DE ACTUALITEIT DOORGELICHT

MEI 2021

«PAUS FRANCISCUS, PROFEET VOOR HEEL DE MENSHEID»

Het pausbezoek aan Irak: onder het oog van de camera’s en het  applaus van de aanwezigen laat paus Franciscus het zoveelste “vredesduifje” opvliegen… Met welk duurzaam effect?

EEN NIEUW SOORT “LEERGEZAG”

Van 5 tot 8 maart 2021 bracht paus Franciscus een bezoek aan Irak. Het gebeuren werd in de media “historisch” genoemd: het was de eerste keer dat een Roomse Opperherder naar het vroegere Mesopotamië ging, wieg van een zeer oude christenheid die echter op het punt staat volledig ten onder te gaan als gevolg van de gruwel van oorlog en terreur.

Zowel in de Kerk als in de wereld wordt deze reis als «een volledig succes» bewierookt – zoals alle pauselijke reizen trouwens. Die eenstemmigheid mag ons evenwel niet blind maken voor de totale nietszeggendheid van het pausbezoek aan Irak als we het bekijken met het oog op de komst van het Rijk Gods. Paus Franciscus zou zich het woord van Jezus Christus moeten herinneren: «Wee u wanneer alle mensen u prijzen; want zo hebben hun vaders met de valse profeten gedaan» (Lc 6, 26).

Het lijkt er nochtans op dat de H. Vader in de schoot zelf van de Kerk met tegenstand te maken heeft. Tijdens zijn persconferentie wond hij daar geen doekjes om: «Jullie weten dat er kritiek is: dat de paus niet moedig is, dat hij een onbedachtzaam iemand is die maatregelen treft tegen de katholieke leer, dat hij maar één stap verwijderd is van de ketterij…» Men maakt dus in Rome tegenwerpingen tegen hem op theologisch en leerstellig vlak? Niettemin is hij erin geslaagd op drie dagen tijd en onder algemeen applaus van alle volkeren, rassen en godsdiensten die voordien nog elkaars doodsvijanden waren, een aantal apostolische, missionaire en zelfs profetische gebaren te stellen die de voorbode wilden zijn van een algemene verzoening binnen het verscheurde Irak.

Op Franciscus is van toepassing wat abbé de Nantes al schreef over Paulus VI in januari 1965, na de opzienbarende pelgrimstochten van de paus naar Jeruzalem en Mumbai: «De H. Vader baseert zijn handelen op de stelling dat het pausdom over een absolute transcendentie beschikt, waardoor het als enige in staat is een unanieme overeenstemming tot stand te brengen tussen rassen en zelfs tussen godsdiensten… Hij maakt zich los van het traditionele kader waarin een paus uitsluitend het hoofd en de vader van de katholieke gelovigen is en beschouwt zich als een profeet voor heel de mensheid en vader van alle mensen, ongeacht hun kleur of hun religie. Zo probeert hij, alsof iedereen er al akkoord mee gaat, een nieuwe universele maatschappij van mensen van goede wil tot stand te brengen, gebouwd op natuurlijke beginselen die voor iedereen toegankelijk zijn» (Brieven aan mijn vrienden nrs. 195 van 25 jan. 1965 en 211 van 1 sep. 1965).

Irakese christenen houden een processie in een dorp ten zuiden van Bagdad (23 augustus 2019), onder strenge bewaking van militairen.

Die minutieus georganiseerde apostolische reizen hebben bijgevolg alvast een zeer groot belang in de ogen van de Opperherders zelf, in de uitoefening van hun nieuw, vreemdsoortig en “messiaans” leergezag dat bovenop hun traditionele macht om te onderrichten komt.

PAUSELIJKE BEZORGDHEID OM DE JEZIDI’S

Wat was voor de paus de onmiddellijke aanleiding om naar het wespennest Irak te reizen? Hij legde het uit aan de journalisten: «Iemand van jullie heeft mij de meest recente Spaanstalige uitgave bezorgd van het boek “Ik zal de laatste zijn” van Nadia Murad. Ik heb het in het Italiaans gelezen, het gaat over de geschiedenis van de Jezidi’s. En Nadia Murad verhaalt afgrijselijke zaken. Ik beveel de lectuur ervan aan, het kan op bepaalde punten zwaar lijken, maar voor mij was het de fundamentele reden voor mijn beslissing.»

