7 JUNI 2015

Het Heilig Sacrament : aanwezigheid van Jezus

« Hij nam brood in zijn heilige en eerbiedwaardige handen, zegende het, brak het en gaf het aan zijn leerlingen met de woorden: “ Dit is mijn Lichaam. ” Vervolgens, aan het einde van de maaltijd, nam Hij de kelk in zijn heilige en eerbiedwaardige handen, zegende ze en gaf ze aan zijn leerlingen met de woorden: “ Neemt en drinkt hiervan gij allen,want dit is mijn Bloed, het Bloed van het Nieuwe Verbond, vergoten voor u en voor alle mensen, tot vergeving van de zonden. ” »

Het bovenstaande heeft de Kerk geloofd gedurende eeuwen, gedurende tweeduizend jaar, met slechts een of twee theologen die hun twijfels hadden bij dit mysterie; een of twee, niet meer! Dan verscheen Luther die een theorie bedacht heeft waaraan de Kerk de naam impanatie gaf: voor hem was Christus in het brood, onder het brood, met het brood...

In zijn voetspoor hebben anderen nog meer kwaad aangericht dan hij, zoals steeds gebeurt bij revoluties. In Zwitserland heeft Zwingli gezegd: « Toen Jezus volgende woorden uitsprak: “ Dit is mijn Lichaam ”, wilde Hij uiteraard niet zeggen dat dit zijn lichaam was! Dat is onmogelijk! Hij wilde zeggen: dit betekent mijn lichaam. » Een zekere Oecolampadius van zijn kant heeft gezegd: « Dit wil zeggen dat het brood de afbeelding van het lichaam van Christus is geworden. » Jezus drukte zich niet altijd klaar en duidelijk uit... Wanneer Hij zei: « Dit is mijn Lichaam », wilde dat zeggen: « Dit is de afbeelding van mijn Lichaam. »

Gedurende duizend vijfhonderd jaar heeft de Kerk in absolute unanimiteit het woord van Jezus, zoals Hij dit gesproken heeft, aanvaard. Merk wel op: als Jezus deze woorden niet gesproken had, dan had nooit een priester of bisschop op zekere dag iets dergelijks kunnen verzinnen zonder dat iedereen zou roepen: “ Hoe dwaas! ” Tijdens de vijftig jaar Reformatie, pakweg van 1517 tot 1567, waren er plots allerlei theorieën waren. Calvijn kwam eraan met de woorden: « Neen, het is nog steeds brood, maar het is brood met de kracht om ons in een geestelijke band met Christus te brengen als we het ontvangen. »

Kortom, de protestanten namen afstand van de gedachte – die vanzelfsprekend buitengewoon is, en in die zin kwam de ketterij ons van pas: men was er al te zeer gewoon aan geworden – dat vanaf het moment waarop de priester, volgens de instructies van Jezus, zegt: « Dit is mijn Lichaam », er een verandering optreedt, een dusdanig diepgaande verandering van de werkelijkheid, van wat brood is bij het begin van de Mis, dat er geen brood meer overblijft maar het lichaam van Christus, geen wijn meer maar wel het bloed van Christus. Tijdens het Concilie van Trente heeft de Kerk, tegen de protestanten in, gezegd: er is geen brood meer! Er treedt een omzetting op, een schitterende, wonderbare en unieke verandering. Er is geen brood meer, de materie van het brood is verdwenen. Het is de materie, dat wil zeggen de volledige en diepe realiteit van het Lichaam van Christus die in zijn plaats ervan gekomen is, die het heeft opgevolgd. Men noemt dit de transsubstantiatie.

Omdat de gedaanten, de uiterlijke vormen, dezelfde blijven, is men uiteraard geneigd te geloven dat het nog steeds brood is. Maar wij katholieken geloven, omdat Christus het gezegd heeft, dat alles veranderd is, behalve de uiterlijke vorm.

De ongelovige zegt: « Dat is te gemakkelijk! Jullie zeggen dat alles veranderd is. Bewijs het ons! »

Ik heb hen niets te bewijzen, het is een mysterie van het geloof: Mysterium fidei. Maar het is vere, realiter, substantialiter. Het is het Lichaam van Jezus en zijn Bloed, waarlijk, werkelijk, wezenlijk. De protestanten worden veroordeeld.

Waarom heeft Hij brood en wijn genomen, veeleer dan een steen of een vogel? We zullen dat later zien. Intussen is het nog steeds het geloof van de Kerk, dat slechts begrepen wordt als men reeds geloof, hoop en liefde heeft ten opzichte van alle christelijke waarheden, waarvan dit het sluitstuk, de bekroning is.

Als men niet houdt van een meisje, begrijpt men helemaal niet waarom zijn broer met haar wil trouwen! Wanneer men niet houdt van het mysterie van God, van de gedachte dat Christus onder ons aanwezig blijft, dag en nacht, in alle kerken, is dit absoluut onbegrijpelijk.

Als we geloven, weten we dat Christus, vol liefde, onder de zijnen is willen blijven in een werkelijke tegenwoordigheid die men de “ transsubstantiatie ” noemt, omdat er geen brood en wijn meer overblijft: het is de materie van Lichaam en Bloed van Christus die daar aanwezig zijn.

