Een hart dat overloopt van liefde

Sint-Franciscus van Sales

Glasraam met de afbeelding van de heilige : « de beminnelijke Christus van Genève».

Welke godsdienst, welke God zal na de godsdienstoorlogen van de 16de en de eerste helft van de 17de eeuw op het voorplan komen om de Oude Wereld te heroveren en het geloof naar de Nieuwe Wereld te brengen ? Een lutherse, calvinistische God vervuld van heilige gramschap of een katholieke God van barmhartige goedheid die tot het mensenhart spreekt ? Sint-Franciscus van Sales (1567-1622) is op de wereld gekomen om op het beslissende moment een antwoord te geven op die onrustwekkende vraag. De bisschop van Genève, die bij wijze van spreken zijn hart in zijn handen droeg, heeft de vore getrokken waarin alle gecanoniseerde heiligen van de 17de eeuw hem gevolgd zijn, naast talloze voorbeeldige katholieken van goede wil. Franciscus is de leraar die God aan zijn Kerk geschonken heeft om haar voor te bereiden op de grote openbaring van zijn H. Hart die op het einde van diezelfde eeuw zal plaatsvinden in Paray-le-Monial.

VOORBESTEMD VOOR DE GEESTELIJKE STAAT

FRANCISCUS werd geboren op 21 augustus 1567  in het kasteel van Sales in Thorens (Savoie). Hij was de oudste zoon van een edelman, François de Sales, en van dame Françoise de Sionnaz, zijn jonge echtgenote die op de huwelijksdag slechts vijftien was. Zij had de rijke seigneurie van Boisy als bruidsschat meegebracht ; daarom werd de heer van Sales voortaan Monsieur de Boisy genoemd.

De moeder van Franciscus was sterk en praktisch, maar ook bijzonder vroom. Ze had haar kind aan Onze-Lieve-Heer toegewijd « toen het zich nog in haar schoot bevond » en wel vóór de H. Lijkwade, die toen bewaard en vereerd werd in Chambéry. Franciscus was een charmante jongen die graag gezien was. « Mijn God en mijn moeder houden van mij » : een ontwapenende uitspraak die van hem overgeleverd is.

Wanneer hij elf jaar is, vraagt hij om de tonsuur te mogen ontvangen. Zijn beslissing om geestelijke te worden is zo onwrikbaar « dat ik nog voor geen koninkrijk van mening zou veranderd zijn », schrijft hij later. Maar zijn vader heeft andere plannen en stuurt hem naar het college van Clermont in Parijs, dat in handen van de jezuïeten is. Hij doorloopt heel de cyclus van de humaniora en de artes liberales « om mijn vader plezier te doen ». Naar het voorbeeld van Thomas More wordt hij een bekwaam humanist, maar hij bestudeert ook de theologie « om mezelf plezier te doen ». In de congregatie van de Maagd Maria waartoe hij behoort en waarvan hij al snel de prefect wordt, noemt men hem “ de engel van onze school ”.

De geleerde monnik Génébrard becommentarieert voor zijn studenten het Hooglied. Voor Franciscus is het een openbaring : de liefde van God voor zijn schepsel wordt vergeleken met die van een echtgenoot voor zijn echtgenote.

Na twee jaren van spiritueel enthousiasme kent hij in 1586 – hij is negentien – plots een crisis. De studie van de verschillende theorieën over de predestinatie, het antwoord van de thomisten op het pessimisme van Calvijn... dompelt hem in « grote verleidingen en extreme geestelijke angst in verband met de hoop op mijn eeuwige redding ». Hij denkt dat hij verdoemd is. Het zijn zes verschrikkelijke weken, « zo vreselijk dat ik haast niet meer kon eten of slapen en mager werd en zo geel als was ».

