ABBÉ DES GENETTES
en de katholieke Renaissance in Engeland
Pastoor Charles des Genettes is niet heilig verklaard, niet zalig en zelfs niet eerbiedwaardig. Ook in traditionalistische kringen, in Frankrijk of daarbuiten, is hij amper bekend. En toch ligt deze vrome en toegewijde dienaar van de Heilige Maagd Maria aan de basis van ontzaglijk veel bekeringen, met als kroon op het werk het begin van de terugkeer van Engeland tot de katholieke Kerk.
CHARLES-ÉLÉONORE Dufriche des Genettes werd geboren in Alençon in 1778 uit een familie van kleine adel, die de katholieke en royalistische traditie hoog in het vaandel voerde. De Terreur, de logische uitloper van de Franse Revolutie, spaarde het gezin niet : de vader van Charles werd omwille van zijn overtuiging in de gevangenis gegooid en zijn bezittingen werden aangeslagen ; zijn echtgenote en hun kinderen moesten vele jaren in armoede leven. De ervaring van dit grote onrecht maakte dat Charles voor de rest van zijn leven gehard was tegen elk revolutionair sirenengezang.
In de clandestiniteit bereidde hij zich voor op het priesterschap. Hij moest wachten op de Restauratie, na de val van Napoleon, om gewijd te worden en vervolgens zijn eerste parochie toegewezen te krijgen. De revolutie van 1830, waarmee voorgoed een einde kwam aan de absolute monarchie in Frankrijk, deed de 52-jarige pastoor de weg van de ballingschap opgaan naar Fribourg (Zwitserland), waar een aantal getrouwen van de afgezette koninklijke familie zich teruggetrokken had. Twee jaar later keerde hij terug naar zijn vaderland.
PASTOOR IN EEN HEIDENSE PAROCHIE
In augustus 1832 werd Charles des Genettes benoemd tot pastoor van de Parijse kerk Notre-Dame des Victoires, gelegen in het centrum van de stad, tussen het Palais-Royal en de beurs.
Koning Lodewijk XIII had op 8 december 1629 de eerste steen van de kerk gelegd en ze laten toewijden aan Onze-Lieve-Vrouw van de Overwinningen, waarmee hij zijn vrome erkentelijkheid uitdrukte voor de hulp van de hemelse Koningin bij zijn overwinningen op de calvinistische hugenoten, meer bepaald de inname van hun bolwerk La Rochelle (1628). De paters augustijnen, aan wie de kerk toevertrouwd werd, gaven een ereplaats aan een beeldje van Onze-Lieve-Vrouw dat één van hen meegebracht had uit het Brabantse Scherpenheuvel ; het was vervaardigd uit het hout van de eik waarin het miraculeuze Mariabeeldje gevonden was dat van Scherpenheuvel het voornaamste bedevaartsoord van de Zuidelijke Nederlanden gemaakt had, bijzonder begunstigd door de aartshertogen Albrecht en Isabella na hun overwinning op de protestanten in Oostende (1604). De geest van de katholieke Contrareformatie was bijgevolg van bij het begin prominent verbonden met de kerk. Het beeldje lag de daaropvolgende jaren aan de basis van een eerste beweging van mariale devotie.
Tweehonderd jaar later was er van die devotie echter nog weinig te merken. De parochie van Notre-Dame des Victoires had bij de komst van abbé des Genettes geen al te beste reputatie, zoals de nieuwe pastoor het later treffend verwoordde :
« Geen andere wijk is zozeer in de greep van hebzucht en aardse beslommeringen, geen is meer overgeleverd aan de uitspattingen van alle soorten misdadige passies. De kerk blijft zelfs op de hoogfeesten van de godsdienst leeg. Er worden geen sacramenten toegediend in deze parochie, zelfs niet bij een overlijden. Tevergeefs beklimt de priester de preekstoel om er het brood van het Woord te breken, want er is niemand om naar hem te luisteren. De kudde ? Een handvol christenen die bang zijn om hun geloof te tonen... »
Op de eerste zondag na zijn aanstelling telde de pastoor tijdens de hoogmis veertig aanwezigen... voor een parochie van veertigduizend zielen ! Hij begon aan een reeks van huisbezoeken, maar hij werd door de plaatselijke burgerij uiterst kil ontvangen, als de deur al niet gesloten bleef. « Wat zouden de buren wel zeggen wanneer ze een priester in ons huis zouden zien binnenkomen ? Men zou ons voor jezuïeten verslijten ! » De geest van Voltaire en de Verlichting had de maatschappij van het regime van Louis-Philippe, de “ burger-koning ” (1830-1848), stevig in zijn greep.
