DE ACTUALITEIT DOORGELICHT
APRIL 2021
«DE VREDE LIGT ACHTER MIJ,
DE OORLOG VÓÓR MIJ»
EEN REUSACHTIGE STRIJDMACHT ONDER HET GEZAG VAN DE PARTIJ
Ter gelegenheid van de Dag van het Leger verscheen op 1 augustus 2018 een bijzondere video op de Chinese sociale media: «Ik ben een Chinese soldaat» toont jonge rekruten die in emotionele beelden afscheid nemen van ouders, vrouw en kind en vervolgens aan een harde training beginnen; vervolgens krijgt men een spectaculaire demonstratie te zien van de militaire macht van de Volksrepubliek en wordt gefocust op de geest van eensgezindheid onder alle soldaten voor de verdediging van het moederland, onder het motto: «De vrede ligt achter mij, de oorlog vóór mij.»
Artikel 55 van de grondwet van de Volksrepubliek stelt: «Het is de heilige plicht van elke burger van de Chinese Volksrepubliek om zijn of haar moederland te verdedigen en een invasie te weerstaan. Het is een ereplicht voor de burgers van de Chinese Volksrepubliek om de militaire dienstplicht te vervullen en de strijdkrachten te vervoegen.» Officieel is militaire dienst in het Volksbevrijdingsleger dus verplicht voor alle Chinese burgers. In de praktijk is het leger sinds 1949 onafgebroken in staat geweest om meer dan voldoende vrijwilligers te rekruteren om alle legerposten te bemannen.
Het Chinese leger is het grootste ter wereld en telt niet minder dan 2.300.000 personeelsleden, onder wie 1.600.000 militairen. Belangrijk: het staat volledig onder het gezag en de controle van de communistische partij, dankzij een systeem van politieke commissarissen die de trouw van de generaals aan het regime in de gaten houden. Bij de viering van de 90ste verjaardag van het Volksbevrijdingsleger in 2017 liet Xi Jinping niet de minste twijfel bestaan over de heersende doctrine: «Om een sterk leger uit te bouwen, moeten wij onvoorwaardelijk trouw zijn aan het absolute leiderschap van de Partij over de strijdkrachten en ervoor zorgen dat het Volksleger altijd de Partij volgt.»
In 2000 bedroeg het militair budget van China 22 miljard dollar. Van toen af ging het met geweldige sprongen omhoog tot 260 miljard dollar in 2019; alleen de VS geven meer uit aan hun leger. Beijing beschikt nu over 3500 tanks, 1200 gevechtsvliegtuigen en twee vliegdekschepen en zet volop in op de modernisering van zijn marine en luchtmacht. Het aantal Chinese kernkoppen is een staatsgeheim; een schatting in 2016 kwam uit op 260 nucleaire koppen die vanaf het land, vanaf de zee of vanuit bommenwerpers kunnen gelanceerd worden.
EEN INTERNATIONAAL FRONT TEGEN BEIJING
Joe Biden wachtte drie weken vooraleer hij zijn Chinese ambtsgenoot opbelde. De conversatie met Xi Jinping duurde meer dan twee uur en de officiële verslagen ervan aan beide kanten van de Stille Oceaan maken duidelijk dat beide staatshoofden zich niet beperkt hebben tot banale beleefdheden.
De Amerikaanse president beoordeelt Xi als «zeer hard, zeer intelligent» en zegt dat hij «geen gram democratie in zich heeft», wat volledig juist is en precies de sterkte van de Chinese leider uitmaakt!
Biden nam in het Chinese dossier een ferm standpunt in: tegenover het Rijk van het Midden wil hij de politiek van zijn voorganger aanhouden door de belofte van een «extreme competitie» met Beijing; maar hij wil een andere tactiek toepassen door «te mikken op de allianties in Azië en Europa om de ambities van de ontwakende reus in bedwang te houden en een conflict te vermijden». Alvorens met Xi te bellen begon Biden bijgevolg met het uitzetten van de bakens van een internationaal anti-Chinees front op commercieel, technologisch en militair gebied, waarvoor hij contact opnam met verschillende politieke leiders, van Angela Merkel over Emmanuel Macron tot de nieuwe Japanse premier Yoshihide Suga en de Indische eerste-minister Narendra Modi.
