Het offer van president Garcia Moreno

Op 6 augustus 1875 maakten sluipmoordenaars een einde aan het leven van een uitzonderlijk man : Gabriel Garcia Moreno, de president van de Zuid-Amerikaanse republiek Ecuador. Dertig jaar nadat zijn land de onafhankelijkheid had uitgeroepen schoof hij de anarchistische beginselen van het liberalisme, dat heel het subcontinent in zijn greep had, resoluut opzij en vestigde hij een katholiek regime temidden van landen die door de vrijmetselarij overheerst werden.

DE VRIJMETSELARIJ MAAKT ZICH MEESTER 
VAN ZUID-AMERIKA

IN het begin van de negentiende eeuw had de vrijmetselarij zich stevig ingeplant in Latijns-Amerika. Zij bestreed de Spaanse Kroon die nog steeds, zij het niet zonder moeite, haar gezag uitoefende over haar kolonies in het zuiden van het continent. Opstanden volgden elkaar op, waarbij twee namen moeten onthouden worden : Miranda en Bolivar. Zij symboliseren de opkomst van een nieuwe politieke klasse die zich laat leiden door de ideeën van de Franse filosoof Montesquieu en door het voorbeeld van Engeland, en niet meer door de Spaanse katholieke traditie waarmee zij bewust breekt.

Francisco de Miranda (1750-1816), geboren in Caracas, was een groot bewonderaar van de Verenigde Staten en had in Frankrijk als generaal meegevochten tijdens de Revolutie. Hij maakte zich meester van de macht in Venezuela, dat hij twee jaar lang als dictator regeerde. In 1812 werd hij overwonnen door de Spanjaarden en stierf kort nadien in de gevangenis.

Bolivar

Simon Bolivar (1783-1830), een Venezolaans aristocraat, was één van zijn luitenanten en volgde hem op. In 1819 slaagde hij er in de Spaanse royalisten te overwinnen, waarna hij de onafhankelijkheid uitriep van Groot-Colombia, d.w.z. het huidige Colombia, Venezuela en Panama. Hij wou dat de Spaanse bezittingen in Zuid-Amerika zich zouden losscheuren van de Spaanse Kroon en samen één staat zouden vormen, naar het voorbeeld van de Verenigde Staten. Daarom wakkerde hij de opstand aan in de gebieden ten zuidwesten van Colombia : Ecuador, Peru en Bolivië, die hij één na één aanhechtte bij Groot-Colombia. De « bevrijde » streken vielen echter ten prooi aan anarchie en armoede. Bolivar erkende dit kort vóór zijn dood : « Ik schaam me het te moeten toegeven : de onafhankelijkheid is een goed dat wij veroverd hebben, maar ten koste van elk ander goed. » Groot-Colombia overleefde hem niet. Eén van de helden uit de strijd tegen Spanje, generaal Juan-José Flores, stichtte daarop de staat Ecuador die hij een republikeinse grondwet gaf en waarvan hij de eerste president werd.

IN DE CASTILIAANSE TRADITIE

Guayaquil, het belangrijkste financieel en economisch centrum van Ecuador in de tijd van Garcia Moreno.

Gabriel Garcia Moreno werd geboren op 24 december 1821 in Guayaquil, de voornaamste havenstad van Ecuador. Zijn jeugd speelde zich volledig af tegen een achtergrond van politieke onrust en burgeroorlogen. Want de nederlaag van Spanje belette niet dat een groot deel van de elite van de nieuwe onafhankelijke staten gehecht bleef aan de katholieke traditie. Zij vormde de conservatieve partij, die de handschoen opnam tegen de voorstanders van de nieuwe antikatholieke orde, de liberalen. Dit neemt niet weg dat elk van beide partijen samengesteld was uit verschillende strekkingen, die in min- of meerdere mate koningsgezind waren bij de conservatieven en min of meer revolutionair bij de liberalen. Voegen we er tenslotte nog aan toe dat de grote fortuinen, die voortgekomen zijn uit de onafhankelijkheid of erdoor bevestigd zijn, allianties met beide partijen hebben gesmeed.

De Garcia Moreno’s waren conservatief en monarchistisch. De vader van de toekomstige president van Ecuador, don Gabriel Garcia Gomez, was een uitgeweken Castiliaanse edelman. Kort na zijn aankomst in de Nieuwe Wereld was hij gehuwd met doña Mercedes Moreno, van wie de nonkel aartsdiaken in Quito was en een befaamd verdediger van de pauselijke onfeilbaarheid ; haar broer, een invloedrijk magistraat, kreeg een zoon die kardinaal-aartsbisschop van Toledo zou worden.

