DE ACTUALITEIT DOORGELICHT
SEPTEMBER 2021
DE KWESTIE VAN DE CANADESE INTERNATEN
EIND mei van dit jaar kwam Canada in het wereldnieuws door de opzienbarende ontdekking van kinderlijken in massagraven. «De bijna duizend lichamen van autochtone kinderen in massagraven werden onlangs gevonden doordat met radartechnieken onder de grond kon gekeken worden, aldus de Federation of Sovereign Indigenous First Nations [in Canada wordt de oorspronkelijke bevolking van indianen en inuit aangeduid met de term “First Nations”]. Volgens rapporten werden 150.000 inlandse kinderen weggevoerd en opgesloten in de katholieke scholen, waar zij werden gemarteld met de bedoeling hun cultuur en hun taal uit te wissen. Ze werden seksueel misbruikt, men dreef naalden door hun tong als zij hun eigen taal spraken en ze werden gesteriliseerd, om maar enkele voorbeelden te geven van de vele gruwelijke praktijken» (Eva Bartlett, een Canadese onafhankelijke journaliste en activiste [!], in RT van 4 juli 2021).
Heeft die horror werkelijk plaatsgevonden? In het katholieke onderwijs? In plaats van al onmiddellijk op de knieën te vallen en mea culpa te slaan, zoals de vertegenwoordigers van de Kerk tegenwoordig zo gemakkelijk doen, moeten we deze zaak eerst ten gronde onderzoeken. We laten daarom hieronder de vertaling volgen van het artikel dat broeder Pierre van de Transfiguratie enkele jaren geleden aan de kwestie wijdde – want wat ons als een donderslag bij heldere hemel voorkomt, gaat in Canada al jaren over de tongen.
Na het schandaal van de autochtone pensionaten dat de religieuze communauteiten bezoedeld heeft, is het belangrijk om zich een juist idee te vormen over de regeringspolitiek die aan de basis lag van de oprichting van die pensionaten. De universitaire thesis van James Daschuk uit 2013, uitgegeven bij de Presses de l’Université Laval onder de titel La destruction des Indiens des Plaines (De vernietiging van de prairie-indianen), onthult die politiek genadeloos.
De thesis heeft als allereerste bedoeling uit te leggen waarom er in het Westen van Canada op gezondheidsvlak zo’n groot verschil is tussen autochtonen en allochtonen. Ze ontleedt daarom «de materiële voorwaarden, bepaald door economische en omgevingsfactoren» die geleid hebben tot dat verschil. Maar uiteindelijk bevestigt zij de stellingen van Maureen Lux en Mary-Ellen Kelm, die al vanaf de jaren 1990 de neergang van de autochtone bevolking wetenschappelijk verklaarden door het racisme van de kolonisten en de regeringspolitiek.
De eerste hoofdstukken zijn al erg interessant en onderzoeken het komen en gaan van de indianenstammen in het Noordwesten van Canada vanaf het begin van de pelshandel, vooral sinds de aanvang van de 18de eeuw. De auteur toont aan waarom sommige stammen volledig verdwenen en andere hun territorium konden uitbreiden: de verklaring ligt in de epidemieën veroorzaakt door de ziekten die de Europeanen ongewild overbrachten op de plaatselijke bevolking, die er niet immuun voor was, en door de eisen van de handel: «De handpalm van de handelaar zat vol onzichtbare microben […] die over de prairies dodelijke ziekten zouden ontketenen en een hecatombe zonder voorgaande. Tussen 1730 en 1870 verwoesten verschillende epidemieën het Noordwesten van Canada. We moeten wachten op de eerste vaccinatiecampagnes om hun overdracht van generatie op generatie in te dijken en hun impact te verminderen.»