We hadden eerder verwacht dat het hart van de H. Vader zou geraakt geweest zijn door het lot van zijn beklagenswaardige schaapjes in Mesopotamië, de Irakese christenen van wie er zovelen gedood zijn of die hun land hebben moeten ontvluchten als ballingen… Neen, het zijn de Jezidi’s die de paus    ontroeren, de aanhangers van een syncretische sekte waarin christelijke, islamitische, manicheïstische en mithraïsche elementen met elkaar vermengd zijn. Ze worden door de moslims, die in Irak de overgrote meerderheid uitmaken, diep misprezen omdat ze de “Pauwenengel” vereren, die in mohammedaanse ogen gelijk is aan Iblis, de Satan. De eeuwen door zijn ze inderdaad wreed vervolgd.

De met de Koerden verwante Jezidi’s geloven in een bont allegaartje van elementen uit verschillende godsdiensten. Ze bidden in de richting van de zon en geloven in reïncarnatie. In 2014 waren zij een van de bevolkingsgroepen die door terreurgroep ISIS werden vervolgd en op grote schaal geëxecuteerd.

Maar met veel misbaar wenen om het lot van deze ongelukkigen, zoals de paus doet, zonder dat hij er ook maar in het minst aan denkt om hen geestelijk te verlossen uit hun échte ellende – dat web van syncretische geloofselementen dat nergens toe leidt – is vernederend voor heel de Kerk. Het is vooral een kaakslag voor de christelijke gemeenschap in Irak, zo vervolgd en zo in de steek gelaten, die hierdoor hoogstens op gelijke voet wordt geplaatst met een niet-christelijke sekte. De Irakese christenen zijn de enige getuigen van het licht van Onze Heer Jezus Christus in het Tweestromenland, dat door de islam herschapen is in een woestijn en zelfs een hel…

DE OORSPRONG VAN DE CHRISTENHEID IN MESOPOTAMIË

Paus Franciscus heeft zeker mooie woorden uitgesproken, maar de werkelijke toestand van het land vroeger en nu riep hij nauwelijks op. Het gaf aan dat uit dit bezoek jammer genoeg geen enkele vooruitgang zal voortkomen. Laten we daarom zelf de leerrijke geschiedenis van het huidige Irak in grote lijnen schetsen.

Het relaas van Pinksteren in de Handelingen van de apostelen getuigt over de aanwezigheid van «Parthen, Meden en Elamieten, bewoners van Mesopotamië, Judea en Cappadocië…» onder de Joden die in Jeruzalem te hoop lopen bij het Cenakel (Hd 2, 9). Zij aanhoren de prediking van Petrus en zijn bij hun terugkeer in het eigen land de eerste verkondigers van de dood en de Verrijzenis van Jezus.

Wanneer het christendom triomfeert in het Romeinse rijk, in het begin van de vierde eeuw, domineert het Sassanidische Perzenrijk het grondgebied van het huidige Irak. De dynastie van de Sassaniden is dan volop bezig met een grote inspanning tot centralisatie en eenmaking op basis van de godsdienst van Zoroaster. Onder haar gezag vallen ook verschillende christelijke gemeenschappen, meer bepaald in Babylonië, rond Ctesiphon en in Adiabene, in de omgeving van Nisibis en Arbela (het huidige Erbil in Iraaks Koerdistan). Die gemeenschappen voelen zich aangetrokken tot de westers-christelijke beschaving en verlangen naar de bescherming van Rome. Als dan de oorlog tussen Romeinen en Perzen losbreekt, worden de bisschoppen en hun gelovigen tussen 340 en 379 gewelddadig vervolgd, als christenen én als “trawanten van Rome”.

Een christen toont het afgeslagen hoofd van een Heilig-Hartbeeld: een wandaad bedreven door ISIS. In 2003, toen het regime van Saddam Hoessein werd omvergeworpen, telde Irak nog 1,5 miljoen christenen op een totaal van 25 miljoen inwoners. Vandaag schat men hun aantal op hooguit 150.000 zielen.