Quito, de oude Incastad die na de onafhankelijkheid de hoofdplaats werd en waarboven de reusachtige vulkaan Pinchincha oprijst.

Gabriel is de jongste van het gezin. Zijn drie broers en drie zussen blijven heel hun leven lang trouw aan de familietradities, wat niet zonder verdienste is want de beproeving treft het huishouden al vlug. In 1830, wanneer zijn vader geruïneerd sterft ten gevolge van de onafhankelijkheidsoorlog, wordt Gabriel toevertrouwd aan geestelijken. De uitstekende opvoeding door zijn ouders heeft de jongen, die van nature zwak, teruggetrokken en overdreven bang is, begiftigd met een uitzonderlijke karaktersterkte ; zijn leraars zullen van hem één van de briljantste geesten van zijn tijd maken. Zijn armoede behoedt hem voor vele vormen van verleiding en hij behaalt puike schoolresultaten. Omdat hij denkt dat hij geroepen is tot het priesterschap begint hij eerst aan theologische studies, en ontvangt de lagere wijdingen. Maar kort daarop ziet hij af van deze weg om zich te wijden aan de publieke zaak, zoals later in Portugal Oliveira de Salazar zal doen.

In 1844 behaalt hij in de hoofdstad Quito het doctoraat in de rechten en schrijft zich in aan de balie. In de salons van de jonge republiek prijst men de intelligentie en de brede cultuur van de 23-jarige advocaat, maar ook zijn onverschrokken karakter : zijn passie voor de wetenschappen brengt hem er in 1845 toe, met gevaar voor zijn eigen leven, de krater van de verschrikkelijke vulkaan Pinchincha, die Quito domineert en al meermaals verwoest heeft, te exploreren.

In 1846 huwt hij Rosa Ascazubi, van wie de beide broers zijn beste vrienden waren. De vroegtijdige dood van zijn vrouw, in 1863, is voor Garcia Moreno een zware beproeving, want hun verbintenis was nagenoeg volmaakt en steunde op gemeenschappelijke overtuigingen. Hoewel zij hem spijtig genoeg geen kind schenkt, slaagt zij erin om hem in al zijn ondernemingen te steunen. Gabriel Garcia Moreno heeft terechte ambities : hij is zich bewust van zijn capaciteiten, en wil die ten dienste stellen van zijn jonge vaderland. Wanneer enkele vrienden hem voorstellen om een geschiedenis van Ecuador te schrijven, antwoordt hij met een glimlach : « Het is nog veel beter die geschiedenis te máken ! »

TEN DIENSTE VAN ECUADOR

Generaal Flores

Gabriel interesseert zich vooral voor het politieke leven en stelt zijn juridische kennis hoofdzakelijk ten dienste van de armen – een eerste voorbeeld van zijn onuitputtelijke naastenliefde. In het midden van de jaren 1840 is Ecuador in een strijd verwikkeld met generaal Flores en zijn aanhangers, van wie de ongodsdienstigheid en de corrupte praktijken na vijftien jaar machtsuitoefening tot grote ontevredenheid bij de bevolking geleid hebben. Om het op te nemen tegen deze antiklerikale partij worden vaderlandslievende verenigingen opgericht ; Garcia Moreno leidt er één van. De botsing leidt tot een burgeroorlog, Flores wordt verslagen en moet het land verlaten. Maar de parlementsleden kiezen in zijn plaats een opvolger die niet veel beter is, een zekere Roca.

In zijn verontwaardiging sticht Gabriel Garcia Moreno een krant, De Zweep, waarmee hij de onbekwaamheid en de oneerlijkheid van de nieuwe regering en de ambtenaren ongenadig striemt. Maar wanneer Flores terugkeert aan het hoofd van een leger om de macht te heroveren, houdt Garcia Moreno onmiddellijk op met zijn kritieken : hij vormt één front met de wettige regering tegen de rebel.

Flores slaagt erin zich meester te maken van de stad Guayaquil, die ten prooi valt aan anarchie. Roca wendt zich daarop tot Garcia Moreno en draagt hem het commando over de regeringstroepen op. Binnen de acht dagen wordt Guayaquil heroverd en de orde hersteld.