Daschuk besteedt weinig aandacht aan de congregatie van de oblaten van Maria-Onbevlekt, die hun apostolaat in die uitgestrekte gebieden beginnen in het midden van de 19de eeuw. De auteur merkt op dat de Compagnie van de Hudsonbaai, een Brits privébedrijf dat eigenaar is van de bewuste streken, de aanwezigheid van die geestelijken heeft geaccepteerd toen ze er haar voordeel kon mee doen. De katholieke missies, waaraan ook scholen, zorgcentra en instituten voor het aanleren van een beroep of opleiding tot landbouwer verbonden zijn, maken dat de bekeerde bevolking sedentair wordt. Ze hebben dus een essentiële rol gespeeld in de ontwikkeling van de autochtonen.
CANADA PALMT HET NOORDWESTEN IN
Alles verandert op 1 juli 1867 met de stichting van de Canadese Confederatie en het aantreden van een federale regering. Sinds het midden van de 19de eeuw is de greep van de Compagnie van de Hudsonbaai op de territoria waar de inlandse bevolking woont sterk verminderd: kolonisten installeren zich in de praktijk waar het hen goeddunkt, terwijl de autochtonen getroffen worden door de uitdunning van de bizonkudden en binnen het bestek van twintig jaar het slachtoffer worden van vier opeenvolgende epidemieën (griep, pokken, roodvonk en kinkhoest).
In de jaren 1864 en volgende mislukken de oogsten vier jaar op rij, om diverse redenen. Een algemene hongersnood treft het Canadese Westen in 1868, zodanig zelfs dat een internationale hulpcampagne voor de getroffenen gelanceerd wordt, met de hulp van de gloednieuwe Canadese regering. Maar de ongelukkige inlandse bevolking ziet nooit een cent: Ottawa eigent zich de ingezamelde geldsommen toe om er de aanleg van een route tussen het Bovenmeer en Rivière-Rouge (Québec) mee te financieren… Premier John Macdonald is namelijk uit op de betrokken territoria en denkt dat de Compagnie ze gemakkelijker zal afstaan als de kosten voor de hulpverlening hoger liggen dan de winsten die zij er maakt. Inderdaad komen de Northwest Territories in 1869 onder de jurisdictie van Ottawa terecht.
Omdat de agenten van de Compagnie geen gezag meer hebben, maar de regering anderzijds nog geen ambtenaren heeft kunnen installeren, heerst in het gebied al vlug wetteloosheid. De Territories worden een schuilplaats voor allerlei bandietenbendes die op de vlucht zijn voor de ordehandhavers van de VS en het geweld wordt er dagelijkse kost. Net op dat ogenblik breekt een nieuwe epidemie van pokken uit. De Compagnie van de Hudsonbaai is er niet meer om de voortgang van de ziekte te volgen dankzij haar netwerk van posten en om vaccinatiecampagnes te organiseren. De Canadese regering van haar kant, die heel goed weet dat deze gesels geregeld ravages aanrichten onder de plaatselijke bevolking, heeft niets voorzien om het kwaad in te dijken.
Pas eind 1870 richt men een Gezondheidsraad op om de noodzakelijke maatregelen te treffen. Ondertussen heeft de epidemie al 3500 slachtoffers gemaakt; het aantal zou ongetwijfeld nog veel hoger gelegen hebben zonder de toewijding van een geneesheer van de Compagnie, dokter Mckay, die heel de streek tussen Athabasca en Saskatchewan doorkruiste, en zonder de paters oblaten Petitot en Seguin, die 1700 personen vaccineerden in het stroomgebied van de Mackenzie.
James Daschuk brengt trouwens hulde aan de heldhaftige houding van de missionarissen tijdens deze epidemie en meer bepaald van Mgr. Vital-Justin Grandin: «In Fort Carlton trekt de katholieke bisschop Vital Grandin van tent tot tent om te proberen wat vertroosting te brengen aan de zieken. Hij bezat geen enkel medicament om de gesel te bestrijden […] maar hij hoorde de biecht van de stervenden door zijn hoofd vlakbij hun mond te plaatsen en zo te luisteren naar hun uitgeput gefluister vol pijn en berouw. Talrijk waren zij die hem om het doopsel vroegen alvorens te sterven.» Het dagboek van de missie spreekt inderdaad over tweeduizend doopsels in de zomer van 1870.
