De H. Josafat, 
de apostel van de hereniging

Wie kent nog de uniaten, de katholieken van de oosterse ritus ? Heel hun bestaan door hebben ze moeten afrekenen met de vijandigheid van de machtige orthodoxe Kerk, die zelf niet in eenheid verkeert met de Stoel van Petrus, en met de onverschilligheid van een groot deel van de Latijnse Kerk. In de 17de eeuw bezaten zij in Oost-Europa een groot verdediger in de persoon van de H. Josafat Kuncewycz (1580-1623). Voor het leven van deze heilige en de context waarin het zich afspeelde, hebben we ons gebaseerd op een echt monnikenwerk : Un apôtre de l’Union des Églises au XVIIe siècle : Saint Josaphat, door de benedictijn Dom Alphonse Guépin (Parijs, 1897, 2 delen, ca. 1100 pp.).

DE WEG NAAR DE SCHEURING

Een historische terugblik is noodzakelijk als we de moeilijke situatie van de uniaten willen begrijpen.

De H. Josafat Kuncewycz, martelaar.

Het Romeinse rijk, waarvan het westelijk deel gevallen was in 476, leefde eeuwenlang voort in Constantinopel, de schitterende stad aan de Bosporus die Constantijn de Grote gesticht had op de plaats van het oude Byzantion. De pracht en praal van Byzantium, met de ongeëvenaarde kathedraal van de H. Wijsheid, de Hagia Sophia, als parel in de kroon, steeg de plaatselijke prelaten al spoedig naar het hoofd. Zouden zij soms de mindere zijn van de bisschop van Rome, een stad die nog slechts een schim van haar groots verleden was ?

Al in de 4de eeuw breidde de aartsbisschop van Byzantium zijn jurisdictie uit over de vele christelijke gemeenschappen in Klein-Azië. In 381 verwierf hij de felbegeerde titel van patriarch. Twee eeuwen later wierp hij zich op tot hoofd van heel de Griekse christenheid en in de 7de eeuw nam hij de naam aan van “ universeel bisschop ”, alsof hij op gelijke voet stond met de paus. Steeds opnieuw protesteerde de H. Stoel en zetten de prelaten van Constantinopel een stap terug... om kort daarop hun manoeuvres te hernemen, waarin ze gesteund werden door de Byzantijnse keizers ten koste van een steeds grotere greep van de wereldlijke macht op de zaken van de Kerk.

De grenzeloze ambitie van de Grieken leidde geregeld tot openlijke ongehoorzaamheid aan Rome. Patriarch Photius (9de eeuw) verklaarde dat de geestelijke soevereiniteit enkel aan Byzantium toekwam, waarop hij met Rome brak. Dit eerste schisma was van korte duur, maar in 1054 hakte patriarch Michaël Cerularius de banden van zijn Kerk met het centrum van de Una Sancta definitief door en was het Grote Schisma een feit. De kwestie van het Filioque – volgens de orthodoxen komt de H. Geest enkel voort uit de Vader en niet uit de Zoon – was slechts het excuus, niet de fundamentele reden.

HET SLAVISCH DUALISME

Ondertussen hadden twee Griekse monniken uit Thessaloniki, de HH. Cyrillus en Methodius, een buitengewoon werk aangevat : ze begonnen in de 9de eeuw met de kerstening van de Slavische volkeren. Met de toelating van Rome ontwierpen zij een liturgische taal, het Oudkerkslavisch, en een nieuw alfabet : het Glagolitisch, de voorloper van het Cyrillisch. Uit hun inspanningen kwamen de Grieks-Slavische Kerken voort van Macedonië, Servië, Bulgarije en Roethenië (het land dat de erfgenaam was van het roemvolle rijk van Kiev en dat we moeten situeren in het huidige Oekraïne en Wit-Rusland).

Maar ook westerse missionarissen trokken naar de Slaven. Eerst waren Pannonië (de streek tussen de Sava en de Drava) en Moravië aan de beurt, daarna Bohemen en Polen. Een deel van het uitgestrekt woongebied van de Slaven ontving dus de Latijnse traditie, het andere deel stond onder Griekse invloed. Zolang de katholiciteit van de hele Kerk ongeschonden bleef, was dat geen probleem. Het patriarchaat van Byzantium vergrootte echter systematisch zijn greep op de jonge Grieks-Slavische Kerken en zorgde ervoor dat zij zoveel mogelijk van Rome en de westerse beschaving geïsoleerd werden. De geestelijken die Constantinopel uitstuurde, maakten deze volkeren argwanend ten opzichte van de paus en vijandig gezind tegenover de Latijnen, waardoor ook bij deze Slaven de kiemen voor de scheuring gelegd werden.