In feite knoopt Washington daarmee terug aan bij zijn traditionele containment- of insluitingspolitiek, die het al voerde tegen de Sovjet-Unie in de periode van de Koude Oorlog. Deze geopolitieke strategie is geïnspireerd op de Rimland-theorie van Nicholas John Spykman (1893-1943), hoogleraar aan de universiteit van Yale.
Centraal in het denken van Spykman staat de vraag op welke manier een bepaald land er kan in slagen heel de wereld te overheersen. De Brit Halford John Mckinder had in zijn beroemd artikel The Geographical Pivot of History (1904) de thesis verdedigd dat de met elkaar verbonden continenten Europa, Azië en Afrika (Afro-Eurazië) de eigenlijke spil van de wereld zijn. Midden in dat “wereldeiland” ligt het zgn. Heartland, dat zich uitstrekt van de Wolga tot de Yangtze: Centraal-Azië. Een zeemogendheid als Groot-Brittannië was volgens Mckinder gedoemd om het af te leggen tegen een continentale mogendheid die er in zou slagen het Heartland op duurzame wijze te domineren, zoals het Russische rijk in het begin van de twintigste eeuw volop aan het realiseren was. Want «Who rules the Heartland, rules the world.»
Spykman daarentegen was van mening dat een zeemogendheid – de VS, die de rol van Groot-Brittannië had overgenomen – wel degelijk het Heartland kon overheersen als zij de controle verwierf over de aan het water gelegen randgebieden van Eurazië: West-Europa, Klein-Azië, Zuid-Azië. Hij noemde dat het Rimland. Wie die geografische streken in zijn greep krijgt, kan aanspraak maken op de wereldheerschappij: «Who controls the Rimland rules Eurasia, who rules Eurasia controls the destinies of the world.»
De visie van Spykman werd na de Tweede Wereldoorlog de geostrategische doctrine van de VS. Om de USSR te counteren sloot Washington allianties met het Rimland, van West-Europa over Turkije en het Iran van de sjah tot Zuid-Korea, de Filippijnen en Japan. In die optiek moet ook de spectaculaire toenadering tot het China van Mao Zedong onder Nixon en Kissinger gezien worden. Deze politiek van containment of insluiting van het Heartland maakte van de VS inderdaad de onbetwiste leider van de wereld, met als kers op de taart de implosie van de Sovjet-Unie.
Ten aanzien van de opkomst van China hebben de Amerikanen een aangepaste versie ontwikkeld van de theorie van Spykman, «godfather of containment». Het komt er nu op aan de eilanden tussen de Indische en de Stille Oceaan aaneen te smeden tot een stevige pro-Amerikaanse ketting en zo elke geopolitieke expansie van Beijing over de wateren te beletten. Het gaat dan om Japan, Taiwan, de Filippijnen, Brunei, Maleisië, Singapore en Indonesië. De grotere «arc of containment» omvat ook India, Pakistan en Afghanistan. Heel die regio is cruciaal in de formidabele en onverbiddelijke krachtmeting tussen de VS en China.
EEN DOOR EN DOOR COMMUNISTISCHE STAAT
De Volksrepubliek voert een economische oorlog tegen de hele wereld, maar in het bijzonder tegen de westerse democratieën, die in de jaren 1990 op sleeptouw genomen werden door de VS in de algemene overtuiging dat de ontwikkeling van China onvermijdelijk zou gepaard gaan met een democratiseringsbeweging. François Godement, adviseur voor Azië verbonden aan de Franse onafhankelijke denktank Institut Montaigne, windt er geen doekjes om: «De idee van een onvermijdelijke democratisering van China is de grootste illusie van het eind van de twintigste eeuw. Het was bovendien een illusie met bijgedachten, want de buitenlandse investeerders hebben veel geld gewonnen door te delokaliseren en gebruik te maken van de goedkope Chinese arbeidskrachten.»