De Gezondheidsraad komt te laat in actie en wil zelfs geen rekening houden met de resultaten behaald door Dr. Mckay en de oblaten, omdat die zonder instemming van de Raad gehandeld hebben! In plaats daarvan wordt een cordon sanitaire afgekondigd rond de besmette zones… die niet meer besmettelijk zijn. Maar daardoor worden zij beroofd van elke bevoorrading bij het begin van de winter. Gevolg: hongersnood bovenop de epidemie.
OORLOG OP HET NIPPERTJE VERMEDEN
Al die dramatische gebeurtenissen leiden er uiteraard toe dat de autochtonen een algemene oorlog willen ontketenen tegen de nieuwkomers, de kolonisten, die zij van alle ellende beschuldigen. Gelukkig kunnen de katholieke missionarissen de streek sparen van deze derde gesel, dankzij hun invloed op het belangrijkste stamhoofd, een recente bekeerling. Zo groeit de idee om verdragen te sluiten tussen de Canadese staat en de autochtonen.
Voor de oorspronkelijke bewoners van Canada gaat het er om erkenning te verkrijgen van hun eigendomsrecht ten overstaan van de steeds talrijker wordende kolonisten. Maar bij de regering speelt een geheime agenda: zij wil met de verdragen alleen tijd winnen en de vrede afkopen om vervolgens haar gesprekspartners zo vlug mogelijk uit te schakelen, want die beschouwt zij als de voornaamste hindernis voor de economische ontwikkeling van die uitgestrekte territoria.
Een eerste verdrag wordt ondertekend in 1871. Het is enkel van toepassing op de gebieden ten oosten van de rivier Rouge (Red River). Andere verdragen volgen, zone na zone in de richting van het Westen. In 1873 volgt de liberaal Alexander Mackenzie de conservatief Macdonald op, maar aan de indiaanse politiek verandert niets.
Bij de onderhandeling van de verdragen wacht de regering opzettelijk tot de verzwakte stammen op het punt van rebellie staan, want één na één verdwijnen hun middelen tot overleving: de bizons, de magazijnen van de Compagnie van de Hudsonbaai die voor hen gesloten zijn omdat ze geen pelzen meer aankoopt, het beroep van roeier nu de stoomboten steeds talrijker worden op de meren. De spanning stijgt in 1873-1874. De ondertekening van verdrag nr. 4 in de herfst van 1874 verloopt slecht; de drieduizend autochtonen die daarbij aanwezig zijn, geven er zich rekenschap van dat men misbruik maakt van hun zwakte en weigeren daarom de ceremoniële vredespijp te roken.
Het plan van de regering is om de indianen een vaste woonplaats te geven in reservaten, maar zonder hen de middelen te geven om echte landbouwers te worden. Daardoor blijft hongersnood heersen. Bovendien begint de tuberculose een vreselijke slachting aan te richten; vanaf 1880 is tbc de eerste doodsoorzaak in de reservaten.
DE HONGERDOOD STERVEN OF ZICH ONDERWERPEN
De fameuze slag bij de Little Bighorn (25 juni 1876), waarbij de Amerikaanse troepen van generaal Custer in de pan gehakt werden door de Sioux, deed de Canadese regering besluiten om in allerijl verdrag nr. 6 te ondertekenen, met stammen die weliswaar heel erg verzwakt waren, maar nog altijd in staat om zich te verenigen met de triomferende Sioux. Tegelijkertijd wou Ottawa zich meer dan ooit ontdoen van een mogelijke indiaanse dreiging en verhardde daarom zijn politiek.