Het was de H. Maagd Maria die hem bevrijdde. Hij ging binnen in de kerk van Saint-Etienne-des-Grès, in Parijs, en reciteerde het Memorare (« Gedenk, o allermildste Maagd Maria... ») aan de voeten van het beeld van Notre-Dame-de-Bonne-Délivrance. Dit 14de-eeuwse beeld, ook bekend als de Zwarte Maagd van Parijs, was het voorwerp van grote verering. De “ goede verlossing ” werd in het begin in zeer brede zin opgevat, maar in de tijd van Franciscus van Sales smeekte men vooral om de voorspraak van Maria in geestelijke nood. Onmiddellijk « verdween de verleiding en viel het kwaad van mij af als de schubben van melaatsheid ». Uit erkentelijkheid wijdde hij zijn kuisheid toe aan God en aan Maria en legde hij de gelofte af elke dag zijn rozenhoedje te bidden.

In 1588 rondde hij zijn vorming af aan de befaamde universiteit van Padua. Zijn theologische studies confronteerden hem opnieuw met het onoplosbare probleem van de predestinatie. Want de genade van de Maagd Maria in Parijs had wel de angst van zijn hart gekalmeerd, maar de tegenwerpingen van zijn geest bleven bestaan. Was het echter niet nodig dat Franciscus door deze doodsstrijd ging om later het tegengif te leveren tegen het jansenisme, de ketterij die heel de 17de eeuw vergiftigde, door de weg te openen tot de ware devotie en de verheerlijking van de werken ?

« WE MOETEN GENÈVE HEROVEREN »

Met een dubbel doctoraat, in het canonieke en in het burgerlijke recht, keert Franciscus in februari 1592 terug naar het hertogdom Savoie. Zijn vader heeft de toekomst al uitgetekend : een carrière van advocaat om op een dag in de senaat van Savoie te zetelen, een adellijke titel, een domein en... een verloofde ! Maar de Voorzienigheid werpt alle obstakels omver om Gods uitverkorene toe te laten zijn geestelijke roeping te volgen. Uiteindelijk wordt Franciscus met de zegen van zijn vader op 18 december 1593 tot priester gewijd in de kathedraal van Annecy door Mgr. Claude de Granier, die hem koestert als was hij zijn eigen zoon.

Annecy was in die tijd een belangrijke plaats : de prinsbisschoppelijke stad Genève was in 1536 tot een gereformeerde republiek uitgeroepen en kwam vijf jaar later onder het bewind van Calvijn ; daarom had men de bisschopszetel overgebracht naar Annecy. De bewoners van Savoie, die overtuigd katholiek gebleven waren, weigerden zich bij het verlies van het prestigieuze prinsbisdom neer te leggen. Franciscus van Sales vertolkte dat gevoelen toen hij zich als proost van het kathedraalkapittel tot zijn kanunniken richtte : « Wat zullen wij doen, mijn medestrijders ? » En hij gaf meteen zelf het antwoord : « We moeten Genève heroveren ! » Hoe ? « Het is door de naastenliefde dat de muren van Genève geslecht moeten worden, door de naastenliefde dat wij er moeten binnendringen, door de naastenliefde dat wij haar opnieuw moeten veroveren. »

Het concrete doel dat Franciscus zich stelde was een grote missie in de Chablais. Die provincie was tussen 1536 en 1569 door de milities van Bern ingepalmd, maar in 1593 teruggeschonken aan de hertog van Savoie. Zestig jaar protestantse terreur had de Chablais een zware slag toegebracht. De bevolking was onzeker over de politieke toekomst van het gebied en durfde niet zomaar terugkeren naar het katholieke geloof. Bovendien waren veel burgers gehecht aan hun handelsbelangen in de protestantse landen. Toen de hertog van Savoie aan Mgr. de Granier missionarissen vroeg om de bekering van de provincie ter harte te nemen, bood Franciscus zich dan ook onmiddellijk als vrijwilliger aan.

De missie van Sint-Franciscus in de Chablais, die hij onder de speciale bescherming van de Koningin van de apostelen plaatste, was een voorbeeld van Contrareformatie, een katholiek werk bij uitstek, gefocust op bekering. Dankzij onvermoeibare en moedige “ controversen ”, zowel schriftelijke als mondelinge, werd zij uiteindelijk met succes bekroond. Na twee jaar van ondankbaar labeur zag het jaar 1597 een aantal ophefmakende bekeringen die de ondergang van de ketterij inluidden en de massale terugkeer van de bevolking naar het traditionele geloof. Ontelbare predikanten, notabelen en hele families zwoeren het protestantisme af en keerden terug in de schoot van de Kerk. Het waren er zoveel dat men tenslotte enkel de namen van de gezinshoofden opschreef : 2300 namen op elf dagen !