President Roca

Maar nu laat Roca de overwinnaar vallen en vormt een verbond met... de volgelingen van Flores ! Zonder zich te laten ontmoedigen sticht Garcia Moreno een nieuw dagblad, El diablo, om aan te klagen wat wij een « links blok » zouden noemen, « dat van Ecuador een echte hel maakt waarin de wanorde en de verwarring even ingeburgerd zijn als in de eeuwige gevangenis. » In 1849 schrijft hij, enigszins ontgoocheld : « Amerika is niet te regeren. Invloed proberen uit te oefenen op dit volk is hetzelfde als tegen windmolens vechten. Dit land gaat ten prooi vallen aan het geweld van een ongeremd gepeupel. »

Daarop onderneemt hij een reis door Europa, waarbij hij achtereenvolgens Engeland, Frankrijk, Duitsland en Italië bezoekt. Dit verblijf van zes maanden opent definitief zijn ogen voor de kwalen van de Franse Revolutie en van de democratie. Hij begrijpt dat het beginsel van de volkssoevereiniteit lijnrecht tegengesteld is aan het algemeen belang en een wijs bestuur. Hij keert terug in de overtuiging dat de enige politieke oplossing gelegen is in de katholieke godsdienst : bij gebrek aan een beschermende monarchie zal Ecuador alleen maar vrede vinden als de democratische instellingen van het land ondergeschikt gemaakt worden aan de soevereiniteit van Christus. Vanaf dat ogenblik werkt hij aan de uitbouw van wat de hedendaagse auteurs misprijzend een theocratische samenleving noemen.

OORLOG MET DE VRIJMETSELARIJ

Gabriel Garcia Moreno

Op de terugweg doet de Voorzienigheid hem bij een tussenstop in Panama een aantal jezuïeten ontmoeten die uit Colombia verdreven zijn. Hij overtuigt hen om hem te volgen naar Quito – de stad waaruit zij 83 jaar tevoren verjaagd waren. Omdat hij hen onder zijn bescherming neemt, kan hij hen doen aanvaarden door de regering van Ecuador... maar niet voor lang. Enkele maanden later maakt generaal Urbina zich meester van de macht;  zijn eerste decreet beveelt de uitwijzing van de zonen van de H. Ignatius !

Garcia Moreno weet nu dat hij een dodelijke strijd aangebonden heeft met de vrijmetselarij. Hij lanceert een nieuw dagblad, De Natie, waarvan het eerste artikel zijn eigen lot voorspelt : « Waartoe dienen op deze vermaledijde grond loyaliteit, moed, onafgebroken eerzaamheid, de heldhaftigheid van een groot hart dat roem nastreeft, zelfs ten koste van zijn leven ? De bittere gal van de ondankbaarheid, het vergif van de jaloezie en maar al te vaak ook de dolk van een moordenaar : dat is zijn deel, dat is de beloning van Ecuador voor de deugd. [...] Ik weet maar al te goed welk lot mij wacht. Sombere voortekenen maken mijn ziel bedroefd, bloederige beelden belagen me in mijn rusteloze nachten. Ik zie duidelijk de toekomst die zich vóór mij opent ; ik voel de harde doornen die mijn voorhoofd zullen verwonden. De kogel van een schurk zal mijn hart doorboren !... Maar als mijn vaderland daardoor bevrijd kan worden van de verdrukking waaronder het zucht en eindelijk vrij kan ademen, zal ik met vreugde in het graf afdalen. »

Generaal Urbina begrijpt dat De Natie een ware oorlogsmachine tegen zijn regering vormt. Omdat de stichter en bezieler ervan ongevoelig blijkt te zijn voor druk, besluit men tot zijn aanhouding. Garcia Moreno, die verwittigd is, geeft er de voorkeur aan om publiekelijk gearresteerd te worden, liever dan te vluchten. Urbina laat hem overbrengen naar Bogota, waar hij uitgeleverd wordt aan de vrijmetselaars van Bolivië. Maar hij kan ontsnappen en slaagt er in om terug te keren naar Guayaquil, dwars door het Amazonewoud – een krachttoer.