Dat is hemeltergend, zullen sommigen zeggen. Maar als men hen gezegd had dat een God een menselijke natuur zou aannemen, zouden zij ook schreeuwen dat zoiets een schandaal is: « Hoe kan een God die een goddelijke natuur heeft terzelfdertijd een menselijke natuur hebben? » Gedurende eeuwen waren er filosofen die zeiden dat dit onmogelijk was. Maar leven, dood en verrijzenis van Jezus doen al deze speculaties onherroepelijk teniet. En nu geldt als dogma van de Kerk dat een God, de Zoon van God, die een goddelijke natuur heeft, een menselijke natuur, een mensengedaante heeft kunnen aannemen om zich onder ons te doen kennen, om onder ons te leven.

Dan vraag ik: kon dit menselijk wezen dat een goddelijke Persoon was, in de lijn van dat proces van menswording, door zijn Vader naar de aarde gezonden om door ons gezien, aangeraakt, ontvangen te worden, kon Hij geen andere gedaante aannemen dan de zijne, een gedaante geschikt voor ons om dicht tot Hem te naderen en voor Hem om bij ons te blijven door de eeuwen heen?

Houden we het simpel! Waarom niet loyaal geloven in wat Jezus Christus ons gezegd heeft? Neem het eenvoudigweg aan en geloof dat Jezus voor zijn Lichaam en Bloed de gedaanten van brood en wijn heeft willen aannemen om dichter bij ons te zijn. Hij heeft deze gedaanten aangenomen, en het is zijn Lichaam! Ga niet op zoek naar een goddelijke macht die de gedaanten zwevende houdt! Zijn Lichaam zelf wordt getoond met de smaak van brood, zijn Bloed met de smaak van wijn, met de kleur van wijn, omdat Hij zich wil aanbieden als ons voedsel en onze drank.

Nemen we enkele voorbeelden. Als een man gedurende vele jaren zijn familie verlaten heeft en dan terugkeert, is zijn uiterlijk, zijn kleding veranderd, heeft hij rimpels, is hij niet meer dezelfde, ziet hij er niet meer uit zoals weleer, maar het is nog steeds dezelfde natuur.

Ik zal een ander voorbeeld geven: dat van een jong meisje dat heel gelukkig is te leven. Ze gaat naar de begrafenis van een van haar tantes, ze past haar kledij aan, ze ziet er bedroefd uit en uit medelijden met hen die in smart verkeren zal zij ook tonen dat ze lijdt.

Het concilie van Trente heeft geen enkele wijsgerige theorie willen opleggen. Jullie kunnen dus overtuigd geloven, niet dat het lichaam van Jezus verborgen is onder de gedaante van brood waarmee Hij geen enkel contact heeft – dat is de verkeerde zienswijze – maar wel dat het Lichaam van Jezus in brood zijn gedaante heeft aangenomen. Hij wil ons brood zijn en Hij toont zich als brood. Hij wil onze wijn zijn en Hij toont zich als wijn.

Vanaf dit punt is het zelfs prachtig! Wat gaan jullie straks zien als ik de Hostie omhoog hef? Niet de witte hostie: « Kijk, Jezus is daarachter verborgen! » Neen, neen! Jullie zullen de witheid zien die Jezus heeft willen aannemen. Hij is het! En wanneer jullie Hem in de communie ontvangen, dan eten jullie Jezus zelf!

Hij is niet verborgen; integendeel, Hij onthult zich.

Dat was mijn eerste punt over de aanwezigheid van Jezus in de H. Eucharistie. Hijzelf is daar: ik zie Hem, smaak Hem. De moeder heeft volkomen gelijk om, wanneer het Heilig Sacrament voorbijkomt in een processie, aan haar kind de Hostie te tonen die door de priester gedragen wordt en te zeggen: « Zie je, dat is Jezus! » Absoluut! Men mag niet zeggen: het is Jezus die zich hierachter verstopt.

Dat houdt in dat het Jezus in zijn levend Lichaam is, maar het is een Lichaam dat zich voor ons tot brood maakt. Het is zoals met papa die ’s avonds thuiskomt. Papa is een ernstige mijnheer. Zijn kleine spruiten van vier, vijf jaar lopen naar hem toe. Papa doet zijn das uit en hangt de idioot uit: hij zet zich op handen en voeten, doet “ woef! woef! ” Hij gelijkt op een hond. Hoe onwaardig, zegt de theoloog; vooruit, sta terug recht, doe je das terug aan! Papa gelijkt op een hond omdat hij zijn kinderen wil doen lachen! Hij neemt de gedaante aan van de “ woef! woef! ” en het is goed gespeeld! Van mijn kant zeg ik, omdat ik me de lessen herinner van de tijd toen ik toneel speelde, dat een goede acteur des te genialer is als hij tegelijk in staat is heel zijn persoonlijkheid te bewaren terwijl hij een rol belichaamt en deze zodanig speelt dat hij zichzelf om zo te zeggen in twee splitst, en dat hij tegelijkertijd een willekeurig iemand is van wie men de persoonlijkheid goed kent, en toch is hij helemaal Hendrik VIII van Engeland of Vincentius a Paulo. Jezus is heel goed in staat om tegelijkertijd helemaal zichzelf te zijn, in zijn Lichaam, zijn Bloed, zijn Ziel, zijn Goddelijkheid, en vervolgens ook ons brood te zijn, zodanig dat het zichtbaar is! Wat een wonder!

abbé Georges de Nantes
uittreksel uit een conferentie over de theologie van de Mis