De zachtmoedige Franciscus openbaarde zich in de Chablais als een atleet en een onverschrokken apostel : elke avond de steile hellingen beklimmen tot zijn voeten ervan bloedden ; elke winter de “ volmaakte vreugde ” kennen van verjaagd te worden door de inwoners en de nacht door te brengen in een broodoven die nog net warm genoeg was om niet dood te vriezen ; op het nippertje aan een meute wolven ontsnappen door in een boom te klimmen, waar de boeren hem de volgende ochtend half bevroren terugvonden ; ontsnappen aan een hinderlaag van gewapende mannen die vast van plan waren hem te doden ; zonder een woord te zeggen de affronten slikken die de protestanten van de hoofdplaats Thonon hem naar het hoofd slingerden.

Tijdens datzelfde jaar 1597 maakte hij nochtans een nieuwe vreselijke crisis door van verleidingen tegen het dogma van de H. Eucharistie. Hij werd er op wonderbare wijze van gered door de Naam van Jezus en Maria te aanroepen.

Wat een persoonlijkheid ! Niemand kon naast de vruchten van zijn apostolaat in de Chablais kijken : bij zijn aankomst was hij er ontvangen door amper twintig katholieke gezinnen ; toen hij vertrok, waren er nog slechts twintig protestantse huishoudens over.

NAAR PARIJS

Zijn bisschop stelt Franciscus aan tot coadjutor, naaste medewerker, met de bedoeling dat hij hem ooit zal opvolgen en stuurt hem op diplomatieke zending naar het hof van koning Hendrik IV in Parijs. Het is dus met de aureool van « bekeerder van de Chablais » dat hij in 1602 in de Franse hoofdstad aankomt. Men vraagt hem voor de vastenpreken in het Louvre, in de kapel van de koningin. Het hof is onder de indruk : « Van zodra men hem beluisterd had, werd hij beschouwd als een van de grootste predikanten die men in Frankrijk ooit gehoord had », tekende een kroniekschrijver op.

Het beeld van Notre-Dame-de-Bonne-Délivrance, aan wie Franciscus van Sales bevrijding van zijn geestelijke beproeving vroeg, bevond zich vroeger in de Parijse kerk van Saint-Etienne-des-Grès, een van de 145 kerken die vreselijk genoeg tijdens de Franse Revolutie verwoest werden. Het staat nu in de kapel van de hospitaalzusters in Neuilly-sur-Seine, aan de westelijke rand van de Franse hoofdstad.

Abbé de Bérulle introduceert hem in het salon van “ la belle Acarie ” : Barbe Acarie, de vrome echtgenote van burggraaf Pierre Acarie, die een godsdienstige kring heeft gesticht in de geest van de Contrareformatie (zij zal later karmelietes zijn en zaligverklaard worden). Franciscus van Sa- les verovert er de harten van alle aanwezigen. Hij moedigt Bérulle aan in zijn project om het Oratorium van Jezus en Maria Onbevlekt op te richten, een initiatief om het religieuze, spirituele en morele niveau van de Franse clerus op te krikken. Ook zet hij hem ertoe aan de hervormde Karmel in Frankrijk te verwelkomen, want Franciscus is een grote bewonderaar van de H. Teresia van Avila.

Monsieur de Sales is een uitzonderlijke heilige, maar dat hebben zijn tijdgenoten onvoldoende beseft, al dragen zij hem op handen. Hendrik IV, die hem graag in Parijs wil houden, geeft hem niet de gevraagde hulp of het benodigde geld om de katholieke eredienst te herstellen in het land van Gex, dat in 1601 terug bij Frankrijk gekomen was. De reden is dat de koning er de protestantse gezagsdragers steunt...