LAATSTE VOORBEREIDINGEN

Bij de daaropvolgende verkiezingen herinnert Guayaquil zich de diensten die Garcia Moreno de stad bewezen heeft, en kiest hem tot senator. Maar de parlementaire onschendbaarheid weerhoudt Urbina er niet van om zijn tegenstander opnieuw te laten aanhouden en deze keer naar Peru te laten overbrengen. Garcia Moreno is er nu van overtuigd dat zijn land hem ooit zal nodig hebben om de rampen die Urbina’s regime teweeg brengt te herstellen ; hij wil zich voorbereiden op zijn toekomstige taak door een reis naar Frankrijk om daar de leiders van het legitimisme 1 te ontmoeten en zijn politiek te baseren op de lessen van de geschiedenis. Met grote gedrevenheid leest hij het standaardwerk van abbé Rohrbacher, Histoire universelle de l’Église catholique, waarvan hij de 29 delen driemaal uitleest ! Dit werk doet hem de politieke rol van de Kerk begrijpen en levert hem het bewijs « dat het volk van Christus het recht heeft om op christelijke wijze geregeerd te worden, en dat als men het volk berooft van de Kerk men ook de vrijheid, de vooruitgang en de beschaving wegneemt. » Tegelijkertijd bestudeert hij ook de organisatie van de Franse administratie en het onderwijs, en volgt hij voor zijn plezier universitaire cursussen over natuurkunde en chemie. « Ik studeer zestien uur per dag », schrijft hij aan een kameraad, « en als de dagen achtenveertig uur zouden tellen dan zou ik er veertig met mijn boeken doorbrengen, zonder op te kijken. »

Wanneer hij op een dag met een vriend rondwandelt in Parijs in de tuinen van het Palais du Luxembourg maakt deze een opmerking die hem bijzonder treft : « U kan het mooi onder woorden brengen, mijn goede vriend ; maar die mooie godsdienst, ik heb de indruk dat u de praktijk ervan wat verwaarloost. Hoe lang is het geleden dat u nog gebiecht hebt ? » Terug op zijn kamer voelt Garcia Moreno een hevige pijn. Hij valt op zijn knieën en bidt lange tijd. Nog dezelfde avond gaat hij te biechten bij de eerste priester die hij tegenkomt. ’s Anderendaags gaat hij te communie en dankt God omdat deze hem gedwongen heeft van zich te schamen over zijn nalatigheid en zijn lauwheid. Voortaan zal zijn vroomheid, gegrondvest op de dagelijkse Mis, het rozenhoedje en het gebed, niet meer verflauwen.

In 1858 treedt Urbina af. Zijn opvolger, generaal Roblez, verleent Garcia Moreno amnestie en benoemt hem tot rechter en rector van de universiteit, in de hoop hem voor zich te winnen. Maar zo zit onze man niet in mekaar : hij wordt de ware leider van de oppositie. Hij behaalt de overwinning bij de eerstvolgende verkiezingen, waarop Roblez echter onder het voorwendsel van een dreigende oorlog met Peru alle macht aan zich trekt. Garcia Moreno verzet zich hiertegen tijdens een woelige parlementszitting, waarbij hij ternauwernood aan een aanslag ontsnapt. De verschrikte volksvertegenwoordigers stemmen daarop de volmachten voor Roblez die een dictatuur uitroept ; er rest Garcia Moreno niets anders dan te vluchten naar Peru.

EEN STORMACHTIG EERSTE MANDAAT

Op 1 mei 1859 werpt een volksoproer de dictator omver en wordt Garcia Moreno uitgeroepen tot leider van de voorlopige regering. Hij keert zo vlug mogelijk naar huis terug, dwars door de Cordillera de los Andes, waarbij zijn leven meermaals aan een zijden draad hangt – net op tijd om rebellerende troepen onder leiding van de vroegere president Urbina een eerste keer te verslaan. Deze krijgt de steun van Colombia en Peru, waaraan hij een deel van Ecuador beloofd heeft : een burgeroorlog is dan ook onvermijdelijk. Garcia Moreno, die de wettelijkheid aan zijn kant heeft, herovert in minder dan één jaar tijd en na aan verschillende aanslagen ontsnapt te zijn alle provincies die overgelopen waren naar de usurpator. Op 24 september 1860 maakt hij zich meester van Guayaquil, met de overduidelijke hulp van Onze-Lieve-Vrouw Moeder van Barmhartigheid, die hij als dankzegging uitroept tot hemelse patrones van Ecuador.

De nieuwe president, die door het Congres unaniem tot staatshoofd uitgeroepen is, wacht een enorme taak. Hij moet een land terug opbouwen dat ten gronde gericht is door dertig jaar revolutie en wanbeheer. Met grote wijsheid ziet hij voorlopig af van de hervorming van de grondwet, die hij openlijk katholiek wil maken ; wel schort hij alle bepalingen op die de werking van de Kerk vijandig gezind zijn. Zijn eerste doelstellingen zijn het herstel van de openbare financiën, de reorganisatie van het leger en de hervorming van het onderwijs, waarvoor hij een beroep doet op de bevoegde congregaties. Aan de geestelijken vertrouwt hij ook de ziekenhuizen en de gevangenissen toe.