Bij het aanbreken van de vijfde eeuw eindigen de vervolgingen en begint de Kerk zich grondig te organiseren. De bisschop van Seleucia-Ctesiphon wordt katholikos (verantwoordelijke voor alle gelovigen) van de Perzische christenen. Een synode in 410 neemt de canon van Nicea over evenals de hiërarchie en de discipline van de Latijnse Kerk. Maar kort daarna weigert de katholikos het concilie van Efese (431) en dus het dogma van de Theotokos, Maria Moeder van God. In 485 neemt de Perzische Kerk het nestoriaans “credo” aan met de steun van de koning, die er een middel in ziet om zijn christelijke onderdanen definitief los te weken uit de invloed van het Byzantijnse rijk.  

Bisschop Jacob Barradaï (490-578) is in de zesde eeuw een vurig propagandist van de ketterij van het monofysitisme, de theorie dat in Christus de goddelijke natuur overheerst (daarmee zetten de monofysieten zich af tegen de twee-naturenleer die op het concilie van Chalcedon afgekondigd werd: Christus heeft zowel een menselijke als een goddelijke natuur die onafscheidelijk in Hem verbonden zijn). Barradaï installeert een schismatieke hiërarchie, de jacobitische Kerk, die zich verspreidt tot in Perzië. Uit afkeer voor zowel de rechtgelovige Byzantijnen (aanhangers van Chalcedon) als voor de manicheïstische Perzen kiezen de volgelingen van de jacobitische Kerk aanvankelijk voor de derde speler die ondertussen op het toneel verschenen is: de Arabieren, die geleidelijk aan hun heerschappij over het Oosten uitbreiden. 

De schismatieke oosterse christenen in Mesopotamië kennen de daaropvolgende eeuwen afwisselend perioden van bloei en van vervolging, ook onder de Ottomanen die in de late middeleeuwen de dominerende macht worden. Maar in Perzië komt in 1501 de nieuwe dynastie van de Safawiden aan het bewind, die een geweldige expansie zullen kennen. Het zijn mohammedanen die in hun rijk het sjiisme als staatsgodsdienst invoeren. Al snel komt het tot een krachtmeting met de Ottomanen om de controle over het Tweestromenland.

Ondertussen voert Rome in de 16de eeuw een actieve politiek om de afgescheiden Kerken weer te verenigen met de katholieke Kerk, maar met behoud van hun eigen oosterse ritus. Een deel van de oosterse christenen gaat daarop in: zij verzoenen zich met Rome en worden de Chaldeeuws-katholieke Kerk. De weigeraars nemen de naam aan van Assyrische Kerk van het Oosten en blijven dus schismatiek.  

Pasen in de Chaldeeuws-katholieke kerk van Batnaya (Noord-Irak). De Chaldeeuwse katholieken, die onder het gezag staan van de patriarch van Babylon, vormen veruit de grootste christelijke stroming (ongeveer 70 % van de Irakese christenen), al is hun aantal vandaag geslonken tot minder dan 120.000. Er bestaan grote Chaldeeuwse gemeenschappen van uitgewekenen in de VS en Canada.

In de oorlogen tussen Perzië en het Ottomaanse rijk wordt bemiddeld door Frankrijk, dat er in slaagt om vrede tot stand te brengen. Het resultaat is dat missionarissen op weg kunnen gaan naar Bagdad en Isfahan, de toenmalige hoofdstad van Perzië. In 1637 beslist Rome overhaast om in Bagdad een (Latijns) bisdom op te richten met jurisdictie tot in Isfahan. Dat wordt echter beschouwd als een machtsgreep van het Westen: de christenen worden opnieuw vervolgd en de Ottomanen maken van de gelegenheid gebruik om Bagdad in te nemen.  

Rome trekt er zijn lessen uit en beseft dat het belangrijker is om de afgescheiden oosterse hiërarchie terug tot de katholieke eenheid te brengen, in plaats van Latijnse bisdommen te stichten die alleen maar leiden tot spanningen met de moslims en met de oosterse christenen. Frankrijk stuurt Mgr. François Piquet als ambassadeur naar het Perzisch hof, waar de sjah het engagement aangaat om zijn katholieke onderdanen in bescherming te nemen. Mgr. Piquet bereikt nog meer: de vereniging met Rome van de nestorianen van Mosoel.