Toen het schisma dan voltrokken werd in 1054, wilden de Grieks-Slaven de rebellie van Byzantium eerst niet volgen ; maar ze waren door zoveel handig geweven banden met de patriarchale zetel verbonden dat zij overstag gingen en zich op hun beurt afscheurden. Het Griekse schisma verwekte het Slavisch dualisme : de Slaven vielen uiteen in twee vijandige kampen. Wat oorspronkelijk als rijkdom kon beschouwd worden, veranderde in steen des aanstoots : het verschil in liturgische taal en in riten. Daar bovenop was in het Oosten een andere kerkelijke discipline van kracht. Want al in 692 had een kerkvergadering in Constantinopel, waarop de paus niet uitgenodigd was en die voorgezeten werd door de Basileus, beslist de huwelijkse staat toe te staan aan de Griekse priesters : een inbreuk op de eeuwenoude traditie van celibaat waarvan de westerse Kerk weigerde af te wijken.

HET POOLS-LITOUWSE GEMENEBEST

In 1382 stierf de koning van Polen zonder zoon na te laten, waarop de rijksgroten zijn dochter Jadwiga tot Rex Poloniae uitriepen. Met wie zou ze huwen ? Ze was verloofd met een Oostenrijkse hertog, maar toen werd haar hand gevraagd door Jogaila, de grootvorst van het nog heidense Litouwen. Hij beloofde de jonge vorstin zijn bekering tot het christendom en de vereniging van zijn land met Polen.

Jadwiga, de latere H. Hedwig, gaf toe aan de druk van de adel en offerde zich op om te huwen met een half barbaarse heiden, om een heel volk voor de Kerk te winnen en van Polen een van de meest uitgestrekte landen van Europa te maken. De Litouwse grootvorst ontving in 1386 het doopsel in Krakau, samen met zijn broers en zijn bojaren, waarop hij gezalfd werd tot koning Vladislav II Jagiello en stichter werd van de beroemde dynastie van de Jagiellonen, bewerkers van Polens Gouden Eeuw.

Bij zijn terugkeer in zijn vaderland was de nieuwe koning vergezeld van een heel leger van katholieke missionarissen onder leiding van de aartsbisschop van Gniezno. Een grote beweging van kerstening nam een aanvang, die op enkele maanden tijd spectaculaire resultaten opleverde. Beide volkeren verenigden zich met elkaar in een plechtig verbond, naar het voorbeeld en onder de scepter van hun vorsten. Litouwen schonk aan het Gemenebest zijn militaire kracht, Polen zijn beschaving.

Het grote Pools-Litouwse rijk was Latijns en katholiek, maar binnen de grenzen ervan woonden de schismatieke Roethenen, die behoorden tot de Grieks-Slavische Kerk die zich in het kielzog van Byzantium afgescheurd had van Rome. Wat was hun positie in het koninkrijk ? De zending van Polen vereiste dat het in wezen een katholieke natie zou zijn ; als het aan het beginsel zelf van zijn bestaan geen schade wou toebrengen, dan kon het geen schismatieken laten deelnemen aan welk bestuurs­niveau ook.

De Jagiellonen probeerden hen te bekeren, zonden katholieke kolonisten naar hun woongebied, schonken gronden aan Romegetrouwe Poolse edelen. Het hielp allemaal niet, want de Roethenen hielden vast aan hun oosterse ritus als aan hun leven. Omgekeerd was het voor de Rooms-katholieken vanzelfsprekend dat de Grieks-Slavische Kerk enkel weer tot de communio met de H. Stoel kon toegelaten worden als zij haar ritus opgaf. Niemand had in die tijd oog voor de tussenoplossing die nochtans voor de hand lag : verzoening met Rome, maar met behoud van de eigen liturgie.