Mgr José Ignacio Ordoñez, archevêque de Quito.
Mgr. José Ignacio Ordoñez, aartsbisschop van Quito

In eensgezindheid met de heilige bisschop van Quito, Mgr. José Ignacio Ordoñez, onderhandelt hij met de H. Stoel over een concordaat. Dit wordt ondertekend op 22 april 1863 en gevolgd door de samenroeping van een nationaal Concilie in Quito. Er volgt een beslissende vernieuwing en hervorming van de clerus van Ecuador uit.

Tegelijkertijd moet de nieuwe president het hoofd bieden aan buitenlandse gevaren. De regeringen van Peru en Colombia, die in handen zijn van de vrijmetselarij, steunen de rebellen van Urbina en dreigen Ecuador binnen te vallen. Door de moed van Garcia Moreno op het slagveld wordt nipt de overwinning behaald, hoewel een groot deel van zijn officieren hem was afgevallen.

Toch kent de president een moment van ontmoediging wanneer hij verneemt dat er nieuwe complotten tegen hem gesmeed worden in Ecuador. Hij dient zijn ontslag in, maar het Congres weigert dit terwijl ook het volk van Quito spontaan op straat komt om uiting te geven aan zijn gehechtheid aan een zo integer man, die als een vader naar het algemeen welzijn streeft. Deze aanhankelijkheid van de gewone mensen is een constante gedurende de gehele loopbaan van Garcia Moreno, en volstaat om de beschuldigingen van dictatuur te weerleggen. Wanneer de president zijn ontslag weer intrekt, waarschuwt hij niettemin dat hij nu zijn taak met grotere gestrengheid zal uitvoeren. Hij wil dat het wettelijk gezag genadeloos optreedt tegen hen die het algemeen belang gedurig aan ondergraven.

Korte tijd later wordt generaal Maldonado, die een samenzwering voorbereidde, aangehouden, gevonnist en ter dood veroordeeld. Garcia Moreno weigert hem gratie te verlenen. De reden is dat op hetzelfde ogenblik gewapende bendes met de steun van Peru en Colombia in het achterland terreur zaaien ; jezuïeten worden gevangen genomen en gefolterd, landbouwbedrijven vernield. De president kondigt een politiek van grotere gestrengheid af tegen onruststokers. Verschillende trawanten van Urbina worden gevangen genomen en moeten rekenschap afleggen voor hun daden. Als iemand hem vraagt om clementie te betonen met één van hen, reageert Garcia Moreno : « Als u de rechtvaardigheid inroept, bewijs mij dan dat deze man onschuldig is ; als het u om de naastenliefde te doen is, heb dan medelijden met de onschuldigen die door uw toedoen zullen sterven, want als ik deze misdadiger spaar, zal morgen opnieuw bloed vloeien. »

Barricades in de straten van Quito.

PRESIDENT VAN EEN KATHOLIEKE REPUBLIEK

In 1865 is Garcia Moreno niet opnieuw verkiesbaar. Zijn opvolger, president Carrion, die met zijn steun verkozen wordt, zendt hem met een belangrijke diplomatieke missie naar Chili. Maar tijdens zijn afwezigheid komt Carrion volledig onder de invloed van de minister van Binnenlandse Zaken, Bustamante, die een uitgesproken tegenstander van onze held is. Bij zijn terugkeer moet Garcia Moreno machteloos vaststellen dat de liberalen opnieuw de kop opsteken. Vermoeid en moedeloos trekt hij zich terug uit het openbare leven.

Garcia Moreno president.

Na twee jaar weduwnaar geweest te zijn hertrouwt hij met het nichtje van zijn eerste vrouw, de jonge Mariana de Alcazar, die zijn overtuiging volledig deelt. Zij zal hem een dochtertje schenken, dat echter na enkele maanden al overlijdt, en een zoon die ook Gabriel gedoopt wordt.

In 1868 verwoest een hevige aardbeving Ibarra en omgeving, waar Garcia Moreno zich teruggetrokken heeft. Omdat president Carrion niet in staat is om de bevolking ter hulp te komen, ziet hij maar één oplossing : volmachten geven aan zijn voorganger. Deze kwijt zich met zijn gewone efficiëntie van zijn opdracht. Dit nieuwe succes vergroot nog zijn populariteit en bereidt zijn terugkeer naar het hoogste ambt voor.

In 1869 is het zover : de uitslag van de stemming laat niet de minste twijfel toe. Maar de liberalen en de vrijmetselaars zien de katholieke staatsman niet graag terugkeren en plannen een staatsgreep. Garcia Moreno is hen voor, en met de steun van het leger en van het volk kondigt hij tegelijkertijd een grondwettelijke hervorming aan én zijn voornemen om af te treden van zodra de nieuwe instellingen op punt gesteld zijn.