ONZE-LIEVE-VROUW GRIJPT IN
Na vier jaar gedreven inzet had abbé des Genettes nog altijd weinig of niets bereikt. Hij maakte zich grote zorgen omdat « de zielen waarvan de redding mij is toevertrouwd en waarover ik aan God verantwoording zal moeten afleggen, tussen mijn handen verloren gaan. »
Op de eerste zaterdag van de maand december 1836, toen hij de H. Mis begon op te dragen, werd hij plots overvallen door een bijzonder terneerdrukkende gedachte :
« Het was de gedachte aan de nutteloosheid van mijn ambt in deze parochie. Ze was me niet vreemd, ik had redenen genoeg om er vaak aan herinnerd te worden. Maar op dat moment trof deze gedachte me sterker dan gewoonlijk. Omdat het niet de plaats noch het ogenblik was om ermee bezig te zijn, deed ik alle mogelijke moeite om ze uit mijn geest te verdrijven. Ik slaagde er echter niet in ; het scheen me toe dat ik voortdurend in mijn binnenste een stem hoorde die me zei : “Je doet niets, je bereikt niets. Kijk maar, wat heb je gewonnen in de vier jaar dat je hier bent ? Alles is verloren, dit volk heeft geen geloof meer. Je zou je uit voorzichtigheid moeten terugtrekken.” »
Totaal ondersteboven ging Charles verder met het opdragen van de mis, zonder dat hij zich ook maar één moment kon concentreren. « O mijn God », bad hij, « wil mij verlossen van zo’n ellendige verstrooiing ! »
Nauwelijks had hij dit gezegd of hij hoorde heel duidelijk in zijn binnenste volgende woorden :
« Wijd je parochie toe aan het Allerheiligste en Onbevlekt Hart van Maria. »
Eerst dacht abbé des Genettes dat het om een illusie ging, maar na de mis hoorde hij in de sacristie dezelfde woorden opnieuw.
Hij besloot gehoor te geven aan de wens van de Hemel en volbracht de gevraagde toewijding. « Het is uiteindelijk een daad van devotie tot de H. Maagd die een goed resultaat kan hebben : laten we het dus maar proberen ! »
Op de derde zondag van de Advent kondigde hij aan dat er diezelfde avond een godsdienstoefening zou gehouden worden om, door de bescherming van het Onbevlekt Hart van Maria, de genade van de bekering van de zondaars te vragen. Veel reactie op zijn initiatief verwachtte de pastoor niet : « Er was zo weinig volk aanwezig, en binnen dat kleine aantal zoveel personen die niet zouden kunnen komen, dat ik van mijn oproep geen groot resultaat verwachtte. In deze parochie, waar enkel geconverseerd wordt over geld en plezier, werd er in de families nooit een woord gesproken over wat er in de kerk gebeurt of gezegd wordt. Ongerust en terneergedrukt daalde ik van de preekstoel af. »
Charles hoopte op een vijftigtal aanwezigen... Groot was dan ook zijn verbazing toen hij om 7 uur ’s avonds in zijn kerk vier- tot vijfhonderd personen aantrof, onder wie heel wat mannen (wat in die tijd eerder een zeldzaamheid was) ! Gebeden en litanieën werden met grote overtuiging gezegd. Vol vuur zongen de aanwezigen tot driemaal toe het Refugium peccatorum, en bij het Parce Domine viel men spontaan op de knieën.
Met de tranen in de ogen bad abbé des Genettes tot de H. Maagd opdat zij het initiatief dat met zo’n onverhoopt succes gestart was verder onder haar hoede zou willen nemen. Als teken vroeg hij de bekering van Étienne-Louis de Joly, oud-minister van Lodewijk XVI en een notoir atheïst, die in de parochie woonde en bij wie de pastoor al tien keer tevergeefs was gaan aankloppen.