China heeft alle rooskleurige voorspellingen gelogenstraft die de stijging van het levensniveau van de bevolking automatisch zagen leiden tot een vraag naar politieke vrijheid. «Die overmoedige weddenschap, die de voorbije decennia het Leitmotiv was voor de westerse strategie van opening naar Beijing – terwijl ondertussen geloerd werd naar de luchtspiegeling van de Chinese markt – blijkt vandaag een verloren weddenschap», aldus François Falletti in Le Figaro van 2 oktober 2019. Meer dan ooit is het de communistische partij, met aan het hoofd de voor het leven benoemde Xi Jinping, die de lotsbestemming van het land bepaalt. Het Chinese nationalisme is een vals nationalisme of eerder nog het archetype van een op de spits gedreven revolutionair nationalisme dat zich volledig identificeert met de communistische partij.
Meer nog dan de goederen en de productiemiddelen is het de bevolking zelf die het voorwerp uitmaakt van een systeem van massacollectivisme. Dat gebeurt door het hele grondgebied in vakken te verdelen die stuk voor stuk bewaakt worden door controleteams geassisteerd door partijkaders. Het gebeurt ook dankzij een zeer hoogstaande beheersing van allerlei digitale technologieën, die toelaten iedereen van nabij op te volgen. Bovendien is elk individu eigenlijk een “medehandhaver van de orde”, dat wil zeggen een verklikker… Verder is de manier waarop het werk georganiseerd wordt volgens het “996”-principe – werkdagen van 9 uur ’s morgens tot 9 uur ’s avonds en dat 6 dagen per week – een subtiel middel om elke vorm van familiaal leven quasi onmogelijk te maken. Voeg daarbij nog de ontmenselijking door de gedwongen verhuis naar de megasteden en het plaatje is compleet.
En als dat allemaal niet volstaat, zijn er de “heropvoedingskampen” die nog altijd in werking zijn. Heel de wereld weent om het lot van de moslimminderheid in de provincie Xinjiang, hoofdzakelijk Oeigoeren en Kazachen, die met geweld verplicht worden tot sinificatie (“verchinezing”) en communistische indoctrinatie. Veel minder lezen of horen we over onze vervolgde broeders van de ondergrondse Kerk, die met medeplichtigheid van het Vaticaan overgeleverd werden aan de schismatieke “patriottische” staatskerk…
EEN ECONOMISCHE SUPERMACHT
Niet alleen is China geen centimeter van plaats verschoven wat het communisme betreft, het land heeft ook de beweging van zijn economische ontwikkeling omgegooid van het binnenland naar het buitenland. Het gevolg is dat China vandaag aanwezig is op de vijf continenten, waar vanaf het begin van de jaren 2000 gigantische sommen besteed zijn onder de vorm van ofwel echte investeringen, ofwel leningen. De economische macht van China bestaat momenteel uit drie luiken die perfect met elkaar verbonden zijn.
Eerste luik: de aanwezigheid van Beijing op de grote markten van afgewerkte producten, zoals die van de VS – tenminste toch tot 2018, het jaar van de massieve reactie van Washington op bevel van Donald Trump – en van Europa. Op die markten zijn de Chinezen voortaan in staat om te opereren met producten die een grote toegevoegde waarde hebben en getuigen van hoogtechnologisch vakmanschap: smartphones, artificiële intelligentie, gezichtsherkenning, de farmaceutische industrie enz. China heeft zich ook genesteld in alle regio’s op aarde die rijk zijn aan grondstoffen en energiebronnen, waaraan het land een enorme behoefte heeft; het gaat dan om Zuid-Amerika en vooral Afrika, een weerloze prooi, maar ook om het Midden-Oosten en Rusland.