VAN DE EERSTE WERELDOORLOG TOT SADDAM HOESSEIN

Na de ontmanteling van het Ottomaanse rijk in de nasleep van de Grote Oorlog geeft de Volkerenbond aan Frankrijk een mandaat over Syrië en Libanon; het Verenigd Koninkrijk krijgt een mandaat over Palestina, Jordanië en de nieuwe staat Irak, bestaande uit de vroegere Ottomaanse provincies Basra, Bagdad en Mosoel. De Britten installeren Faisal ibn Hoessein, lid van de machtige dynastie van de Hasjemieten, als koning. Het land waarover hij regeert omvat Koerden, soennieten en sjiieten, maar steunt toch vooral op de soennitische moslims – wat een constante zal zijn tot 2003. De sjiieten, die de meerderheid uitmaken (60 % van de bevolking), zullen onafgebroken oppositie voeren tegen het centraal gezag, net als de separatistisch ingestelde Koerden.

In 1932 verloopt het Brits mandaat en wordt Irak zelfstandig. De Assyrische Kerk van het Oosten, altijd al de trouwste bondgenoot van de Britten, wil een onafhankelijk thuisland in het noorden, maar het Iraakse leger smoort die wens in bloed: de Assyrische dorpen worden met de grond gelijk gemaakt, bijna zesduizend christenen worden afgeslacht met actieve medewerking van Koerden en Jezidi’s (genocide van Simele). Van dan af is de geschiedenis van het land een aaneenschakeling van opstanden, staatsgrepen en revoluties, tot in 1979 Saddam Hoessein de macht grijpt.

Saddam bekleedde de functie van secretaris-generaal van de Arabische Socialistische Ba’athpartij, die naar het voorbeeld van de Egyptische president Nasser streefde naar een links geïnspireerd panarabisme. De partij was oppermachtig en Saddam leidde Irak als een despoot, al dient opgemerkt dat hij de christelijke minderheden beschermde tegen het moslimfanatisme. In 1980 begon hij, met de steun van de westerse landen en van de meeste Arabische landen, een bloedige oorlog tegen het Iran van de ayatollahs, dat kon rekenen op de Irakese sjiieten, Koerden en communisten.

Aartsbisschop John Botros Moshi in de puinen van de verwoeste Al-Taherakerk in het oude centrum van Mosoel, 29 april 2018. Dit godshuis behoort tot de Syrisch-katholieke Kerk, die in Irak tot voor kort 62.000 gelovigen telde. Islamitische Staat gebruikte de kerk als shariatribunaal; ze werd vernietigd tijdens de luchtaanvallen om Mosoel te bevrijden.

De oorlog duurde acht jaar en leidde tot een miljoen doden, 500.000 aan elke kant. Het land van Saddam kwam geruïneerd, leeggebloed en met een immense schuldenlast uit het conflict. Om een deel van die schuldenberg kwijt te raken, zich meester te maken van reusachtige oliereserves en Irak toegang te geven tot de Perzische Golf, viel Saddam Hoessein op 2 augustus 1990 Koeweit binnen.    

Maar de VS verzetten zich en vormden een grote militaire coalitie: operatie Desert Storm sloeg Irak “KO”, maar Washington buitte de overwinning onvoldoende uit. «De oorlog werd te vroeg stopgezet en helemaal niet geëxploiteerd. Men liet de despoot van Bagdad baas in zijn eigen land en in staat om de wapens opnieuw op te nemen tegen de binnenlandse oppositie. Hij was vastbesloten om revanche te nemen op al zijn vijanden… wanneer het expeditiekorps terug vertrokken zou zijn» (abbé de Nantes, CRC van mei 1991). Wat had er dan moeten gebeuren? De coalitie had de strijd moeten verleggen van Koeweit naar Bagdad en Saddam van de macht moeten verdrijven. Dan had Irak teruggeschonken kunnen worden «aan het gewijde gezag en de voorvaderlijke wijsheid van de Hasjemitische dynastie, onder Brits, Angelsaksisch en in de marge ook Frans protectoraat. Maar dat was te simpel, te natuurlijk en uiteindelijk te christelijk voor het Westen, dat vergeven is van democratie, atheïsme en het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren» (ibid.).