DE UNIE VAN BREST

In 1587 werd Sigismund III verkozen tot koning van Polen en grootvorst van Litouwen. Hij was de zoon van Catharina Jagiellon, een vurige voorvechtster van de katholieke Contrareformatie, en trad met overtuiging in haar voetsporen. Hij gaf er zich rekenschap van dat het Gemenebest slechts kon overleven naast zijn machtige antikatholieke buren – de opkomende grootmacht Zweden, het Rusland van Iwan de Verschrikkelijke, het keurvorstendom Brandenburg dat zich weldra met Pruisen zou verbinden – als hij de eenheid van geloof in zijn rijk zou realiseren.

De kwestie van de Unie, zoals men het streven naar de katholieke eenheid vanaf toen noemde, kwam in een stroomversnelling in 1589. In dat jaar werd de metropoliet van Moskou verheven tot de rang van patriarch : het “ derde Rome ” wou de opvolger zijn van het door de Ottomanen veroverde Byzantium. Het was onvermijdelijk dat de nieuwe patriarch zeggenschap verlangde over de orthodoxe Roethenen, in afwachting dat de tsaar “ van alle Rus-landen ” hun woongebied ook militair zou komen opeisen.

het Pools-Litouwse Gemenebest in 1658
(klik op de afbeelding om te vergroten)

Zowel voor de Roetheense Kerk, die niet onder de knoet van Moskou wou terechtkomen, als voor Sigismund III, die zijn rijk intern wilde verstevigen tegen de nieuwe dreiging uit het Oosten, was het van levensbelang om snel tot onderlinge overeenstemming te komen. In de stad Brest (vandaag gelegen in het uiterste westen van Wit-Rusland) kwamen de Latijnse bisschoppen van het Pools-Litouwse Gemenebest in 1595 tot een akkoord met de schismatieke prelaten van de Roetheens-Slavische Kerk. Die laatsten zouden twee van hun bisschoppen naar Rome sturen om gehoorzaamheid te beloven aan de Stoel van Petrus, op voorwaarde dat de paus de ritus en de ceremoniën van de oosterse Kerk zou erkennen.

Op 15 november van dat jaar werden de twee Roetheense bisschoppen in Rome met de grootste hartelijkheid ontvangen door paus Clemens VIII. Zij lazen de akte van vereniging voor die in Brest opgesteld was, zwoeren formeel alle dwalingen van de Grieken af en legden de eed van trouw af aan de Roomse Opperherder, die op zijn beurt het gebruik van de oosterse ritus door de Roethenen plechtig erkende. Alle aanwezigen, aldus een ooggetuige, vielen elkaar in de armen en weenden tranen van geluk.

DE MACHTIGE VIJANDEN VAN DE UNIE IN HET VERWEER

De Unie vond al meteen een onverzoenlijke tegenstander in prins Ostrogski, een van de rijkste en meest invloedrijke magnaten van het Gemenebest. Hij was zelf een volgeling van de orthodoxie, waarvan hij zich als de plaatselijke leider zag, en publiceerde een manifest waarin hij de Roetheense bisschoppen van laaghartig verraad beschuldigde : « Verblind door de roem van deze wereld en op een dwaalspoor terechtgekomen door de ambitie hebben zij onze heilige patriarchen [van Byzantium] in de steek gelaten en zijn zij overgelopen naar de westerlingen... » Als er echter iemand vervuld was van heerszucht, was hijzelf het wel !

Vanaf dat moment wendde de prins al zijn geld en invloed aan om de Unie te bestrijden. Heel het Roetheens gebied werd overspoeld met geschriften die de “ verraders ” aan de schandpaal spijkerden. Nog in hetzelfde jaar 1595 kreeg hij twee zwakke bisschoppen zo ver dat zij hun akkoord met het in Brest gesloten pact verloochenden.

Daardoor gealarmeerd riepen de metropoliet van Kiev en de andere katholiek geworden bisschoppen een nieuwe kerkvergadering samen, met afgevaardigden van de koning en van de paus. Maar Ostrogski organiseerde een tegenvergadering waarop hij de metropoliet en zijn getrouwen liet excommuniceren ! In plaats van opgelost te geraken dreigde de scheuring opnieuw groter te worden.