De volgende dag werd hij door mijnheer Joly welwillend ontvangen, en toen hij weer vertrok had hij de biecht van de oud-minister gehoord ! Er volgde een volledige bekering, en voor de pastoor was het duidelijk : het was werkelijk de machtige tussenkomst van Onze-Lieve-Vrouw die deze spectaculaire ommekeer in een verharde ziel bewerkstelligd had. Voor Charles stond zijn zending nu vast : hij zou de arme zondaars tot aan de voeten van Maria slepen en zo het werk van Satan in de zielen en in een goddeloze samenleving bestrijden.
DE AARTSBROEDERSCHAP
Op 16 december 1836 werd de godvruchtige vereniging die abbé des Genettes voor ogen stond en waarvan de statuten door de aartsbisschop van Parijs goedgekeurd waren, officieel ingesteld. Een maand later werden de registers geopend ; op tien dagen tijd schreven zich 214 leden in ! De brave parochieherder schreef dit elan uitsluitend aan de H. Maagd toe, maar uiteraard was de persoon van Charles des Genettes haar noodzakelijke en uitverkoren werktuig. « Dit mirakel werd verkregen in de eenvoudige gehoorzaamheid aan de hemelse stem die hem had voorgeschreven wat hij moest doen. De Maagd Maria had getoond dat zij op één dag in staat was om te triomferen over Satan in deze verschrikkelijke wijk [...] maar er was een voorwaarde voor nodig : die bijzondere ascese die wij aan het werk zien in pastoor des Genettes, die zich onderwierp aan de vraag van de H.Maagd die hij zoveel om hulp gebeden had. En het antwoord kwam, volkomen verrassend, omdat hij haar onmiddellijk gehoorzaamd had » (abbé de Nantes, homilie van 20 januari 1996).
Charles des Genettes begon aan de praktische organisatie van de samenkomsten en ceremoniën. De leden van de vereniging moesten naar de mis van de eerste zaterdag van de maand komen, met als intentie de bekering van de zondaars. Zondagavond werden ze terug verwacht voor een aantal geestelijke oefeningen : gebeden, gezangen, aanroepingen, sermoenen en kleine praktische raadgevingen wisselden elkaar af. Eén van de artikels van de statuten onderstreepte : « De leden zullen zich herinneren dat het vooral door de zuiverheid van hun hart is dat zij de bescherming van het Allerheiligste en Onbevlekt Hart van Maria zullen verkrijgen. Zij zullen zich inspannen deze bescherming te verdienen door goed te biechten en regelmatig te communiceren. »
Het Onbevlekt Hart, dat zich liet raken door zovele en zo vurige gebeden voor de redding van de zondaars, bewerkte in de eerste maanden van 1837 een spectaculair groot aantal bekeringen : intellectuelen, atheïsten, libertijnen, mondaine adolescenten... allemaal leden van het bourgeoismilieu dat zo agressief en hatelijk tegen de godsdienst ageerde.
Deze buitengewone genaden en de toenemende uitstraling van zijn parochie in de Franse hoofdstad brachten abbé des Genettes op het genereuze idee om heel Frankrijk in de weldaden van het Onbevlekt Hart van Maria te doen delen. Hij vroeg de aartsbisschop om de vereniging door de Paus te laten verheffen tot nationale aartsbroederschap. Menselijke, al te menselijke overwegingen staken een tijd lang stokken in de wielen, maar in de lente van 1838 besliste Gregorius XVI dat de vereniging van het Heilig en Onbevlekt Hart van Maria, gesticht voor de bekering van de zondaars, voortaan een universele aartsbroederschap zou zijn – veel meer dus nog dan wat de pastoor van Notre-Dame des Victoires verhoopt had.