Op zijn terugweg naar Savoie verneemt Franciscus de dood van zijn beminde bisschop, Mgr. de Granier. Op 8 december 1602 ontvangt hij de bisschopswijding « die mij van mezelf beroofde om me te schenken aan mijn geliefde diocees, mijn arme bruid waarvan ik nooit meer wil scheiden ». Tijdens de ceremonie begon zijn gelaat plots te stralen : in extase zag hij hoe de H. Drie-eenheid innerlijk in zijn ziel drukte wat de wijdingsbisschoppen uiterlijk op zijn persoon verrichtten. Hij zag bovendien dat Onze-Lieve-Vrouw en de apostelen Petrus en Paulus hem onder hun bescherming namen. Wat hij beleefde, was zo intens dat hij een maand lang als het ware vervreemd was van de wereld.

Kaart van de ontwikkeling van het hertogdom Savoie, later het koninkrijk Piëmont-Sardinië. Genf is de Duitse naam voor Genève.

EEN NIEUWE SINT-CAROLUS BORROMEUS

Hij is nu 35 jaar en bisschop. Als model neemt hij de H. Carolus Borromeus (1538-1584), de grote zielenherder van Milaan en boegbeeld van de katholieke Contrareformatie. Onder zijn paarse soutane draagt Franciscus opgelapte kleren... die hij zonder aarzelen afgeeft aan een uiterst arme priester. Zijn vriend Antoine Favre schenkt hem als bisschoppelijke residentie een mooie woning, waarin hij voor zichzelf een onooglijk kamertje uitkiest. Tegenover de personen die zich over die keuze verbazen zegt hij : « Ik zal de hele dag rondwandelen als bisschop van Genève, maar me ’s nachts terugtrekken als Franciscus van Sales. »

Aan zijn bedienden draagt hij op dat ze niemand mogen beletten tot bij hem te komen. Zijn broer, die zijn coadjutor is geworden, verliest op een dag zijn geduld wanneer Franciscus de maaltijd onderbreekt om een eenvoudige meid te ontvangen ; hij antwoordt lachend : « Weet je, broerlief, wij bisschoppen moeten zijn zoals die grote openbare drinkbakken waaruit iedereen water mag putten. »

In de biechtstoel toont hij een hart « dat op een moederlijke manier vaderlijk » is. Hij is er ter beschikking van « alle sukkelaars en iedereen die uit zijn neus stinkt », met andere woorden personen die bij andere priesters weerzin zouden kunnen opwekken. In de kathedraal laat hij de biechtstoel verplaatsen naar de kleine zijdeur om de toegang te vergemakkelijken voor alle beschaamde zondaars.

Aan zijn priesters onderwijst hij allereerst de theologie, want hun onwetendheid – « het allerergste voor een priester » – vindt hij betreurenswaardig. Hij bezoekt zelfs het kleinste gehucht van zijn diocees, met het risico armen en benen te breken « in de verschrikkelijke bergen en op het zo te duchten ijs ». Zijn doel is om overal de vurigheid in het geloof opnieuw aan te wakkeren en hij doet dat met zoveel zelfvergetelheid dat hij ’s avonds oververmoeid van lichaam en geest weer in Annecy aankomt. « Maar de volgende ochtend ben ik weer vrolijker gezind dan ooit ! »

Op de dagen dat het catechismusles is, lopen twee jongeren in een blauwe dalmatiek met de naam “ JEZUS ” erop door de straten van Annecy. Ze luiden een belletje en roepen : « Naar de christelijke lering ! Naar de christelijke lering die ons de weg naar de Hemel onderwijst ! » Mgr. de Sales geeft zelf de lessen aan de kinderen en gebruikt daarvoor de catechismus van Robertus Bellar­minus. Hij kan zo goed opschieten met de jeugd dat deze erdoor gecharmeerd is. Hij ondervraagt zelf de jongens en de meisjes, legt alles goed uit met vergelijkingen en verhalen die gemakkelijk te onthouden zijn. In het begin komen de ouders mee uit nieuwsgierigheid, daarna blijven ze voor het genoegen dat ze er zelf aan beleven.