De rebelse prins sleurde de Roetheense adel mee in zijn strijd. Maar dat was hem nog niet voldoende. Het gezegde indachtig “ dat de vijand van mijn vijand mijn vriend is ”, sloot Ostrogski in 1599 een in wezen tegennatuurlijk bondgenootschap met de protestanten... In de tweede helft van de 16de eeuw was de leer van Luther in Polen binnengedrongen en had zich, door de zwakheid van de toenmalige vorst, snel verspreid onder een deel van de adel en de rijke burgerij. Winstbejag was de voornaamste drijfveer, zich meester maken van kerkelijke goederen het doel. Vooral in Roethenië was de weerstand zwak tot onbestaande, bij gebrek aan een clerus die voldoende onderricht was.

De machtige alliantie tussen schismatieken en protestanten dreigde de Unie bij wijze van spreken in het kraambed te verstikken. Maar juist op dat ogenblik schonk de Hemel een heilige die een vader en opvoeder zou worden voor zijn volk : Josafat Kuncewycz [spreek uit : Koentsevitsj], van wie het zweet en het bloed een land zouden vruchtbaar maken dat er al zo lang steriel bij lag.

GOD WIJST ZIJN UITVERKORENE DE WEG

De heilige die de Roetheense orthodoxen terug in de katholieke Kerk zou binnenvoeren zag rond 1580 het levenslicht in Volodymyr, een stad in Wolynië (een historische regio gelegen tussen Warschau en Kiev) in een gerespecteerd Slavisch-orthodox gezin. Hij ontving bij het doopsel de naam Jan. Er was toen nog geen sprake van de godsdienstige strijd die vijftien jaar later met het sluiten van de Unie van Brest zou losbarsten ; de ouders van Jan deelden ongetwijfeld in de vooroordelen van hun geloofsgenoten tegen alles wat Latijns was, maar voor de rest waren zij zoals Zacharias en Elizabeth « rechtschapen in de ogen van God en leefden zij onberispelijk in al de geboden en voorschriften van de Heer » (Lc 1, 6).

Hoewel zij afgescheiden was van Rome, beschikte de Roetheense Kerk toch over een kostbare schat, bijeengebracht door de oude Griekse kerkvaders en verrijkt door haar katholieke bisschoppen van vóór het schisma : haar liturgie, het werk van grote heiligen zoals Basilius, Chrysostomus, Cyrillus en Methodius. De jonge Kuncewycz vatte er een diepe liefde voor op en het was deze liturgie die hem vroomheid en kennis bijbracht.

Zijn ouders stuurden de opgroeiende jongeman naar Vilnius, de hoofdstad van Litouwen, om er in de leer te gaan bij een rijke koopman. Jan had echter geen belangstelling voor een handelscarrière. Hij vervulde zijn taken meer dan behoorlijk, maar het was het godsdienstige dat hem aantrok. Vilnius nu was een stad waar alle religieuze belijdenissen vertegenwoordigd waren : lutheranen en calvinisten hadden er hun tempels, in de katholieke kerken propageerden de jezuïeten het Rooms-katholiek geloof en er was zelfs een mohammedaanse moskee... Maar de schismatieken stonden er het sterkst en hun fanatieke strijd tegen de aanhangers van de Unie van Brest – de uniaten – barstte in 1595 ook in de Litouwse hoofdstad los. Welke richting zou de jonge Kuncewycz uitgaan ? Niemand in Vilnius was bekwaam genoeg om hem de juiste weg te wijzen.

Het was de Hemel zelf die Jan ter hulp kwam. « Ik keerde mij naar de Heer onze God », zo schreef hij later zelf, « en ik smeekte Hem het pad te wijzen dat ik moest bewandelen. Vanaf dat moment vatte ik zo’n afkeer op van het schisma dat ik gedwongen was zonder ophouden het woord van de profeet te herhalen : “ Ik haat het gezelschap van de bozen ” » (psalm 25).