Tot op dat ogenblik had Charles des Genettes alleen te maken gehad met spotternijen en ridiculisering van de devotiepraktijken van de vereniging, maar na de verheffing tot aartsbroederschap schakelde de vijand een versnelling hoger : met leugens en laster probeerde men de persoon van de stichter in diskrediet te brengen. Maar de pastoor hield het hoofd koel : « De aartsbroederschap voert oorlog tegen Satan en rukt hem slachtoffers uit de handen. Het is niet meer dan normaal dat Satan reageert met een tegenoorlog ; hij heeft geen beter middel gevonden om de beweging zwart te maken dan de geestelijke overste ervan te belasteren. Laten we niet klagen over deze vervolgingen : als leerling en priester van Onze Heer Jezus Christus weten wij dat zij ons deel zijn. »
DE VEROVERING VAN ENGELAND,
« DE BRUIDSSCHAT VAN MARIA »
Op 1 januari 1839 verscheen de eerste uitgave van de Manuel de l’archiconfrérie, waarin abbé des Genettes verslag uitbracht over de meest markante wondertekenen die zich in Notre-Dame des Victoires voordeden. Het Handboek werd met de hulp van talrijke Parijse seminaristen op grote schaal verspreid en gepropageerd, en maakte de aartsbroederschap op korte tijd bekend in heel Frankrijk. De pastoors spraken erover op de preekstoel en gingen uitvoerig in op de miraculeuze bekeringen. De gelovigen reageerden geestdriftig en de devotie tot het Onbevlekt Hart kende een ongeziene verspreiding.
In hetzelfde jaar al bereikte het nederige geschrift, « dat vol stijlfouten en herhalingen staat » (abbé des Genettes), de Nieuwe Wereld. Een missionaris nam de Manuel zelfs mee naar het Verre Oosten.
Ook het schismatieke Engeland ontsnapte niet aan de triomferende invloed van de Onbevlekte Maagd en maakte kennis met de Manuel.
Engeland was een land dat zeer rebels ingesteld was tegenover de cultus van Maria. Zelfs de Engelse katholieken begrepen deze devotie slecht : de eeuwenlange voorstelling ervan als een vorm van afgoderij had diepe sporen nagelaten. Maar de Manuel bewerkte ook hier een geleidelijke ommekeer.
In juni 1845 schreef Charles des Genettes ter attentie van de Engelse katholieken : « Een grote geloofsafval heeft bij u plaatsgehad, een groot eerherstel is aan de goddelijke Majesteit verplicht. Dit eerherstel moet overduidelijk zijn, net zoals de afvalligheid was. Het is door Maria dat alle ketterijen overwonnen zijn. Die van u is over haar hoogtepunt heen. Er is nog slechts een stamp [sic] van Maria nodig om deze ketterij te vernietigen. Plant de standaard van haar Onbevlekt Hart in het midden en op alle punten van Engeland, en de ketterij zal op korte tijd tot het verleden behoren. »
De eerste daad van publieke devotie ter ere van de H. Maagd in Engeland was de aansluiting van de communauteit van de benedictinessen van Princethorpe (gelegen in... Midden-Engeland !) bij de aartsbroederschap van Notre-Dame des Victoires. De communauteit van St. Mary’s Priory in Princethorpe was gesticht door Franse zusters die kort na het uitbreken van de Revolutie gevlucht waren uit hun moederhuis in Montargis en heel gastvrij ontvangen waren in Engeland. Merkwaardig detail : in 1663, lang vóór de Franse Revolutie, hadden de priores en haar medezusters plechtig gevraagd aan Onze-Lieve-Vrouw om voortaan hun abdis te zijn en voor hen te zorgen. Een eerbetoon dat de Moeder Gods twee eeuwen later honoreerde door van Princethorpe de bakermat van een golf van bekeringen te maken !
Abbé des Genettes reageerde enthousiast : « Maria neemt haar vroegere koninkrijk terug in bezit ! » Inderdaad droeg Engeland vroeger de mooie titel van “ Bruidsschat van Maria ”. En hij voegde er aan toe dat alles wat de H. Maagd op dat ogenblik bewerkstelligde « nog maar het voorspel was van alle genaden en uitingen van erbarmen waarmee Zij een volk zou overladen dat te zeer schuldig was tegenover haar Zoon en te ondankbaar tegenover haarzelf om niet haar grote medelijden op te wekken. »
EEN VREEDZAME KRUISTOCHT
Dat er in Engeland iets begon te gisten werd duidelijk in de acties ondernomen door twee overtuigde katholieken die hier niet onvermeld mogen blijven.