Een klooster in Quito.

De nieuwe grondwet van Ecuador is openlijk katholiek. Het eerste artikel ervan bevestigt de soevereiniteit van God over de instellingen en de wetten van Ecuador. De katholieke godsdienst wordt uitgeroepen tot staatsgodsdienst, terwijl de uitoefening van het openbaar gezag en de staatsbetrekkingen voorbehouden worden aan de personen die het katholicisme belijden en pratikeren. Op die manier geeft Garcia Moreno een wettelijke basis aan de samenwerking tussen Kerk en Staat.

De bevoegdheden van het parlement worden beperkt tot het domein van het tijdelijke, d.w.z. dat de grondwet de volle soevereiniteit van de Kerk op de domeinen waarover zij bevoegd is, erkent : het huwelijk, het gezin, het onderwijs. Er wordt een sterk presidentieel regime ingesteld, en de duur van de verkozen mandaten wordt verlengd van vier tot zes jaar. Tenslotte worden de straffen voor rebellen gevoelig verzwaard.

Nadat de nieuwe constitutie bekrachtigd is door de instemming van het volk, biedt Garcia Moreno zoals beloofd zijn ontslag aan. Maar de mensen komen massaal op straat om te vragen dat hij aan de macht zou blijven ; daarop wordt hij door het Congres unaniem – op één stem na – tot president gekozen. Hij legt de eed af in de kathedraal van Quito, op 30 juli 1869.

Nu er vrede heerst in Ecuador en het land begiftigd is met christelijke en stabiele politieke instellingen, kan Garcia Moreno zich wijden aan de sociale en economische ontwikkeling van zijn vaderland. Hij zet zich in voor de vestiging van een modern onderwijssysteem door de stichting van normaalscholen en van secundaire scholen die hij toevertrouwt aan de jezuïeten en aan de Dames van het H. Hart. Het wetenschappelijk onderricht dat de Universiteit van Quito verstrekt, wordt door zijn toedoen nog verbeterd. Vervolgens luidt hij een politiek van grote infrastructuurwerken in, meer bepaald de aanleg van verbindingswegen doorheen het bergachtige land dat daar tot dan toe nagenoeg van verstoken was.

Hij waakt over de organisatie van de missies, even goed in de meest afgelegen gebieden als in de steden, en vertrouwt deze zorg toe aan de jezuïeten en aan de redemptoristen. De Zusters van de Goede Herder en de Zusters van de Naastenliefde bekommeren zich om de behoeftige jonge vrouwen en de leprozerieën. Ook legeraalmoezeniers worden door Garcia Moreno ingesteld. En als de magistratuur door hem hoog wordt aangeslagen, dan neemt dat niet weg dat de rechters onderworpen worden aan een examen over recht en... de catechismus.

De president, die een onvermoeibaar werker is, volgt van nabij de uitvoering van zijn beslissingen op. Hij is gemakkelijk aanspreekbaar en geeft blijk van veel zin voor humor, waardoor de eenvoudigen en nederigen zich vlug op hun gemak voelen. Het volk houdt van hem en respecteert hem. Als men daar nog zijn deugden aan toevoegt, de verstervingen en de vroomheid die zulk een leven van toewijding en moed veronderstelt, dan doet hij onweerstaanbaar denken aan de Franse koning Lodewijk IX – de H. Lodewijk.

Onder de regering van Garcia Moreno worden de religieuze plechtigheden met grote luister gevierd. Alle sociale klassen én de president zelf nemen eraan deel.

DE NOODZAAK VAN HET MARTELAARSCHAP

Niettemin maakt Garcia Moreno zich geen begoochelingen over de toekomst van zijn werk. Hij weet hoe kwetsbaar dit is. De buitenlandse vrijmetselarij probeert voortdurend stokken in de wielen te steken, en een deel van de burgerlijke en adellijke elite van Ecuador is gewonnen voor het liberalisme en is niet bereid zomaar te capituleren. Bovenal beseft hij dat de politieke verwezenlijkingen, die slechts mensenwerk zijn, op zichzelf niet veel waarde hebben... alleen de genade maakt het bouwwerk duurzaam. Het is met dat doel dat hij zijn land volledig katholieke instellingen geschonken heeft, maar hij begrijpt dat dit niet voldoende is. Hij wil dat Ecuador ook als natie deelneemt aan de strijd van de Kerk. Wanneer hij de plundering van de Pauselijke Staat verneemt, doet hij Pius IX daarom een nationale gift toekomen – een gebaar dat geen enkel ander katholiek staatshoofd hem nadoet. Hij is ervan overtuigd dat deze vrijgevigheid zijn land overvloedige zegeningen zal schenken.