In 1604 trok hij zich terug in het klooster van de H. Drievuldigheid in Vilnius. Dat behoorde toe aan de uniaten, maar was vervallen en telde slechts één oude monnik, de archimandriet (overste) zelf. De jonge kloosterling ontving de naam Josafat. Verhalen over zijn heiligheid deden al snel de ronde en voorname personen begonnen het klooster te bezoeken. Een van hen was de bekeerde calvinist Jan Rutsky, die na verloop van tijd eveneens de monnikspij ontving en van wie de onderlegdheid voor Josafat van onschatbare waarde zou zijn. Rutsky besefte dat de Unie een clerus en vooral bisschoppen nodig had. « Als we goede bisschoppen willen, moeten we goede monniken vormen, die degelijk onderricht zijn en streven naar volmaaktheid in het religieuze leven. »

DE ADEL GEEFT DE STRIJDBIJL DOOR 
AAN DE BURGERIJ

Geleidelijk aan traden meer novicen toe tot het klooster, dat de regel van Sint-Basilius volgde en de oosterse ritus. Rutsky, met zijn kloosternaam broeder Josyf, werd priester gewijd en vervolgens tot nieuwe archimandriet aangesteld. Het Drievuldigheidsklooster groeide langzaam maar zeker uit tot een baken van hoop voor iedereen die de Unie en de vereniging met Rome genegen was.

Dat de scheurmakers deze evolutie met argusogen volgden, hoeft geen betoog. Op de rijksdag van Sandomir in 1606 eiste de schismatieke adel van Sigismund III dat hij de Griekse Kerk in haar oude luister zou herstellen en alle bisschoppen die trouw aan Rome hadden gezworen zou afzetten. De koning weigerde vlakaf, waardoor het een jaar later op aanstoken van prins Ostrogski tot een open oorlog kwam. Maar Sigismund behaalde de overwinning en zijn machtige tegenstander overleed in 1608 : de opstand was onthoofd. De meeste edelen, de chaotische toestanden meer dan moe, draaiden bij.

Zo ging het verzet tegen de Unie over van de adel naar de burgerij, waarvan de speerpunt de machtige seculiere broederschappen in de steden waren. De tactiek veranderde : in het vizier kwamen nu niet meer de bisschoppen, maar de gewone geestelijken en in het bijzonder de monniken van de basiliaanse orde, die men in een slecht daglicht probeerde te stellen. Waren Rutsky en Kuncewycz niet van plan om de oosterse ritus volledig te vernietigen en het klooster van de H. Drievuldigheid uit te leveren aan de jezuïeten ? Met dergelijke leugens bespeelde men met succes de publieke opinie in Vilnius en omgeving.

Weldra kon Josafat zich niet meer in de stad vertonen zonder uitgescholden en fysiek bedreigd te worden. Door het omkopen van rechters slaagden zijn vijanden er in om alle kerken van Vilnius af te nemen van de uniaten, op hun moederklooster na. Maar ook dat klooster wilden de seculiere broederschappen absoluut in handen krijgen, want zij beseften dat daar de katholieke monniken gevormd werden die het belangrijkste instrument van de Unie waren om de zielen te winnen.

Het was pas toen de koning in hoogsteigen persoon in de opstandige stad verscheen dat het recht zegevierde : alle kerken moesten teruggegeven worden, aan de schismatieken werd een zware financiële boete opgelegd en de leiders van het gestook werden verbannen. Eindelijk brak voor de Unie een periode van vrede aan.

EEN RIJK APOSTOLAAT

Ondertussen schrijven we 1609. Josafat voltooit zijn studies onder leiding van een jezuïet en wordt priester gewijd. De wedergeboorte van het monastiek leven in de Roetheense gebieden wordt werkelijkheid en verschillende abdijen krijgen onze heilige tot hegoumen of algemeen overste.

Sigismund III, koning van Polen en grootvorst van Litouwen, regeerde gedurende 45 jaar
over het Gemenebest ( 1587-1632 ).

Josafat is bijzonder actief en verdeelt zijn tijd tussen prediking, spirituele leiding en werken van barmhartigheid voor de behoeftigen. Onder zijn invloed treden meer dan zestig mannen toe tot de orde van Sint-Basilius. Het ligt dan ook voor de hand dat hij in 1614 aangesteld wordt tot archimandriet van het hem zo dierbare klooster van Vilnius, nadat pater Rutsky benoemd is tot metropoliet van Kiev. Omdat hij wil bewijzen dat de Unie helemaal in de lijn ligt van wat de grote oosterse kerkvaders geschreven hebben, verzamelt Josafat fragmenten uit hun teksten en brengt die samen in een indrukwekkende « Verdediging van de Eenheid van de Kerk » (1617).