Nicholas Wiseman (1802-1865), rector van het Engels college in Rome, was een hoogstaand intellectueel en een begenadigd spreker. Hij voelde zich gedreven om zijn talenten in te zetten voor de bekering van zijn vaderland. In 1835-1836 maakte Wiseman een reis naar Engeland, waarbij hij in Londen een reeks bijzonder succesvolle voordrachten over het Rooms-katholicisme hield, voor een gemengd gehoor van katholieken en anglicanen. Hij wierp de Engelse katholieken voor de voeten dat zij veel te lauw en te bang waren in plaats van de rijkdom van het ware geloof uit te dragen. De stelselmatig voor papisten uitgescholden katholieken waren inderdaad al vele generaties lang als tweederangsburgers behandeld en uitgesloten van het openbaar leven, waardoor ze in zichzelf gekeerd en enigszins bekrompen waren geworden. Om daar iets aan te doen, en om het katholieke gedachtegoed op alle domeinen bij niet-katholieken bekend te maken, stichtte Wiseman in 1836 het tijdschrift Dublin Review, dat een diepgaande invloed op het geestesleven zou uitoefenen.
Ignace Spencer (1799-1864) was een anglicaans bedienaar die in 1830 het anglicanisme afzwoer en toetrad tot de Rooms-katholieke Kerk. Het jaar daarop ging hij naar Rome, waar hij kennismaakte met de congregatie van de passionisten ; hij was erg onder de indruk van het vurig verlangen van verschillende paters om te werken aan de bekering van Engeland, en dat zou ook zijn levensdoel worden. In 1847 trad hij zelf in bij de passionisten, waarna hij contact opnam met pastoor des Genettes : hij vroeg hem om de gebeden van de aartsbroederschap voor de bekering van zijn Engelse landgenoten, in de geest van een waarachtige kruistocht.
Charles maakte deze vraag onmiddellijk bekend aan de leden van de aartsbroederschap : « Wij stellen u een heilige en vreedzame Kruistocht voor tegen de geest van leugen, waarvan het resultaat de vernietiging van de ketterij zal zijn en de terugkeer van het goddelijke erbarmen over dat zo mooie deel van ons Europa. » En hij deed de aanbeveling om « alle dagen in hun gebeden te denken aan de bekering van Engeland, vooral wanneer zij het Weesgegroet zouden bidden en bij het Heilig Misoffer op het moment van de consecratie en tijdens de communie. »
Hij wilde dat zoveel mogelijk religieuze communauteiten zich bij dit missionair elan zouden aansluiten. « De verovering van Engeland is de moeite waard. Bonaparte heeft er zijn zwaard op gebroken, maar Maria is sterker dan een leger in slagorde; vroeg of laat zal zij neerdalen op dit eiland van heiligen. »
Door toedoen van de vurige gebeden van het katholieke Frankrijk, met de kerk van Notre-Dame des Victoires als brandpunt, regende een stortvloed van genaden over Albion neer. Duizenden bekeerden zich van het anglicanisme tot het Rooms-katholicisme. De Engelse katholieken, die tot dan toe blijk hadden gegeven van zoveel kleinmoedigheid in het publiek uitkomen voor hun geloof, namen een totaal andere houding aan. Overal werden katholieke instellingen en broederschappen in het leven geroepen, en er werd geld bijeengebracht voor het bouwen van katholieke kerken.
DE BEWEGING VAN OXFORD
Vanaf 1833 was de universiteit van Oxford het toneel van een grote geestelijke beweging die bekend zou worden als The Oxford Movement. Spilfiguur van de beweging van jonge intellectuelen was John Henry Newman (1801-1890), hoogleraar aan Oriel College en bedienaar van de Church of England. Met zijn geestesgenoten streefde hij ernaar de formalistische en rigide anglicaanse Kerk dichter bij haar katholieke wortels te brengen. De leden gaven de Tracts for the Times uit, een reeks theologische publicaties (in lengte variërend van enkele bladzijden tot een heel boek) waarin zij een lans braken voor de levende Traditie, de zin voor het bovennatuurlijke, een meer verinnerlijkt geloof.
Wat begon als verdieping en uitzuivering van het anglicanisme leidde bij Newman geleidelijk aan tot een cruciale vraag : “ Welke Kerk is de erfgenaam van de aloude Kerk ? ” Eerst zag Newman in zijn werk Via Media de anglicaanse kerk nog als gulden middenweg tussen het protestantisme en Rome, maar zijn traditioneel kerkbeeld begon steeds meer te wankelen. Een diepgaand en eerlijk onderzoek bracht hem tenslotte tot de overtuiging dat zijn zoektocht enkel kon uitmonden in de katholieke Kerk.