De Canadese onderhandelaars begonnen met de weigering om in het verdrag het engagement op te nemen dat zij voedselhulp zouden verstrekken in geval van hongersnood of een epidemie, onder het voorwendsel dat de autochtonen niet “lui” mochten worden! Toen de Cree-indianen de gratis verstrekking van medicijnen vroegen, werd hen geantwoord dat «een koffer met medicamenten zal bewaard worden in het domicilie van elke regeringsagent voor de indianen, voor het geval één van jullie ziek wordt». James Daschuk toont aan dat de regering in de periode 1877-1882 «slechts met mondjesmaat op de hongersnoden reageerde om haar eigen plannen voor de ontwikkeling van het Westen te begunstigen door de definitieve onderwerping van de autochtone bevolking, die ondervoed was en meer en meer gedecimeerd werd door de ziekten».
Eerste-minister Mackenzie doet al het mogelijke om niet te moeten ingaan op de dwingende vragen naar voedselhulp. Hij weigert kredieten ervoor toe te kennen met het argument dat dit tot de bevoegdheid van de lokale gezagsdragers behoort… die geen enkele vorm van inkomsten hebben! Sommige plaatselijke functionarissen kunnen de tragedie die zich voor hun ogen afspeelt niet aanzien. Zo neemt luitenant-generaal Morris het op zich om runderen aan te kopen en onder de autochtonen te verdelen, maar hij wordt daarvoor ontslagen. Schokkend is ook wat er gebeurt met Dr. Daniel Hagarty, in 1878 benoemd tot medisch inspecteur van de Northwest Territories. Deze bekwame man slaagt er in om de pokken in het Noordwesten uit te roeien. Maar blijkbaar is hij té bekwaam: wanneer hij de uitbraak van tbc binnen het geheel van de indianenstammen vaststelt en een efficiënte politiek wil opzetten om de plaag in te dijken, wordt hij simpelweg naar Ottawa teruggeroepen en wordt zijn functie opgedoekt.
Eigenlijk is het de verdeling van rundsvlees die aan de oorsprong ligt van deze epidemie. De verdwijning van de bizonkuddes wordt inderdaad gecompenseerd door de invoer van reusachtige hoeveelheden runderen uit onder meer Texas: meer dan 10 miljoen stuks op twintig jaar tijd. Helaas zijn er onder deze dieren geregeld exemplaren die aangetast zijn door rundstuberculose; door consumptie van besmet vlees kan de ziekte op de mens overgaan. Dat gebeurt ook en des te gemakkelijker omdat de indianen hetzelfde doen als met bizonvlees: ze eten het rauw of gedroogd. De dodentol in 1880 en de daaropvolgende jaren is catastrofaal.
In 1878 is Macdonald terug aan de macht gekomen en vanaf dat jaar regeren de conservatieven het land tot in 1898. Zij zijn dus de grote verantwoordelijken van wat zal gebeuren, zelfs al hebben zij met het akkoord van de liberale partij gehandeld. De eerste-minister heeft perfect begrepen welke voordelen hij kan halen uit de situatie om zijn droom te verwezenlijken: de aanleg van een transcontinentale spoorweg «zonder menselijk obstakel», anders dus dan de zuiderburen die voor hetzelfde project voortdurend met de indianenstammen moeten afrekenen.
Alle rapporten van de bereden politie en van de ambtenaren belast met de instelling van de reservaten zijn in die tijd unaniem in het constateren van de verbazingwekkende onderwerping van de autochtonen. De (opzettelijk verzwegen) reden is dat zij op dat ogenblik al in grote mate bekeerd zijn tot het christendom. Ze begrijpen allemaal dat de vernietiging van de bizons een einde maakt aan hun traditionele levenswijze. Verstandhouding met de blanke regering is voor hen een kwestie van overleven. Maar wat zij zich niet kunnen voorstellen, en hun missionarissen evenmin, is dat die regering niet uit is op hun overleving, maar op hun verdwijning.
RESERVATEN VOOR EEN STERVENDE BEVOLKING
Macdonald verbiedt de verdeling van kledij of dekens, terwijl de indianen bij gebrek aan bizons niets meer hebben om die zelf te vervaardigen. Hij profiteert van de eerste dodelijke schermutselingen tussen autochtonen en kolonisten om de voedselhulp nog verder terug te schroeven. Ten gevolge van een gerucht als zou de regering bewust de Zwartvoeten uithongeren, lopen de zaken in januari 1882 uit de hand en komt het tot een gewapend treffen dat een einde maakt aan tien jaren van goede verstandhouding tussen die indianenstam en de bereden politie. Voor de premier is het een excuus om geen enkele extra dollar meer vrij te maken.