Tweede luik: de fameuze “zijderoutes”, verlengstukken van de Chinese industrieën en staatsbedrijven. Overal in Azië, Europa en Afrika worden infrastructuurnetwerken aangelegd, wegen, spoorlijnen, havens, vliegvelden en telecommunicatiestructuren. Het faraonisch project van het Belt and Road Initiative (BRI), zoals de nieuwe zijderoutes officieel heten, werd in 2013 in gang gezet door Xi Jinping. Het gaat om een van de grootste infrastructurele projecten uit de geschiedenis, waarbij 68 landen betrokken zijn die samen 65 % van de wereldbevolking uitmaken en 40 % van het mondiale BBP. Dankzij de routes over land en over zee kan China de export van zijn producten naar onder meer Europa vlot organiseren en veiligstellen en omgekeerd grondstoffen importeren uit Afrika en het Midden-Oosten.
Derde luik : de financiële macht van China, dat de ambitie koestert om de toekomstige bank van de wereld te worden, meer bepaald via de Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) die gelanceerd werd in oktober 2014 met een startkapitaal van 96 miljard dollar. De AIIB is een Chinees initiatief, mede tot stand gekomen uit onvrede over de bestaande financiële instituten (zoals het IMF en de Wereldbank) die in de ogen van Beijing worden gedomineerd door het Westen. Nagenoeg alle landen van de Aziatisch-Pacifische regio, met inbegrip van Rusland, zijn aandeelhouder van de bank, net als Canada en het merendeel van de Europese naties; maar de zetel van de AIIB bevindt zich in Beijing, de voorzitter is een Chinees en China heeft 30% van het kapitaal in handen en de mogelijkheid om ongewenste beslissingen te blokkeren. In de statuten staat dat 70 % van het kapitaal uit Azië afkomstig moet zijn.
Eind 2017 had de Asian Infrastructure Investment Bank zich al geëngageerd in de financiering van verschillende infrastructuurprojecten in Centraal-Azië (Pakistan, Tadzjikistan, Azerbeidzjan), in de Kaukasus (Georgië), Zuid-Azië (India, Bangladesh), Zuidoost-Azië (Myanmar, Indonesië, Filippijnen), Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Daarmee is de bank een geduchte concurrent voor de in 1966 onder impuls van de VS opgerichte Asian Development Bank (ADB), waarin Japan de hoofdrol speelt.
HET TRIESTE VOORBEELD VAN DJIBOUTI
Maar eigenlijk is de AIIB slechts een uitstalraam. In werkelijkheid worden de grote projecten rechtstreeks gefinancierd door de nationale Chinese banken in weinig transparante omstandigheden. Het gevolg is dat de staten die van de geldelijke steun genieten vaak terechtkomen in een situatie van politieke en economische afhankelijkheid van Beijing. Afrika geeft daar schrijnende voorbeelden van.
Djibouti, in de Hoorn van Afrika, was tot 1977 een Franse kolonie. Nu is China er heer en meester. «De Chinese vlag wappert overal: boven de haven van Djibouti, bij de nieuwe olieterminal die in minder dan twee jaar geconstrueerd werd, aan de ingang van de grootste vrijhandelszone van Afrika die in 2007 ingewijd werd, vóór de Chinese militaire basis naast de haven. Die basis telt 1500 militairen en kan er binnenkort 15.000 huisvesten» (Valeurs actuelles, 11 februari 2021).
Het kleine land werd na de onafhankelijkheid verlaten door de grote Franse bedrijven. Het is een extreem arm land, dat zelfs verplicht is om water en elektriciteit in te voeren. Djibouti ging daarop op zoek naar investeerders… en kwam terecht bij China. «Op een recordtijd, amper zeven jaar, investeerde Beijing 14 miljard dollar in Djibouti. Het resultaat is dat China het land nu koloniseert door de staatsschuld, zoals dat ook al met andere Afrikaanse landen zoals Mozambique gebeurd is. Djibouti staat voor 80 % van zijn schuldenlast in het krijt bij Beijing, een schuldenlast die ondertussen gestegen is van 43 % tot 90 % van het bruto binnenlands product» (ibid.).