De Z. Pius IX

Mediterend over de boodschap van het H. Hart aan de H. Margareta-Maria Alacoque vat hij bovendien het plan op om zijn vaderland toe te wijden aan het H. Hart, en dus voor Ecuador te doen wat de Zonnekoning weigerde te doen voor Frankrijk. In zijn geest is deze toewijding méér dan een daad van openbare eredienst : het is een manier om de waarachtige soevereiniteit van Christus te onderstrepen.

In april 1873 laat hij de toewijding ratificeren door de bisschoppen en door het Congres : « Het grootste goed van een volk is het ongeschonden bewaren van het katholiek geloof. Ons land zal dit verkrijgen als het zich vol nederigheid op het Hart van Jezus werpt. Daarom schenkt en wijdt het concilie van Quito de Republiek plechtig aan het Heilig Hart, met de smeekbede dat het zijn beschermer, zijn gids en zijn verdediger zou zijn, opdat Ecuador zich nooit zou verwijderen van het katholiek, apostolisch en Rooms geloof en opdat zijn bewoners, door hun leven op hun geloof af te stemmen, daarin hun tijdelijk en hun eeuwig geluk zouden vinden. »

De akte van toewijding wordt op dezelfde dag en op hetzelfde uur in alle kerken van Ecuador uitgesproken, terwijl in de kathedraal van Quito een plechtige ceremonie plaats heeft in aanwezigheid van alle burgerlijke en militaire gezagsdragers. De aartsbisschop leest de akte als eerste voor in naam van de Kerk, daarna doet president Garcia Moreno hetzelfde in naam van de Natie.

Onze held voorvoelt op dat moment dat deze toewijding, die nochtans volkomen overeenstemt met de goddelijke wil, hem niet zal vrijwaren van de strijd en het kruis. Nauwelijks heeft hij de woorden van de akte uitgesproken of hij krijgt de innerlijke zekerheid dat God hem het offer van zijn leven zal vragen voor zijn land.

Zijn tweede mandaat loopt ten einde in een apotheose van populariteit. Het is dan ook vanzelfsprekend dat hij nog een derde keer zal voorgedragen worden als president. Daarop vaardigt de vrijmetselarij zijn liquidatie uit. Garcia

Moreno wordt er langs verschillende kanalen van verwittigd, zodat hij niet de minste twijfel meer koestert over de realiteit van het complot. Maar de man die in het verleden al zo vaak ontsnapt is aan moordenaarshanden, niet zonder een zichtbare bescherming van de Hemel, weet deze keer dat hij zal sterven. Vlak na zijn herverkiezing schrijft hij naar Paus Pius IX, met wie hij een regelmatige briefwisseling onderhoudt : « Ik vraag nederig om uw zegen, Heilige Vader, nu ik – zonder enige verdienste van mijn kant – opnieuw gekozen ben om nogmaals gedurende zes jaar deze katholieke republiek te leiden. [...] Op het ogenblik dat de vrijmetselaarsloges van de buurlanden, opgezet door Duitsland, tegen mij alle soorten afschuwelijke beledigingen en laster uitbraken en in het geheim de middelen bijeen brengen om mij te vermoorden, heb ik meer dan ooit nood aan de goddelijke bescherming, om te kunnen leven en sterven voor de verdediging van onze heilige godsdienst en de geliefde Republiek waarover God mij nog wil laten regeren. Welk groter geluk kan mij overkomen, Heilige Vader, dan dat ik gehaat en belasterd word voor de liefde tot onze goddelijke Verlosser ? Maar wat een groter geluk nog als uw zegen van de Hemel de genade zou verkrijgen dat ik mijn bloed mag vergieten voor Hem die het zijne voor ons heeft willen vergieten op het kruis... »

Begin augustus 1875 wordt de dreiging van een complot nog duidelijker. Iemand uit zijn naaste omgeving, een zekere Rayo, wordt aangewezen als één van de samenzweerders. Maar Garcia Moreno weigert dit te geloven, omdat hij de man in kwestie enkele dagen tevoren heeft zien te communie gaan : « Een christen is geen moordenaar ! » Aan een jeugdvriend die naar Europa vertrekt, schrijft hij op 4 augustus, er vast van overtuigd dat hij hem niet meer zal terugzien : « Ik zal vermoord worden. Ik ben gelukkig om voor het geloof te kunnen sterven. Wij zullen mekaar terugzien in de Hemel. »

