14 MEI 2015

Van Hemelvaart naar Pinksteren,
gisteren en vandaag

WE hebben een zeer mystieke evangelietekst gelezen, met woorden die geen enkel mens had kunnen uitvinden. Hij die ze heeft uitgesproken is met zijn lichaam ten hemel gevaren. Het is die historische gebeurtenis die we deze zondag vieren. Met de Kerk van alle tijden belijden we ons geloof in de lichamelijke, zeer reële Hemelvaart.

De moderne priesters zeggen, zoals men in de tegenwoordige catechismus kan lezen, dat de Hemelvaart slechts een « manier van spreken » is. Uiteraard is Jezus niet naar daar boven gegaan; wat zou Hij daar boven doen? Maar als Hij niet daarboven is, waar is Hij dan? Hij is in God, antwoordt ons pater Tallec. Maar zeggen dat Jezus Christus in God is, wat wil dat zeggen, aangezien Hij zelf God is?!

We geloven in het Evangelie en in de Handelingen der Apostelen van de H. Lucas. Die schreef 30 jaar na de gebeurtenissen en hij was de medebroeder van alle apostelen. De katholieke Kerk wist reeds dat de apostelen Jezus naar de Hemel hadden zien opstijgen en dat Hij zou terugkeren aan het einde van de tijden. In hun navolging heeft zij steeds geloofd dat op dezelfde manier waarop Hij ten Hemel was gevaren, men Hem zou zien terugkeren om te oordelen levenden en doden...

Jezus was vertrokken, maar bij zijn vertrek had Hij hen gezegd: « Blijf rustig, doe niets totdat Ik jullie mijn Heilige Geest zend. » De apostelen sloten zich op in het Cenakel omdat ze bang waren voor de Joden; ze voelden zich werkelijk als wezen. Gedurende drie jaar volgden ze Jezus overal, ze zagen Hem wonderen doen, lezen in de toekomst; ze zagen Jezus volmaakt, zodat ze uiteindelijk begrepen dat Hij niet alleen de Verlosser was, de Messias, maar dat Hij de Zoon van God was, dat Hij God zelf was. Ze hadden een onwankelbaar vertrouwen in Hem. Maar Jezus liet zich op het Kruis nagelen en ter dood brengen. Blijkbaar hebben allen het geloof verloren, behalve Maria. Jezus verrijst echter, men gaat van vreugde over naar wanhoop, van wanhoop naar een nog dwazere vreugde; men gelooft Hem niet maar men raakt Hem aan, men ziet Hem eten, men leeft met Hem, Hij keert terug, Hij verdwijnt, Hij keert terug... Men bemerkt dat Jezus,die leeft, in staat is om daar te zijn, zich te tonen, met zijn apostelen te eten, maar ook plots te verdwijnen. Uiteindelijk is Hij steeds daar, zelfs als men Hem niet ziet; Hij hoort wat men zegt, Thomas weet dat maar al te goed!

Gedurende veertig dagen kwam en ging Jezus om hen te doen wennen aan zijn geestelijke tegenwoordigheid, zichtbaar of onzichtbaar, zoals Hij het wil. Op de dag van Hemelvaart is Hij echter ten Hemel geklommen. Hij heeft hen gezegd: « Nu keer ik pas terug aan het einde van de tijden. » Zij hebben gedacht dat dit minstens 20 of 30 jaar zou duren, maar niet langer. Ze zeiden onder elkaar: we kunnen niet leven zonder Hem, dus zal Hij terugkeren. In afwachting waren ze in het Cenakel, ze bewogen niet, en ze wachtten op de dag van de komst van de Heilige Geest. Ze voelden zich niet helemaal wees omdat de Heilige Maagd Maria toch daar was. Jezus had hen gezegd te bidden in afwachting van zijn komst.

Dat is precies de raadgeving die de H. Petrus (1 Pe 4, 8) aan zijn christenen gegeven heeft aan het einde van zijn leven, toen hij wist dat hij weldra als martelaar zou sterven en dat de christenen hierdoor een vreselijke slag zou worden toegebracht.

Petrus gekruisigd, Paulus onthoofd, wat bleef er over van de Kerk? Ze zijn moedig geweest! Petrus heeft hen gezegd: als we er niet meer zullen zijn, wees dan wijs en voor alles: bemin elkaar en bid. Dat elkeen aan de anderen geeft wat hij heeft; hij die kan spreken, dat hij spreekt; hij die genezingen kan doen, dat hij geneest; hij die profeteert, dat hij profeteert; wees gastvrij onder elkaar, kibbel niet. Dat is wat de apostelen gedaan hebben in afwachting van Pinksteren.

In een periode van afwachting, tussen een catastrofe en een overwinning van Christus, een openbaring van de macht van God, kan men zich alleen maar rustig houden. Ook wij maken heel moeilijke momenten mee, of het nu gaat om de internationale situatie, de toestand in de Kerk, in ons land of in onze gezinnen...