De kern van de hele kwestie is en blijft het primaatschap van de paus. Josafat toont aan dat de onderwerping aan de Stoel van Rome volledig strookt met de aloude traditie van de Roetheense Kerk, die immers gesticht werd op het moment dat de Griekse Kerk nog verenigd was met de Latijnse, lang vóór 1054. De heilige bewijst ook dat de geestelijke leiders van de Roethenen vaak getuigd hebben van hun trouw aan Rome door zich af te zetten tegen de patriarchen van Constantinopel. De Unie van Brest vloeit dus logisch voort uit deze kritische opstelling.

In 1617 wordt van Josafat een zwaar offer gevraagd : zijn goede vriend, de metropoliet van Kiev, wil dat hij voorgoed afscheid neemt van Vilnius en het Drievuldigheidsklooster om tot bisschop gewijd te worden. In zijn grote nederigheid vindt de heilige zichzelf volkomen onbekwaam voor zo’n hoog ambt en het is pas na een felle innerlijke strijd dat hij, in volledige gehoorzaamheid, aanvaardt om hulpbisschop te worden van Polotsk, een stad in het noorden van het huidige Wit-Rusland. Al enkele maanden later, na de dood van de oude aartsbisschop, komt onze heilige aan het hoofd van Polotsk met de titel van archeparch.

De jurisdictie van het aartsbisdom strekte zich uit over een immens gebied dat helemaal tot aan Smolensk liep, aan de grens met Moskovië. Als Josafat er zou in slagen dit territorium door en door katholiek te maken, zou hij een stevige wal opwerpen tegen de druk van het orthodoxe tsarenrijk. Gelukkig voor hem laaiden de schismatieke passies in Polotsk en omgeving veel minder hoog op dan in Vilnius. Wel had hij af te rekenen met de argwaan van de plaatselijke gelovigen, die bang waren dat hun geliefde oosterse liturgie zou afgeschaft worden ten voordele van de Latijnse. Josafat spande zich in om dat wantrouwen te ontzenuwen door van af het begin de oosterse riten in ere te houden.

Al snel won hij het hart van zijn kudde door zijn grote heiligheid. De armen genoten zijn bijzondere aandacht : hij ontving elke dag verschillende behoeftigen in zijn paleis en gaf hen te eten. Al zijn geld deelde hij uit, zodat hij zelf in de grootste soberheid moest leven. Tegelijkertijd werkte hij onafgebroken aan de hervorming van zijn diocees. Dankzij een minutieus onderzoek in de archieven naar eigendomstitels kon hij voor het gerecht kloosters terugeisen die de schismatieken ten onrechte ingepalmd hadden. Vervallen abdijen van de uniaten restaureerde hij, net als de kathedraal van Polotsk die in een erbarmelijke staat verkeerde. Hij liet uit Vilnius basiliaanse monniken overkomen en installeerde hen in het hoofdklooster van zijn stad, met de bedoeling dat zij het geestelijk leven in de kerkprovincie op een hoger peil zouden tillen... vooral met betrekking tot de clerus, die elke degelijke vorming miste en vaak ook allesbehalve voorbeeldig leefde.

Het aloude klooster van de H. Drievuldigheid in Vilnius, waar de H. Josafat als jonge monnik ingetreden was, kreeg in de 18de eeuw een fraai barok toegangsportaal.

Met zijn ontembare energie riep Josafat jaarlijkse synodes in het leven, waarop hij zijn geestelijkheid dagenlang onderrichtte en aanspoorde tot een meer verheven levenswijze. Opdat zijn woorden zouden beklijven, maakte hij schriftelijke samenvattingen die ons overgeleverd zijn als de « Regels van de Zalige Josafat voor zijn priesters ». Hij legde er de nadruk op dat elke pastoor na de zondagsmis zijn schapen niet mocht laten vertrekken zonder hen een afsluitende les te geven : de hoofdzaken van de katholieke leer en het correct opzeggen van de voornaamste gebeden. Om zijn priesters meer tijd te geven voor het regelmatig bezoek van hun gelovigen verordende hij een sterk ingekorte vorm van het ellenlange goddelijk officie op weekdagen.

