat Poetin voorzien heeft, gebeurt: de Afghaanse staat stort als een kaartenhuisje ineen. Het regeringsleger, dat officieel uit 300.000 man bestaat en over een periode van twintig jaar door de VS getraind en gefinancierd werd voor een bedrag van 89 miljard dollar, valt uit elkaar; veel soldaten keren simpelweg terug naar hun huis, anderen duiken onder of sluiten zich aan bij allerlei guerrillabewegingen. En president Ghani? Die vlucht gewoon het land uit.

De rest ligt nog vers in het geheugen: de inname van Kaboel door de taliban en de chaotische evacuatie van hun landgenoten door de westerse mogendheden…

EN CHINA?

De Chinezen zijn bang dat het Afghaanse Pamirgebergte, een streek die als een uitgestrekte vinger naar het oosten wijst en raakt aan de provincie Xinjiang, als thuisbasis zou kunnen dienen voor islamistische Oeigoeren. Maar toch zien zij de huidige toestand vooral als een uitgelezen kans: zij hopen van Afghanistan een betrouwbare partner te maken in hun faraonisch project van de nieuwe zijderoutes. «Het enige wat zij nog hoeven te doen, is het vervolmaken van het zeer goede wegennet dat het Amerikaanse leger achtergelaten heeft» (Renaud Girard, Le Figaro van 4 augustus).

China is zoals altijd van plan een Realpolitik te voeren: «De Chinese leiders beseffen perfect dat Afghanistan het “kerkhof van de grote wereldrijken” genoemd wordt (het Britse, het Sovjet-Russische, het Amerikaanse). Ze hebben geen zin er één kogel af te schieten. Liever willen zij de taliban bekeren tot de deugden van het handeldrijven. Ze zijn bereid een islamitische buur te patroneren, op voorwaarde dat die afziet van elke vorm van ideologische export. De verborgen ambitie van China? In Afghanistan de invloedrijkste mogendheid worden, zonder er te strijden en zonder zich te moeien met zijn bestuur» (Girard, art. cit.).

En dus is Beijing er als de kippen bij om de taliban alle mogelijke hulp aan te bieden. Op 9 september jl. kondigden de Chinezen aan dat zij 31 miljoen dollar aan noodhulp aan Kaboel aanbieden: graan, wintervoorraden, medicijnen en drie miljoen vaccins tegen het coronavirus. Waarop de taliban verklaarden wat hun nieuwe bondgenoten graag horen: dat China hun «belangrijkste partner» zal zijn in de heropbouw van het verwoeste land.

Het is dus niet op de door en door egoïstische en materialistische Chinezen dat we moeten rekenen, maar wel degelijk op Rusland. Moskou gaf na de zege van de taliban niet toe aan paniek, zoals de westerse landen wel deden, en vermeed ook de verleiding om zich in het publiek vrolijk te maken over de afgang van de VS. Poetins eerste zorg is voorzorgen te nemen tegen de instabiliteit binnen de Afghaanse grenzen, nu er een totaal onvoorspelbaar regime aan de macht gekomen is. Want de islamitische overwinning kan ernstige gevolgen hebben voor de oude Sovjetrepublieken in Centraal-Azië.

Om de gezagsdragers in die landen een hart onder de riem te steken, organiseerde het Russische leger onlangs militaire manoeuvres in Oezbekistan en Tadzjikistan. De doelstelling op termijn is om aan de noordgrens van Afghanistan een bufferzone te creëren om te vermijden dat fundamentalisten zich infiltreren in Rusland… en overal elders in de wereld.

broeder Bruno van Jezus-Maria
en redactie KCR