Op 6 augustus 1875, feestdag van de Gedaanteverandering des Heren, begeeft Garcia Moreno zich als naar gewoonte om zes uur ’s morgens naar de kerk van de Heilige Do-minicus om er de Mis bij te wonen. Het is de eerste vrijdag van de maand. Hij gaat te communie en blijft in stil gebed tot ongeveer acht uur. De samenzweerders wachten hem op bij de uitgang, maar een onvoorziene voorbijganger belet hen om tot de moord over te gaan. De president keert rustig terug naar huis, brengt enige tijd in de familiekring door en trekt zich dan terug in zijn werkkamer. Vooraleer naar het presidentieel paleis te gaan loopt hij langs bij zijn schoonfamilie, waar hij een verfrissing drinkt want het is verschrikkelijk warm. Hij begint plots te transpireren en knoopt zijn vest dicht... wat hem enkele minuten later zal beletten om zijn revolver te trekken om zich te verdedigen.

De plaats van de moord: tussen de kathedraal (achteraan links) en het regeringspaleis (op de voorgrond).

Daarop stapt hij de kathedraal binnen die naast het paleis ligt, om het uitgestalde H. Sacrament te aanbidden. De samenzweerders worden ongeduldig en Rayo gaat hem vragen om naar buiten te komen voor een dringende aangelegenheid. Garcia Moreno verlaat de kathedraal, waarop Rayo hem met zijn dolk in de schouder steekt. De andere moordenaars schieten hun wapens op hem leeg. Rayo werpt zich op de president en dient hem veertien dolksteken toe, terwijl hij roept : « Sterf, beul van de vrijheid ! ». « God sterft niet » zijn de laatste woorden van de christelijke martelaar. Terwijl van overal de mensen komen toegelopen en men jacht maakt op de samenzweerders, wordt de stervende president de kathedraal binnengedragen en neergelegd aan de voeten van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Smarten. Een priester vraagt hem of hij zijn moordenaars vergeeft ; met een blik betuigt hij van ja. Hij ontvangt daarop de absolutie en de laatste sacramenten, terwijl de omstaanders hun tranen de vrije loop laten. Ongeveer een kwartier nadat de eerste messteek was toegebracht geeft Gabriel Garcia Moreno de geest.

Op zijn borst vindt men een reliek van het ware Kruis, de schapulier van de Passie en die van het H. Hart. Rond zijn hals hangt een paternoster met een medaille van Pius IX. Op de laatste bladzijden van een dagboek dat hij ook bij zich droeg, kon men volgende woorden lezen die hij diezelfde dag neergeschreven had : « Mijn Heer Jezus Christus, geef mij de liefde en de nederigheid, en laat mij kennen wat ik vandaag moet doen om u dienstbaar te zijn. »

Soldaten vormen een erewacht bij het lijk van Garcia Moreno in de kathedraal, vlak na de moord.

Van zodra het droeve nieuws bekend raakte, zette het volk van Ecuador zich van overal in beweging om zijn vader te bewenen en de begrafenis bij te wonen. Het Congres kende hem de titels van « Hersteller van het vaderland » en « Martelaar van de katholieke beschaving » toe. Maar jammer genoeg herwon de vrijmetselarij geleidelijk aan terug haar greep op Ecuador, net zoals op heel Zuid-Amerika. Twintig jaar later waren de opvolgers van Garcia Moreno zijn lessen vergeten. Toch lijkt het er op dat de herinnering aan deze grote staatsman levend blijft bij het volk, zoals wordt aangetoond door de hernieuwing van de toewijding van Ecuador aan het Heilig Hart die in 2003 door de huidige president werd uitgesproken.

Gabriel Garcia Moreno is een voorloper van de grote groep martelaren die de steile berg beklimmen, en van wie het bloed door de engelen wordt opgevangen zodat zij er de zielen van hen die naderen tot God mee kunnen besprenkelen. Morgen, als het Onbevlekt Hart van Maria triomfeert, zullen zijn leven en zijn werk als voorbeeld voor elke rechtgeaarde politicus kunnen dienen. Maar vandaag al bewijzen zij de onovertroffen waarde van de christelijke politiek voor de ontwikkeling van een land... en wijzen zij ons bijgevolg ook de ware verantwoordelijken voor de ingewortelde armoede in Latijns-Amerika aan.

broeder Pierre van de Transfiguratie
Hij is verrezen ! nr. 15, mei-juni 2005

De legitimisten ijverden voor de terugkeer op de troon van de wettige afstammeling van Karel X, de laatste koning van de Bourbons, die verjaagd was door de revolutie van 1830.