DE GEVOLGEN VAN 11 SEPTEMBER

Washington koos ervoor om vanaf de zijlijn een binnenlandse opstand tegen het Ba’ath-regime te steunen en tegelijkertijd propaganda te maken voor een totaal onrealistisch democratisch programma. Amerika legde ook een uiterst streng embargo op en probeerde in 1998 onder de vlag van de VN onderzoekscommissies te installeren om de militaire installaties van Irak te controleren. Maar Saddam Hoessein bleef stevig in het zadel zitten.

In juni 2006 sprak de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice bij een bezoek aan Tel Aviv voor het eerst over het «Project for the New Middle East»: het plan van de VS om de landsgrenzen in het Midden-Oosten volledig te hertekenen. De eenheidsstaat Irak zou moeten wijken voor drie autonome landen: een sjiitische staat in het zuiden en een soennitische staat in het centrum, terwijl het noorden deel zou uitmaken van Koerdistan, een nieuwe Amerikaanse bondgenoot. De regering-Bush had het over het scheppen van «constructieve chaos»...

Dan kwamen de aanslagen van 11 september. De VS besloten het Midden-Oosten te hertekenen en overal democratische regimes te vestigen die in vrede zouden leven met elkaar en met Israël. Meteen zouden de Amerikanen de hand kunnen leggen op alle olie- en gasvoorraden in het gebied en zo Rusland en China een hak zetten. Maar eerst moesten de “dictatoriale” regimes op de schop, om te beginnen in Irak. Koortsachtig werd gezocht naar een casus belli om een al volledig geruïneerd land binnen te vallen. Het was onmogelijk een verband te leggen tussen Saddam en Al-Qaeda, de beweging die verantwoordelijk was gesteld voor de aanval op Amerika in 2001. Door gebruik te maken van leugenachtige rapporten van de Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten kon Irak beschuldigd worden van het zogezegde bezit van massavernietigingswapens, waarop de Coalition of the Willing op 20 maart 2003 de aanval inzette. Op 9 april viel Bagdad en drie weken later verklaarde president George W. Bush dat «de hoofdmoot van de militaire operaties tot een goed einde gebracht was».

Het succes van de VS sloeg echter snel om in een nachtmerrie: de “rest” van de operaties kostte hen uiteindelijk acht jaar strijd, 4500 doden en 32.000 gewonden, terwijl aan Irakese kant 115.000 dodelijke slachtoffers vielen en vier miljoen mensen het land ontvluchtten… Washington beging trouwens twee grote fouten, die de dramatische gebeurtenissen in Irak tot op vandaag verklaren.

Recente landkaart van Irak en Syrië met aanduiding van het gebied dat Islamitische Staat (Daech in het Frans) op het hoogtepunt van zijn macht in mei 2015 controleerde (bruine omtreklijn). Ook aangegeven zijn de aanslagen die IS sinds begin januari van dit jaar uitvoerde.

De eerste vergissing bestond er in om vanuit het niets een heel systeem van democratische instellingen te willen opzetten: politieke partijen, verkiezingen, coalities, opeenvolgende regeringsvormingen enz. Het gevolg was een per definitie zwak centraal gezag van politici, waarbij bovendien – zoals het past in een democratisch regime – de sjiitische meerderheid het laken naar zich toe kon trekken, tot groot ongenoegen van de soennieten en de Koerden. De tweede fout verergerde de eerste: Washington ging over tot een algemene zuivering van leger en administratie; systematisch werden alle leden van de Ba’athpartij (overwegend soenni’s) verwijderd, zodat de hele bestuursstructuur van het land vernietigd werd.  

Niet veel later begint een genadeloze guerrillaoorlog tegen de Amerikaanse soldaten, waarbij ook christenen geliquideerd worden omdat ze zogezegd “collaboreren” met de bezetter. Daarna breekt een burgeroorlog uit tussen soennitische en sjiitische milities. De VS sturen 30.000 bijkomende militairen, maar besluiten uiteindelijk tot een volledige terugtrekking; in december 2011 verdwijnen de laatste troepen. Van het ontstane machtsvacuüm maakt de jihadistenbeweging Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIS, later IS) gebruik om in 2014 vanuit het in chaos verkerende Syrië het noordwesten van Irak binnen te vallen. Na verloop van tijd controleert zij bijna een derde van het Irakese grondgebied, waar het kalifaat wordt uitgeroepen en een echt schrikbewind aanvangt, met de wet van de sharia, verkrachtingen op grote schaal en massaexecuties. Veel christenen slaan op de vlucht. Het regeringsleger is niet bekwaam om weerwerk te bieden.