Maar Christus is de Koning der koningen, de Heer der heren, de grote Overwinnaar wanneer Hij dat zal willen. De H. Maagd Maria heeft dat te Fatima gezegd; het H. Hart van Jezus heeft het herhaalde malen geopenbaard, te Paray-le-Monial of aan heiligen. Hij zal terugkeren, de Kerk zal herrijzen, de wereld zal een heerlijke tijd van vrede meemaken, het Rijk der Hemelen zal zich uitbreiden tot aan de uiteinden van de wereld. Christus alleen zal het zijn die deze wonderen zal doen op een ogenblik dat er geen hoop meer is, opdat de ganse wereld zou weten dat Hij alleen het is die dit kan op verzoek van de H. Maagd Maria.

Wat ons wordt gevraagd is dus niet te proberen op dit moment uit alle macht de mensen te bekeren... Honderd jaar geleden, toen onze missionarissen naar China, naar Indochina, naar Afrika, naar Zuid-Amerika trokken, troffen ze mensen aan in een vreselijke ellende, die niets afwisten van natuurwetenschappen, van de weldaden van de technologie, enz. Men kwam daar aan met heel onze beschaving en onze rijkdommen, men bracht hen alles. Ze waren gelukkig dat ze tenslotte niet langer van honger moesten sterven. Men schiep er orde, men belette hen elkaar te verscheuren zoals ze sinds eeuwen deden, letterlijk trouwens. Met de missies, de kolonisatie, de kruistochten bracht men hen alles in naam van Jezus Christus.

Wanneer men zich vandaag ergens aanbiedt, is men achterhaald. Kijk naar dat fantastische Japan, de grootste bankier van de wereld. We kunnen niet meer zonder hun apparatuur, we kopen alles in Japan en wij gaan hen zeggen: wij zijn het die de ware godsdienst hebben. Tachtig miljoen heidenen en 200.000 katholieken, en men kan hen niet “ terugbrengen ”. We zijn aanwezig, we bezitten de waarheid en weten niet meer wat ermee te doen. We hebben de Naastenliefde, maar niemand wil ervan weten. Het is een beetje zoals tijdens de voorbereidingstijd op Pinksteren. Met Pinksteren waren de apostelen bang voor de Joden en dan plots voelden ze zich bezield door een vuur, een licht, een welsprekendheid, een macht om wonderen te doen. Zij die de dag tevoren nog als bange hazen waren, voelden zich als leeuwen. De H. Petrus begon te prediken, luidop te spreken en alle apostelen stemden met hem in. Dat was het werk van de H. Geest.

Op een dag zal de paus, plaatsvervanger van Jezus Christus, opvolger van de H. Petrus, zijn stilzwijgen doorbreken. Hij zal de wereld toespreken in de kracht van God. God kan zich niet laten overwinnen. Welnu, we zijn bijna aanbeland bij het moment waarop de Kerk volledig is overwonnen, dat ze overal verpletterd wordt. De paus zal spreken en iedereen zal hem volgen. In tussentijd mag men vooral de naastenliefde niet vernietigen. Elkeen moet de ware leer verdedigen, elkeen moet spreken volgens zijn overtuiging; voor de triomf van de waarheid, de triomf van het goede, de triomf van de schoonheid van de Kerk moeten we wachten. Wat zouden we winnen door te twisten en de strijd op te drijven?

We moeten bidden, we moeten de kinderen doen bidden. God houdt heel veel van het gebed van kinderen, bid daarom het rozenhoedje in jullie gezin. Als we dat doen, zullen we beschermd zijn in de tijd die we doormaken. Nog vooraleer zelfs het rozenhoedje te bidden zegt de H. Petrus het heel goed: « Bemint elkaar wederzijds. » Het is het voorschrift van Onze-Lieve-Heer. Als we dit elkaar als regel geven zal God ons vergeven, zelfs wanneer er catastrofale dingen gebeuren. De naastenliefde, zegt Hij, bedekt alle zonden; wat ook de fouten zijn die wij of onze naasten zouden begaan hebben, als we maar de naastenliefde beoefenen onder elkaar in plaats van elkaar te bekampen; als we ons een beetje opofferen voor de naaste, als we beledigingen vergeven, als we in Liefde leven en bovendien bidden, dan zal dat onze redding zijn. We zullen gezegend worden, we zullen de beproevingen doorstaan en we zullen beschermd worden. Als het kwaad ons toevallig zou treffen, dan zullen we naar de hemel gaan, het enige doel van onze werken.

Deze Eerste Brief van de H. Petrus – die van Sint-Jan geeft hetzelfde onderricht – is werkelijk een gedragslijn op momenten die zo moeilijk zijn dat niemand nog weet wat men moet doen. Laten we luisteren naar de H. Apostel Petrus en laten we geduldig wachten op het ogenblik waarop de opvolger van de H. Petrus ons duidelijk in naam van Christus zal toespreken om ons de weg te tonen. En laten we ons dan engageren op deze weg om de Naam van Jezus Christus uit te dragen naar de uiteinden van de wereld.

abbé Georges de Nantes
uittreksels uit het sermoen van zondag 27 mei 1990