EEN PROVIDENTIËLE ONTMOETING

We schrijven 1604. Franciscus heeft zich teruggetrokken in het kasteel van Sales om de vasten voor te bereiden die hij in Dijon moet preken. Op een ochtend, tijdens zijn dankzegging, heeft hij een visioen : hij ziet de drie eerste zusters van een congregatie die hij moet stichten. Een van de drie is weduwe ; ze is gekleed in het zwart en haar zedige gezicht staat ernstig.

Rond diezelfde tijd vraagt Jeanne-Françoise de Frémyot, barones de Chantal, aan God om haar in haar weduwschap « een man te sturen om haar te leiden, maar een man die heilig, engelachtig en van God doorstraald is ». Wanneer ze op een morgen te paard door de vallei van Bourbilly rijdt, ziet ze plots een haar onbekende man die eruit ziet als een bisschop, groot, met een engelachtig voorkomen en iemand die tegelijkertijd majesteit en tederheid uitstraalt. Een innerlijke stem zegt haar : « Dat is de gids die graag gezien wordt door God en door de mensen en in wiens handen jij je geweten moet laten rusten. »

Jeanne-Françoise volgt de raad van haar vader op om de vastenpredicaties in Dijon te volgen. Nauwelijks heeft ze een blik geworpen op de redenaar of ze herkent de man die God haar getoond heeft. En ook de prelaat ziet onmiddellijk dat zij de weduwe uit zijn visioen is. Tussen beiden vlamt een heilige en zuivere geestelijke liefde op. Nadat hij haar biecht gehoord heeft, zegt Franciscus : « Gedurende die korte biecht nestelde God die mooie ziel heel intiem en op een buitengewone manier in mijn hart ; en ik voelde dat ik haar moest verheffen tot de heiligheid. » Hij stuurt haar een briefje : « God heeft mij aan u gegeven, komt me voor. » En later : « Ik ben de uwe ; Jezus wil het zo. »

Onze vader, abbé de Nantes, aarzelt niet om dit geestelijke huwelijk te vergelijken met dat tussen de H. Maagd Maria en Sint-Jozef. De verbintenis tussen Franciscus en Jeanne-Françoise kent een onvergelijkbare vruchtbaarheid, een overvloed aan deugden en werken. Op 24 augustus 1604, op het ogenblik waarop de bisschop tijdens de Mis het H. Sacrament opheft, legt barones de Chantal de gelofte van gehoorzaamheid aan haar geestelijke vader en van kuisheid af ; en hijzelf hernieuwt zijn gelofte van kuisheid en belooft plechtig aan God dat hij « Jeanne-Françoise Frémyot, zijn zeer geliefde geestelijke dochter, op de meest zorgzame, trouwe en heilige wijze zal leiden, helpen, dienen en vooruitgang doen maken in de liefde tot God. Ik aanvaard haar en beschouw haar voortaan als de mijne om van haar rekenschap af te leggen voor Onze-Lieve-Heer. »

Na de Mis zet hij deze woorden op schrift in de vorm van een akte, die de toekomstige H. Jeanne de Chantal tot aan haar dood zal bewaren in een klein zakje dat zij om haar hals hangt.

DE STICHTING VAN DE VISITATIE

Franciscus van Sales legt zich toe op de geestelijke leiding van Jeanne-Françoise. Hij bevrijdt haar van haar vroegere geestelijke leidsman die ronduit tiranniek was, geeft haar een leefregel (dezelfde die hij in Padua gevolgd heeft) en geneest haar van haar aangeboren pessimisme en neiging tot onrustigheid. Zij vindt in hem haar heer en meester die van haar een grote heilige zal maken.

Sint-Franciscus geeft de Regel van de Visitatie aan de H. Jeanne de Chantal. Schilderij door Noël Hallé, ca. 1760.