De terroristen worden tenslotte verslagen in 2017 door een bondgenootschap tussen de VS, sjiitische milities opgeleid door Iraanse instructeurs, Koerdische Peshmergastrijders en soennitische soldaten ondersteund door Turkije. Die onverwachte samenwerking tussen voormalige gezworen tegenstanders leidt ertoe dat de situatie in het land geleidelijk stabiliseert, wat de weg plaveit voor het bezoek van paus Franciscus.  

INTERRELIGIEUZE ONTMOETING IN UR 

In Ur bad de paus met vertegenwoordigers van verschillende religies voor «vrijheid» en «eenheid». Maar achteraf bleek dat er heel wat onderhuidse spanningen toegedekt werden. Om te beginnen waren de Joden niet welkom, wegens het veto van het islamitisch regime in Bagdad. Verder waren de soennieten boos omdat de paus de leider van de sjiieten bezocht. Binnen het sjiitisch kamp roerden de aanhangers van de theocratie van de Iraanse ayatollahs zich dan weer tegen de volgelingen van al-Sistani aan wie “secularisme” verweten wordt. En geen enkele moslim was blij met de aanwezigheid van de Jezidi’s, die “Satansdienaars”…

In Ur, de stad waar Abraham geboren werd, wou Franciscus de vertegenwoordigers van het jodendom, de islam en het christendom verzamelen, maar ook de Jezidi’s, om allemaal samen de herinnering aan de aartsvader te eren en in zijn voorbeeld de manifestatie van «Gods droom» terug te vinden: «Wij, afstammelingen van Abraham en vertegenwoordigers van verschillende godsdiensten…»

Wij zijn er ondertussen aan gewoon geraakt dat de pausen sinds het Concilie voortdurend spreken over de “gemeenschappelijke” God van Joden, christenen en moslims, maar de katholieke waarheid gebiedt ons een duidelijk onderscheid te maken: «Wij, christenen, vereren de levende en ware God en zijn Zoon Jezus Christus, die zelf God is en mens is geworden, tezamen met de H. Geest, de derde Persoon van de H. Drie-eenheid… De Joden echter hebben de prediking van Jezus niet aanvaard en hebben Hem gekruisigd omdat zij niet konden verdragen dat men aan Jahweh, de God van Abraham, een Zoon toeschreef. En ook de moslims weigeren het bestaan van een Zoon van God te aanvaarden» (abbé de Nantes, Autodafé, p. 272). Jezus is waarachtig een teken van tegenspraak: «Wie niet met Mij is, is tegen Mij» (Lc 11, 23). En dus hebben de “drie godsdiensten van het Boek” niet dezelfde God.

In Ur zweeg de paus die fundamentele waarheid gewoon dood. Hij sloot zijn ogen voor het dramatisch feit van de koppige weigering door de Joden van het nieuw en eeuwig Verbond in Jezus Christus. Hij negeerde ook de pretentie van de islam de volmaakte godsdienst te zijn, vrucht van het verbond dat Allah sloot met Abraham en Ismaël, een pretentie die de christelijke wereld al veertien eeuwen van bloedige strijd en vervolging gekost heeft – zeker in Irak!

HET BEZOEK AAN AL-SISTANI 

De paus over ayatollah al-Sistani die hij in Najaf ontmoette: «Hij gedroeg zich zo respectvol dat ik me vereerd voelde.»

De belangrijkste ontmoeting tijdens deze pausreis was ongetwijfeld die in Najaf met ayatollah Ali al-Sistani, die doorgaat als het hoogste gezag voor de overgrote meerderheid van de 200 miljoen sjiieten die de wereld telt. Zijn enige rivaal is de Iraanse opperste leider, grootayatollah Ali Khamenei. De 90-jarige Al-Sistani is zelf van Iraanse afkomst en werpt zich al verscheidene decennia op als garant van de onafhankelijkheid van Irak. 