Dat zoveel Afrikaanse staatshoofden toch de rode loper blijven uitrollen voor communistisch China heeft ook te maken met de “zakelijke” aanpak van Beijing: de Chinezen bemoeien zich niet met de interne keuken van de regimes. Een heel verschil met de VS, die hun steun afhankelijk maken van de graad van democratie, de mensenrechten en binnenkort zelfs ook – zoals president Biden al heeft aangekondigd – het respect voor de LGBTQ-rechten!
TAIWAN IN HET VIZIER
China is niet meer betrokken geweest bij een belangrijk militair conflict sinds 1979, het jaar waarin het een oorlog uitvocht tegen Vietnam (met een Pyrrhusoverwinning voor Beijing). De Chinezen hebben dus al decennialang geen echte gevechtservaring meer… maar kunnen die wel verwerven als het tot een invasie van Taiwan zou komen.
Na de overwinning van Mao Zedong op de nationalisten en de stichting van de Volksrepubliek in 1949 vluchtten Chiang Kai-shek en zijn regime, en in zijn spoor honderdduizenden Chinezen, naar de eilandprovincie Taiwan, een voormalige Portugese kolonie die toen Formosa heette (het “mooie eiland”). Tijdens de Koreaanse oorlog in 1950 belette de tussenkomst van de Amerikaanse zevende vloot dat de communisten Taiwan zouden binnenvallen. Het eiland incarneerde het “vrije China” en werd door de VS en de meesten van hun bondgenoten erkend als de enige wettige vertegenwoordiger van het Chinese volk, waardoor het zijn zetel in de VN kon behouden en zelfs zijn permanent lidmaatschap van de Veiligheidsraad.
Maar de bondgenoten van het vrije China begonnen al gauw te bezwijken voor de “charmes” van rood China… Frankrijk onder generaal De Gaulle verbrak in 1964 als eerste zijn diplomatieke banden met Taipei en knoopte betrekkingen aan met Beijing. In 1971 kregen de communisten de zetel van China in de VN. Nog later werd Taiwan uit de organisatie buiten gewerkt, liet Japan het eiland vallen en zocht Washington onder Nixon toenadering tot Mao, met als resultaat de verhuis van de Amerikaanse ambassade naar Beijing in 1979 en de geleidelijke terugtrekking van de VS-troepen uit het eiland. Op 20 maart 1979 protesteerden alle bisschoppen van Taiwan tegen dat laffe verraad in een open brief die door abbé de Nantes in La Contre-réforme catholique au 20ième siècle gepubliceerd werd.
Toch werd het vrije China niet volledig opgegeven, want onder druk van anticommunistische politici stemde het Amerikaanse Congres kort daarop de Taiwan Relations Act die president Carter ertoe dwong Taiwan de nodige middelen te geven om zich te kunnen verzetten tegen een gedwongen eenmaking met de Volksrepubliek. Deze wet rechtvaardigt tot op vandaag de verkoop van wapens aan Taipei en laat bewust een dreigende dubbelzinnigheid bestaan over wat de Amerikaanse reactie zou kunnen zijn op een aanval van het communistisch regime op het eiland.
Ondertussen kende Taiwan een geweldige economische bloei, terwijl de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie van «roerganger» Mao rood China in de ellende stortten.
Vandaag is het echter de beurt aan communistisch China om economisch te floreren, waardoor het de middelen heeft om de provincie die al sinds 1949 dapper standhoudt terug in het gareel te dwingen. Zowel in Taipei als in Washington is men zeer beducht voor de nabije toekomst, met in het achterhoofd het lot van Hongkong: dat wordt volop en zonder pardon gelijkvormig aan de rest van China gemaakt, in flagrante overtreding van de met het Verenigd Koninkrijk gesloten overeenkomst uit 1997; die voorzag in een overgangsperiode van vijftig jaar waarin voor Hongkong niet dezelfde wetten zouden gelden als voor rood China (“één land, twee systemen”). Gedaan met die eigen koers, besliste Xi.
EEN OPEN CONFLICT IN DE ZUID-CHINESE ZEE?