EEN COMPLOT HERSTELT 
DE SCHISMATIEKE HIËRARCHIE

In 1620 verscheen plots een zekere Theophanes, orthodox patriarch van Jeruzalem, op het toneel. Hij werd met veel omhaal ontvangen in Kiev, waar zijn bedoelingen al snel duidelijk werden : zijn komst kaderde in een complot, beraamd in Constantino­pel, om de toenemende invloed van de uniaten en in het bijzonder aartsbisschop Josafat een halt toe te roepen. Theophanes kon onmiddellijk rekenen op de steun van alle schismatieken en bovendien op een niet te onderschatten militaire macht : de Zaporozje-Kozakken, avonturiers die gezworen hadden dat zij hem indien nodig zouden beschermen tegen een ingrijpen van het Pools koninklijk leger.

Al snel werden onheilspellende dreigementen geuit. Men riep op tot de afzetting van de Romegetrouwe bisschoppen en tot de verdrijving van alle uniaten. Vanuit heel Roethenië werden deputaties naar Kiev gezonden om te zeggen dat men nog slechts wachtte op concrete orders van Theophanes. Sigismund III, gealarmeerd, kon niet daadkrachtig ingrijpen ; hij stond aan de vooravond van een campagne tegen Moldavië en kon zich geen open oorlog in Roethenië veroorloven. De koning moest dus temporiseren en beperkte zich tot – vergeefse – pogingen om de patriarch van Jeruzalem het land uit te krijgen.

Op 15 augustus 1620 zette Theophanes de kroon op zijn ondermijnend werk : in het geheim wijdde hij in één keer een volledig nieuwe schismatieke hiërarchie, met een metropoliet en zes bisschoppen. Meest te duchten was een zekere Meletius Smotrycki, die intellectueel onderlegd was en niet toevallig werd aangesteld tot orthodox aartsbisschop van Polotsk en dus rivaal van de wettige archeparch, Josafat.

De onwettige herders gingen onmiddellijk tot de actie over. Hun plan bestond er in om het volk tot opstand te bewegen, de “ paapse ” bisschoppen van hun zetel te verdrijven en alle kerken voor de orthodoxie te openen. De Poolse regering zou zo voor een voldongen feit geplaatst worden. Om het manoeuvre te vergemakkelijken begonnen zij ook halsoverkop een nieuwe geestelijkheid te wijden.

Tot overmaat van ramp beseften de Poolse Rooms-katholieken te weinig wat er op het spel stond. De meesten van hen gaven blijk van onverschilligheid, sommigen uitten zelfs openlijk hun misprijzen voor de oosterse liturgie. Metropoliet Rutsky begaf zich in eigen persoon naar de rijksdag van 1621 om de zaak van de uniaten te bepleiten. Hij onderstreepte hoe de godsdienstige eenheid van Polen, een land dat aan alle kanten bedreigd werd, enkel kon versterkt worden door de Unie te beschermen en te propageren. « Wij, uniaten, leven in een katholiek land en onder een katholieke koning en wij worden bedreigd met het verlies van onze bezittingen en zelfs ons leven. En waarom ? Omdat wij katholiek zijn ! »

Sigismund III gaf Rutsky zijn volledige steun. Eerder zou hij zijn kroon neerleggen, zo liet hij weten, dan er in toe te stemmen dat er aan de H. Rooms-katholieke Kerk schade werd toegebracht. De tegenstanders van de Unie deden er het zwijgen toe... om kort daarna in Polotsk met hernieuwde strijdlust aartsbisschop Kuncewycz te bekampen, want Warschau en de koning waren ver weg.

HET MARTELAARSCHAP

In het jaar 1623 werd het duidelijk dat alleen God zelf de storm die over de uniaten joeg tot bedaren kon brengen. Maar daarvoor was een ultiem offer nodig. « De geünieerde Kerk », schrijft Dom Guépin, « zou de vrede slechts kunnen afkopen door de prijs te betalen van haar zuiverste bloed ; God vroeg haar de meest beroemde van haar zonen : Josafat » (deel 2, p. 82).

De heilige was zich bewust van wat hem boven het hoofd hing. Tijdens een sermoen in een kerk van Polotsk zei hij : « Ik ben er heel goed van op de hoogte dat men hinderlagen tegen mij legt en mijn dood voorbereidt. Jullie moeten echter weten dat het mijn grootste verlangen is mijn leven te kunnen geven voor de heilige Unie en de Opperherder van de Kerk. »

In oktober kwamen er alarmerende berichten uit Vitebsk, een stad op 100 km van Polotsk : het leven van de plaatselijke Grieks-katholieken verkeerde in groot gevaar. Ogenblikkelijk besloot Josafat erheen te trekken, hoezeer zijn omgeving hem daar ook vanaf probeerde te houden. De reis verliep voorspoedig, maar in Vitebsk zelf barstte de haat tegen de aartsbisschop volop uit. Op 10 november ging in het stadhuis een bijeenkomst van schismatieken door waarop tot de moord op Josafat werd besloten. Men zou het gepeupel ophitsen en het de vrije hand laten, zodat de hoofdverantwoordelijken buiten schot konden blijven.