In overtreding van de gesloten verdragen wordt de karige voedselbevoorrading vanaf dan nog enkel toegekend aan de indianen die in de reservaten wonen. De bereden politie, die de autochtonen volgens de overheid te gunstig gezind is, wordt onder het gezag van het ministerie voor indianenzaken geplaatst; de Mounties zullen voortaan de politiek van dat ministerie genadeloos moeten toepassen. Op die manier bereikt Macdonald zijn doel: het Noordwesten is vrij voor de kolonisten vermits de oorspronkelijke bevolking ondergebracht is in de reservaten en de hardnekkige indianen van honger omkomen. In augustus 1883 bereikt de eerste trein zonder problemen Calgary en twee jaar later Vancouver.
Hoe dan ook gaat de toestand van de indianen in de reservaten verder achteruit. Zij blijven ondervoed en vatbaar voor alle mogelijke ziekten. Het getuigenis van pater Cochin spreekt boekdelen: «Ik zag de kinderen naar mij toekomen om onderricht te krijgen, naakt, vel over been en stervend van de honger. Die arme kleinen kwamen naar de catechismusles en de school bij een temperatuur van min 30 of min 40, gehuld in een paar vodden met gaten erin. Het was erbarmelijk om aan te zien. Het was allicht eerder de hoop op een stuk droge koek dan het verlangen om onderricht te krijgen dat hen ertoe dreef zichzelf elke dag dat wrede offer op te leggen.»
Het systeem van de reservaten, dat wezenlijk racistisch was, werd beheerst door een verwant van Macdonald: Lawrence Vankoughnet, die slechts één keer – met de trein – in de Northwest Territories geweest was en van de plaatselijke realiteit niets afwist. Hij toonde zich een ware maniak in het voortdurend verminderen van de uitgaven van het ministerie voor indianenzaken, waarvan hij de hoogste ambtenaar was. Op een dag besloot hij dat enkel «indianen die bewijzen dat ze hun plan kunnen trekken» nog steun zouden krijgen. Hij liet uitrekenen wat de minimale portie eten was waarop men kon overleven en gaf opdracht dat zieken nog enkel medicijnen op doktersvoorschrift zouden krijgen, maar geen voedsel.
DE REVOLTE VAN 1885
In 1885 komen de métis – afstammelingen van gemengde huwelijken tussen voornamelijk Franse kolonisten en inlandse vrouwen – in opstand tegen de Canadese regering omdat die hun rechten miskent. Al snel sluiten de Cree-indianen zich bij de revolte aan en volgen er moordpartijen. Maar Macdonald smoort de opstand in het bloed. De overheid jaagt op de overlevende rebellen, die vaak zelfmoord plegen liever dan in de handen van de blanken te vallen. Uit schrik voor represailles verlaten veel autochtonen de reservaten.
Zelfs de groepen die zich overgeven, worden zeer streng bestraft. Bepaalde beschuldigden – zonder advocaat! – worden veroordeeld tot publieke ophanging, om een voorbeeld te stellen. De eerste-minister hecht zijn goedkeuring aan die praktijken «die de roodhuiden moeten leren dat het de blanken zijn die commanderen». Niettemin stellen kranten in het Oosten van Canada de slechte behandeling van de indianen aan de kaak, maar al te grote schandalen worden door Ottawa snel in de doofpot gestopt.
Rond die tijd is er een explosie van geslachtsziekten in het Westen waarvan de oorzaak niet kan ontkend worden: jonge indiaanse vrouwen komen in de prostitutie terecht en meisjes die amper geslachtsrijp zijn worden aan blanken verkocht voor 10 dollar… Het is bovendien geweten dat moorden op indianen en vooral op indiaanse vrouwen nooit onderzocht worden of het voorwerp van gerechtelijke vervolging uitmaken.