Het geostrategisch belang van de Zuid-Chinese Zee kan moeilijk overschat worden. Niet alleen zijn de wateren ervan zeer visrijk (10 % van de wereldvangst!), maar de bodem bevat ook reusachtige voorraden olie en gas: de aardoliereserves zouden goed zijn voor 7,7 miljard vaten, de aardgasreserves worden geschat op 7500 km³. Door de zee loopt de drukste maritieme route ter wereld, waarlangs bijna 40 % van de wereldhandelstrafiek passeert. Zeven van de grootste havens op aarde zijn er afhankelijk van: Shanghai, Shenzhen, Hongkong, Singapore, Busan (Zuid-Korea), Dubai en Rotterdam. Bovendien heeft de zee een groot militair belang voor China, omdat ze de mogelijkheid tot “strategische diepte” geeft, meer bepaald voor de Chinese kernonderzeeërs die hun basis hebben op het eiland Hainan.
Aan de zee liggen buiten China ook de Filippijnen, Maleisië, het sultanaat Brunei, Vietnam en Taiwan. Allemaal maken ze aanspraak op een deel van de wateren… en op wat eronder steekt.
Volgens het VN-zeerechtverdrag (1982) mag een staat een exclusieve economische zone instellen van maximaal 200 zeemijlen vanaf zijn kust. China beweert echter «historische rechten» te hebben op nagenoeg de volledige zee. Beijing bakent zijn territorium af met de zgn. “lijn met negen strepen” (zie de landkaart) en palmt daarmee zones van andere landen in, met hoogoplopende ruzies tot gevolg. In 2013 maakten de Filippijnen een zaak aanhangig bij het Permanente Hof van Arbitrage in Den Haag met betrekking tot Scarborough Shoal, een zandbank in de buurt waarvan Chinese vissersschepen actief waren. Manila kreeg gelijk, maar China liet weten dat het de juridische bevoegdheid van het Hof niet erkende.
Beijing voert een politiek van het voldongen feit en gaat gewoon door met het bezetten en militariseren van de Paracel- en Spratley-eilanden, twee archipels die bestaan uit overwegend onbewoonde eilandjes en riffen. «De Chinezen willen een “muur van zand” oprichten door de eilanden om te vormen tot luchtmachtbases. Door de aanleg van grote kunstmatige eilanden krijgt China de beschikking over militaire steunpunten voor zijn marine en luchtmacht die veel dichter bij de Filippijnen en Vietnam liggen dan bij zijn eigen kust…» (geopoliticus Renaud Girard).
Het is dus maar al te duidelijk dat de handelwijze van China in de Zuid-Chinese Zee er op gericht is de “arc of containement” van de Amerikanen te doorbreken. Maar Washington neemt de handschoen op: begin februari voerden twee vliegdekschepen, de USS Nimitz en de USS Theodore Roosevelt, samen met hun respectievelijke flottieljes gezamenlijke manoeuvres uit in de betwiste wateren van de Zuid-Chinese Zee.
Begin maart van dit jaar «kondigde de Chinese communistische partij aan dat Beijing zijn jaarlijkse defensie-inspanning zou verhogen met maar liefst 6,8 %, waardoor het nu zal gaan om 280 miljard dollar. Tegelijkertijd bevestigde het regime zijn sterke oppositie tegen “Taiwanees separatisme”. Op hetzelfde moment tasten de VS diep in hun zakken in een poging om Beijings regionale invloed terug te dringen. Amerikaanse militaire leiders zouden naar verluidt op zoek zijn naar een extra bedrag van 27,4 miljard dollar om “een netwerk van raketten voor precisiebombardementen te installeren op de zgn. eerste eilandenketting, die loopt van Japan tot de [pro-Amerikaanse] staten aan de Zuid-Chinese Zee» (Tom Fowdy in Russia Today van 5 maart 2021).
De twee vijanden beloeren elkaar en proberen elkaar te overbluffen… terwijl de rest van de wereld bang afwacht.
broeder Bruno van Jezus-Maria
& redactie KCR