In 1844 bevond zich in Oxford een Franse geestelijke, pater de Noirlieu, pastoor van de kerk van Saint-Jacques-du-Haut-Pas in Parijs. De leiders van de Beweging van Oxford gaven hem volgende boodschap mee voor abbé des Genettes :
« Zeg aan Meneer des Genettes dat wij met hart en geest toegewijd zijn aan de Paus als aan onze Vader. Wij verenigen ons met hem in onze gebeden ; elke dag lezen wij het Romeinse brevier. Wij zijn met meer dan driehonderd, verenigd in hetzelfde gevoelen. Wij wachten met vurig verlangen op de dag dat wij publiekelijk het katholiek geloof zullen belijden. Deel dit alles alstublieft mee aan Meneer des Genettes als komend van ons, en verzoek hem om onafgebroken de gebeden van zijn aartsbroederschap te vragen ten gunste van ons. »
Een jaar later, in 1845, zwoer Henry Newman plechtig het anglicanisme af. In zijn spoor volgden meer dan driehonderd leden van de intellectuele elite van Oxford. Zij kwamen uit het milieu dat eeuwenlang het bolwerk was van alle bittere pogingen om de Rooms-katholieke Kerk te vernietigen !
Newman werd priester gewijd in Rome in 1847 en trad nadien toe tot de congregatie van de oratorianen.
In zijn Apologia pro vita sua schreef de bekeerling :
« Ik moet bekennen dat ik [sinds mijn bekering] een grote verandering gevoelde in mijn visie op de Kerk van Engeland. Ik kan niet zeggen hoe snel – maar zeer snel – er over mij een uiterste verbazing kwam dat ik mij ooit had voorgesteld dat zij een deel van de katholieke Kerk was. Voor de eerste keer bekeek ik haar van buitenuit en zag ik haar zoals ze was : niet meer dan een nationale instelling » (Collins Press 1959, p. 326).
DE BEKRONING
Nicholas Wiseman, ondertussen gewijd tot bisschop, kwam in 1845 persoonlijk naar Parijs voor een ontmoeting met de pastoor van Notre-Dame des Victoires. Charles des Genettes sprak op de preekstoel in geestdriftige bewoordingen over dit gesprek :
« Geliefde broeders, hadden jullie maar samen met mij kunnen luisteren naar de woorden die uit de mond van deze nieuwe Chrysostomos kwamen! Jullie naastenliefde, jullie katholieke belangstelling voor onze broeders in Engeland zouden er ten zeerste mee beloond geweest zijn. »
De katholieke Renaissance in Engeland werd bekroond met een grote gebeurtenis in 1850 : toen stelde de Z. Paus Pius IX met de bul Universalis Ecclesiae de katholieke hiërarchie in Engeland en Wales opnieuw in. Onder Elisabeth I in de 16de eeuw was deze hiërarchie volledig uitgeroeid. De Paus creëerde Nicholas Wiseman tot kardinaal en stelde hem aan als aartsbisschop van Westminster ; tegelijkertijd werden twaalf bisschoppen op nieuw ingestelde zetels benoemd.
De anglicanen waren woest om deze “ pauselijke agressie ”. Giftige artikels in de Times zetten de toon en ruiden het volk op. In heel het land werden No Popery-optochten gehouden, heethoofden staken afbeeldingen van paus en kardinalen in brand en op veel plaatsen werden ramen van katholieke kerken ingegooid. Maar Wiseman slaagde er met zijn spreekwoordelijke tact, eruditie en wijsheid in om de gemoederen tot bedaren te brengen en het katholicisme te doen aanvaarden. De bekeringsbeweging ging onstuitbaar door : enkele jaren later waren er 10 % katholieken in het land (waarbij wel de grote toename van katholieke Ierse immigranten moet meegerekend worden).
In 1854 ging de kardinaal naar Rome voor de afkondiging van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis. De Paus ontving hem met bijzondere hartelijkheid en keurde zijn godsdienstpolitiek volledig goed.
Kardinaal Wiseman schreef aan abbé des Genettes : « Het begin van de terugkeer van Engeland tot het ware geloof is te danken aan het gebed ; alleen het gebed zal dit werk vervolledigen. »
zuster Marie-Angélique van het Kruis & redactie KCR
Hij is verrezen! nr. 52, juli-augustus 2011, pp. 9-13