De paus wou met het bezoek vooral de hand reiken aan de sjiitische islam, nadat hij twee jaar geleden hetzelfde gedaan had met zijn «vriend» Ahmed at-Tayeb, grootimam van de soennitische instelling Al-Azhar in Caïro. Eigenlijk stoten we hier op het hoofddoel van de reis: een leegte opvullen in de dialoog met de mohammedaanse hoogwaardigheidsbekleders en ertoe komen het Document over de broederlijkheid onder de mensen door beide hoofdtakken van de islam te laten ondertekenen. Zo wil Franciscus althans op papier zijn grote droom verwezenlijken: de universele broederschap – Fratelli tutti! – die al zijn energie mobiliseert en waarvoor hij op een ongelooflijke manier warm loopt.

Veelzeggend is het hoogdravend commentaar dat de paus, Opperherder van de Rooms-katholieke Kerk en Plaatsbekleder van Christus op aarde, tijdens zijn terugreis gaf over deze sjiiet die uiteindelijk een overtuigd tegenstander van onze godsdienst is: «Ik vond het mijn plicht een groot en wijs man te bezoeken, een man van God… Hij gedroeg zich zo respectvol tijdens onze ontmoeting dat ik me vereerd voelde. Normaal gesproken staat hij nooit recht om iemand te groeten, maar hij deed dat nu wel om me twee keer een goeiedag te zeggen. Een nederig en wijs man. Deze ontmoeting heeft mijn ziel goed gedaan.»

WELKE TOEKOMST ?  

Deze Irakreis ligt volledig in de lijn van de “droom” van Paulus VI, die Franciscus vol overtuiging verderzet: het traditioneel leergezag van de Kerk uitvagen om haar te doen accepteren als dienares van de wereld, dienares van het islamitische Irak… Want alle mensen, ook de moslims, zijn «ten gronde goed» (Paulus VI) en zijn helemaal niet gewelddadig, maar neen! Ze hebben allemaal de roeping om zich te verenigen, want ze zijn allemaal zogezegd bezield door een oprecht verlangen naar vriendschap, vrede en rechtvaardigheid om de wereld «een supplement van geloof en liefde» te geven…

De christengemeenschappen in het Midden-Oosten hebben geen nood aan democratie of interreligieuze ontmoetingen, maar aan een sterke mogendheid die bereid en in staat is om hen in bescherming te nemen. Die rol is Rusland op het lijf geschreven.

Vóór de invasie van Irak door de VS in 2003, in naam van de democratie, telde de Irakese christenheid nog anderhalf miljoen zielen. Vandaag zijn de christenen met minder dan 150.000. En men ziet niet in hoe deze dramatische tendens kan omgebogen worden, vermits de H. Vader speciaal naar Irak gereisd is om er het onderricht te verkondigen dat vandaag de Kerk vernietigt en heel de westerse christenheid, die daardoor niet meer in staat is die van het Oosten ter hulp te komen. 

Midden-Oostenkenner Georges Malbrunot zet ons niettemin op een interessant en hoopvol denkspoor: «Na hun ontgoochelende ervaringen met de democratie hebben de oosterse christenen, die overal in het Midden-Oosten (behalve in Libanon) een minderheid vormen, nood aan een sterke mogendheid die hen in bescherming neemt. Frankrijk is deze gemeenschappen weliswaar niet vergeten, maar ze wegen niet meer zwaar door in de weegschaal van de Franse belangen» (Le Figaro van 23 december 2019).

De enige sterke staat waarop de oosterse christenen kunnen rekenen, is Rusland. Het voorbeeld van Syrië bewijst dat. Het is de roeping van Rusland om niet alleen al die gemeenschappen te beschermen tegen hun talrijke onverzoenlijke vijanden, maar ook om de schismatieke oosterse Kerken terug binnen te voeren in de schoot van de katholieke Kerk. Hoe? Door zelf terug te komen op haar «dwalingen». Daarom ligt de toekomst van Irak niet in Ur of Najaf, maar in Rome, wanneer de H. Vader eindelijk zal gehoorzamen aan onze hemelse Moeder en Rusland zal toewijden aan haar Onbevlekt Hart!

broeder Bruno van Jezus-Maria
& redactie KCR