De regering besluit ook om de revolte van 1885 aan te grijpen om het stammensysteem te vernietigen. Verschillende stamhoofden, ook gematigde, worden om futiele redenen in de gevangenis geworpen. In de reservaten geldt voortaan dat gronden individueel toegewezen worden en dat alle handel onderworpen is aan officiële goedkeuring – een handige maatregel om de indianen te beletten zich te integreren in de lokale economie. Kortom, heel het leven van de inlandse bevolking wordt volledig gedesorganiseerd. De voltooiing van de Canadian Pacific Railway tenslotte is het startsein voor een massieve kolonisatie van het Westen en de komst van nieuwe besmettelijke ziekten. De autochtone prairiebevolking bereikt dan haar laagste demografisch niveau. Tussen 1885 en 1889 vermindert zij met 50 % en uiteindelijk blijven er nog slechts 15.000 personen over, die allemaal onderworpen zijn aan het ministerie voor indianenzaken...
DE KATHOLIEKE MISSIONARISSEN, DE ENIGE VERDEDIGERS VAN DE AUTOCHTONEN
Macdonald nam vervolgens het initiatief tot de oprichting van het Indian residential school system, een netwerk van scholen dat geschapen werd in dezelfde geest die uit al het voorgaande spreekt: inlandse kinderen weghalen uit de reservaten om hen te onttrekken aan de invloed van hun eigen cultuur en hen te assimileren met de dominante blanke cultuur. De scholen werden opzettelijk gesticht op plaatsen die ver verwijderd waren van de reservaten zodat de kinderen op pensionaat moesten en hun ouders hen zo weinig mogelijk zagen. In 1894 werden alle autochtone kinderen verplicht leerling te worden van dergelijke scholen, waarvan de regering het onderricht toevertrouwde aan katholieke en protestantse missionarissen.
Het is bijgevolg duidelijk dat de katholieke Kerk in essentie niets te maken had met het Indian residential school system. Zij was integendeel de enige die zich verzette tegen deze racistische politiek en zij zocht vervolgens naar middelen om de verwoestende effecten ervan te verzachten. Zeker, de missionarissen hebben uiteindelijk aanvaard om de zorg op te nemen voor een deel van deze instellingen, zoals ze het principe van de reservaten noodgedwongen hebben moeten slikken. Hadden zij een andere keus? Weigeren betekende dat zij hun gelovigen in de steek zouden laten en niet meer in staat zouden zijn om goed voor hen te doen en hun toestand draaglijk te maken.
James Daschuk heeft de eerlijkheid op te merken dat veel indiaanse families hebben kunnen ontkomen aan de hongersnoden of zelfs aan opsluiting in de reservaten dankzij de basisvorming die zij in de scholen kregen. Zo konden zij hun wettelijk statuut van indianen inruilen voor het meer voordelige van métis.
Vandaag de dag is het dus gemakkelijk en goedkoop om de katholieke internaten te beschuldigen van “culturele genocide”, alsof zij verantwoordelijk waren voor het verlies van de voorouderlijke levenswijze van de autochtonen.
Het is belangrijk eraan te herinneren dat Mgr. Taché, de aartsbisschop van Saint-Boniface, en Mgr. Grandin, de bisschop van Saint-Albert, al vijftien jaar vóór de oprichting van de internaten door de Canadese regering zelf een heel netwerk van katholieke opvoeding hadden georganiseerd met de hulp van de grijszusters. In de schaduw van de missies, dat wil zeggen vlakbij de woonplaats van de ouders, openden zij scholen voor kinderen van 6 tot 14 jaar. Het onderwijs was er niet van theoretische aard, maar aangepast aan hun toekomstige levenswijze én met behoud van hun moedertaal. De missiebisschoppen wilden de kinderen zeker en vast onttrekken aan het heidens leven met zijn ruwheid en toverpraktijken, maar niet aan hun ouders: zij wilden er apostelen van maken met het oog op de bekering van de volwassen indianen.