De eerbiedwaardige kathedraal van de H. Wijsheid in Polotsk gaat terug tot de 11de eeuw. Onze heilige herbouwde haar in 1618-1620. Het huidig uitzicht is 18de-eeuws.

Twee dagen later verzamelde zich een brullende menigte voor de poort van het verblijf van de aartsbisschop. Drie orthodoxe popen waren erbij, die het volk opjutten en de Unie vervloekten. Met bijlen sloegen de aanvallers de deuren in en stormden vervolgens de binnenplaats op. Enkele trouwe dienaars van Josafat probeerden hun meester met hun lichaam te beschermen, maar werden neergeslagen. Toen verscheen de heilige in de deuropening : « God zij met jullie, mijn kinderen », sprak hij. « Waarom vallen jullie mijn bedienden aan ? Als jullie iets tegen mij hebben, hier ben ik ! » En hij hief zijn hand op om zijn beulen te zegenen.

Eén ogenblik aarzelen de moordenaars nog. Maar dan roept iemand luidkeels : « Sla toe ! Dood die papist ! » Een van de belagers slaat Josafat met een knuppel op het hoofd, een andere hakt op hem in met zijn bijl. De martelaar valt, de bende stort zich op hem en maakt hem op gruwelijke wijze af. Het lijk wordt naar de binnenkoer gesleept. Een hond die zich blaffend bij het verminkte lichaam van zijn meester posteert, wordt door de moordenaars gedood en in stukken gesneden, waarop men die stukken op het lijk legt om het hondenbloed met dat van de heilige te vermengen – een goddeloze daad van pure haat. Vervolgens bindt men een touw vast aan de voeten van de aartsbisschop en sleept het lichaam in triomf door de straten van de stad, om het tenslotte in de rivier de Dvina te gooien.

Sanguis martyrum semen christianorum. Het offer van de H. Josafat bracht rijke vruchten van bekering voort. Verschillende moordenaars toonden diep berouw over hun misdaad en bekeerden zich tot het katholicisme alvorens op het schavot te sterven. De meeste inwoners van zowel Vitebsk als Polotsk traden toe tot de Unie en zelfs Meletius Smotrycki, de onwettige aartsbisschop, zwoer het schisma plechtig af en werd later in zijn geschriften een vurig verdediger van de vereniging met Rome.

* * *

Op 12 februari 2016 ontmoette paus Franciscus in Havana de Russisch-orthodoxe patriarch Kiryll in het kader van de conciliaire oecumene. « Het is duidelijk », zo zei de paus, « dat de methode van de “ eenmaking ”, die in het verleden werd beoefend en die erin bestond een bepaalde gemeenschap los te weken van haar Kerk en met een andere gemeenschap te verenigen, geen goed middel is om tot eenheid te komen. » Daarmee verloochent de Roomse Opperherder de H. Josafat Kuncewycz, de Oekraïense Grieks-katholieke Kerk die uit zijn moedig apostolaat ontstaan is en alle uniaten die omwille van hun trouw aan de Stoel van Petrus vervolgd werden door de orthodoxen...

Gelukkig ziet Onze-Lieve-Vrouw van Fatima het helemaal anders ! « Rusland zal zich bekeren. » Van wat ? Van zijn dwalingen : het communisme uiteraard, maar ook en vooral het schisma dat het trotse “ derde Rome ” naar het voorbeeld van Constantinopel in 1448 voltrok. Die bekering, die terugkeer in de schoot van de Una Sancta zal het grote mirakel zijn dat zal voortvloeien uit de toewijding van Rusland aan het Onbevlekt Hart van Maria !

redactie KCR
Hij is verrezen ! nr. 106, juli-augustus 2020

Het bloeiende Grieks-katholiek seminarie van de Drie Hiërarchen in Kiev ( foto uit 2016 ).