En het bisdom verliest er niets bij, wel integendeel ! Het is voorgoed gedaan met de verleidingen van wanhoop en met de angst voor verdoeming waaraan Franciscus vroeger ten prooi was. Zijn toewijding aan zijn geliefde bisdom wordt er alleen maar groter door : in twintig jaar episcopaat wijdt hij negenhonderd priesters en legt hij ontelbare pastorale bezoeken af. In 1605 schrijft hij aan Jeanne-Françoise : « Aan al het goede dat gedaan is aan de eenvoudige zielen hebt u altijd deelgenomen, zoals aan al het andere dat gebeurt en zal gebeuren zolang ik verantwoordelijk ben. »

Hij was van nature zeer affectief en aanspreekbaar, maar toch met zelfbeheersing in de gave van zichzelf. Hij wist dat hij, met de genade van God, een ziel kon redden en leiden vanuit de liefde waarvan zijn hart overliep. Zo werd zijn natuurlijke genegenheid het kanaal voor de goddelijke liefde die hij aan steeds meer zielen betoonde. Abbé de Nantes schrijft daarover : « Hij was een man die zich richtte tot vrouwen, jong of oud, zonder bezigheid of eenzaam, van wie de mannen andere zaken aan hun hoofd hadden ; en hij was het antwoord op hun behoefte aan een zuivere, heilige, engelachtige, goddelijke man die hun de ervaring schonk van de goddelijke liefde. »

Het is met die sleutel dat we de Inleiding tot het godvruchtige leven moeten lezen. Dit prachtige boek, verschenen in 1608, kende dadelijk een buitengewoon succes : veertig uitgaven tijdens het leven van de auteur ! Het gaat om een dialoog tussen Sint-Franciscus en u, beste lezer, die dorst naar de liefde van God. Ik, zegt de heilige, wil in u het vuur van de heilige Liefde en de tedere godsvrucht ontsteken. God wil in u enkel de liefde : Hij wacht op uw hart. Ga het niet verspillen in amoureuze avontuurtjes !

Een waterval van echt goddelijke liefde uit het éne hart van deze beide heiligen zal nu omlaag stromen en de kleinste zielen bereiken, vrouwen of meisjes van een minder sterke gezondheid en vol verlangen om zich aan God te wijden, maar die dat niet kunnen doen in de te gestrenge bestaande orden. Voor hen wil Franciscus in 1610 een heel eenvoudige congregatie stichten : die van Maria Visitatie. Men zal er de liefde tot de dierbare naaste beoefenen die ook de liefde tot de vijanden inhoudt. Want de uitstekende vruchten van het nieuwe werk ontketenen ogenblikkelijk beschimpingen en laster, als een revanche van Satan. De heilige bisschop reageert enkel met zachtheid en vergeving, zodat in Savoie al gauw een gezegde de ronde doet : « Men moet de zalige Franciscus beledigen om alle soorten weldaden van hem te verkrijgen. »

De Verhandeling over de liefde van God is het intieme dagboek van de twee heiligen die samen de Kalvarieberg beklommen om er het offer van hun beide harten te brengen, als « een universele remedie tegen elke vorm van loomheid en traagheid » (H. Vincentius a Paulo).

Franciscus van Sales overleed in het klooster van de Visitandinnen in Lyon op 28 december 1622, tijdens een vredesmissie voor koning Lodewijk XIII. Zijn graf in Annecy werd al snel een bedevaartplaats. Hij werd heiligverklaard in 1665 en in 1877 uitgeroepen tot kerkleraar. Jeanne-Françoise de Chantal overleefde hem nog 19 jaar en stierf in 1641. In 1767 werd ook zij tot de eer van de altaren verheven.

zuster Camille van het Kindje Jezus
Hij is verrezen ! nr. 122, maart-april 2023

In 1911 werden de relieken van Sint-Franciscus van Sales en van de H. Jeanne de Chantal plechtig overgebracht naar het nieuwe klooster van de Visitatie in Annecy. De schrijnen van de heiligen werden begeleid door meer dan vijftig kardinalen, aartsbisschoppen, bisschoppen en gemijterde abten ; men schatte de aanwezige menigte op 80.000 personen, van wie er 36.000 de processie volgden.