Dergelijke scholen wou Mgr. Grandin ook openen in de reservaten. «Hun voorbeeld zou een weldoende invloed uitoefenen op de andere kinderen en op de volwassenen zelf. Na hun huwelijk zouden zij even zovele voorbeelden voor hun volk zijn en vóór het verstrijken van een eeuw zouden de “wilden” verdwenen zijn als wilden. Ze zouden leven als beschaafde volkeren, ze zouden nuttig zijn voor het land en deel uitmaken van de samenleving.» Maar Macdonald ging niet in op het verzoek en schrapte zelfs de subsidies aan de katholieke scholen in de missies, tenzij de bisschop zou accepteren dat ze door leken gerund zouden worden…
Als overtuigde calvinist wou Macdonald de uitroeiing van de First Nations; de heilige bisschop daarentegen wou hun vooruitgang en hun welzijn en was er op uit voor hen de Hemel te openen. De een misprees hen, de ander hield van hen.
De racistische en onmenselijke politiek van de federale regering in de tweede helft van de 19de eeuw, waarvan de gevolgen desastreus waren, is vandaag het voorwerp van zware kritiek. Maar de conservatieve en liberale Canadese politici doen niet wat ze zouden moeten doen: hun voorgangers met de vinger wijzen en afstand van hen nemen. In plaats daarvan prevelen ze vrijblijvende excuses, in de hoop allicht op enkele bijkomende stemmen bij de volgende verkiezingen, maar zonder wat dan ook te veranderen aan de huidige trieste toestand van de autochtonen. En tegelijkertijd besmeuren zij het werk van de katholieke missionarissen, die er alles aan gedaan hebben om zich te verzetten tegen de geprogrammeerde genocide uitgedacht door de “vaders van het vaderland”!
WAT DE BISSCHOPPEN VAN CANADA HADDEN MOETEN ZEGGEN EN DOEN
1. De internaten waren een schepping van de federale conservatieve partij in het kader van een politiek van uitroeiing van de autochtone bevolking. De Kerk, in de persoon van de toenmalige bisschoppen en vooral van de heilige Mgr. Grandin, heeft er zich uit alle kracht tegen verzet.
2. Om de paters oblaten te dwingen een groot deel van deze internaten voor hun rekening te nemen, heeft de regering simpelweg alle subsidies geschrapt die hen in staat stelden hun eigen scholen te doen draaien, die in de nabijheid van de gezinnen gevestigd waren.
3. Toen de liberale partij aan de macht kwam, heeft ze deze exterminatiepolitiek bewust verdergezet.
4. De internaten werden niet alleen aan de katholieke geestelijken toegekend, maar ook aan andere christelijke belijdenissen, zonder dat rekening werd gehouden met het geloof van ouders en kinderen.
5. Alvorens er over slechte behandeling van de schoolkinderen gesproken wordt, moet de Kerk vragen om een autopsie van de stoffelijke resten om de oorzaak van de aanwezigheid van deze beenderen te bepalen. In afwachting van de resultaten mogen de bisschoppen niet aarzelen om gerechtelijke stappen te ondernemen tegen elke persoon en alle media die durven spreken van slechte behandeling.
6. Het is heel goed mogelijk dat deze kinderen het slachtoffer waren van de Spaanse griep, maar waarschijnlijker nog van de slechte voeding of de tuberculose veroorzaakt door de regeringspolitiek, die ernaar streefde de voedselhulp aan de autochtone bevolking tot een zo laag mogelijk niveau te doen dalen.
7. Als wat wij hierboven zeggen de waarheid zou blijken te zijn, dan moet de Kerk – en meer bepaald de congregatie van de oblaten – excuses eisen van Ottawa en mag zij zelfs dankbetuigingen verwachten voor alles wat zij gedaan heeft om de oorspronkelijke bevolking te redden van hun harde levensomstandigheden, van de hongersnoden en van de racistische handelwijze van de politieke verantwoordelijken.
broeder Pierre van de Transfiguratie & redactie KCR