15 AUGUSTUS 2015

In dienst van de Koningin
van de Hemel, en in vreugde

Op dit glorievolle feest van de Tenhemelopneming van de Allerheiligste Maagd Maria ben ik vol vreugde, want het vreugdevolle, smartvolle Onbevlekt Hart van Maria wordt vandaag verheerlijkt. Dat Hart is zo vervuld van liefde, zo verbonden met dat van haar Zoon, dat ze nog slechts één Hart vormen: het zeer unieke en heilige Hart van Jezus en Maria.

Ik weet niet wat de goede God ons in de toekomst, in een nabije of verre toekomst, zal zenden, maar vermits Hij ons vandaag zijn vrede geeft – en ik herhaal het: door het zeer beminde Hart van Jezus en Maria – is het nu onze plicht ons te verheugen, dit geluk te aanvaarden, het in ons voordeel te gebruiken, zonder zelfs maar onze gedachten te laten vertroebelen door de last en het lijden die ons zouden kunnen overkomen, wanneer reeds zovele volkeren lijden onder oorlog, hongersnood, werkloosheid, vervolgingen en duizend andere ongeregeldheden.

Wat is dan die vreugde waarover ik spreek? Welke zijn er de drijfveren van? Hoe kan ik zo jubelen op deze feestdag alsof we vandaag niets te betreuren hebben? We zijn werkelijk als de andere mensen, we hebben dezelfde zwakheden, gekend of verborgen, en dezelfde bekoringen. Dezelfde duivel zoekt als een briesende leeuw wie hij kan verscheuren (cf. 1 Ps 5, 8)... En als onze kloostergemeenschappen vurig zijn en een grote uitstraling kennen, als onze huizen overleven en zelfs groter worden, neen, dan is dat niet door ons, het is veeleer ondanks ons dat ons dit gegeven wordt.

Door wie dan? En waarom? Ik denk het te weten. Het zijn onze studies over het geheim van Fatima die me toegestaan hebben dit te begrijpen. In deze eeuw van grote geloofsafval voorspeld door de H. Schrift, moeten nog wel hier en daar eilandjes van trouw blijven bestaan. En deze eilandjes zijn het voorwerp van een bijzondere aandacht en van een bijzondere zegen van God. Ik vind niets uit. De Maagd Maria heeft wel degelijk tot zuster Lucia van Fatima gezegd dat Portugal gespaard zou blijven tijdens de Tweede Wereldoorlog en dat het dogma van het geloof er zou bewaard blijven tijdens de grote Apostasie waarop het Derde Geheim duidelijk doelt. Evenzo lijkt het me vast te staan dat alwie – kloosters, parochies, gezinnen, geïsoleerde personen – zich vandaag toewijdt aan de Allerheiligste Harten van Jezus en Maria in de gevaren en beeproevingen van morgen een zichtbare bescherming van de Hemel zal ontvangen. Als dus alles goed gaat bij ons dan lijkt het me, zonder enige pretentie of grootdoenerij, dat we dit danken aan die wil van Jezus, Maria en Jozef om van ons een uitstalraam te maken van hun goedheid en erbarmen, vandaag, morgen en in de toekomst...

Ik weet dat een dergelijke gedachte ons verstand en ons hart vervult, onze lasten en onze arbeid tekent, geheel onszelf, voor de bijzondere dienst aan Onze-Lieve-Vrouw van Fatima en onder de bescherming van haar Onbevlekt Hart door hetwelk de wereld weldra gered zal worden. Daarom besluit ik met een kleine vraag, een vraag voor een kleine devotie. Ik spoor jullie aan heel dikwijls, zoals ik dat ook doe, het gebed uit te spreken dat de Engel van Fatima aan de drie kleine kinderen leerde en dat ze onophoudelijk gebeden hebben, met het aangezicht voorover gebogen tegen de grond: « Mijn God, ik geloof, ik aanbid, ik hoop en ik hou van U. En ik vraag U vergiffenis voor hen die niet geloven, niet aanbidden, niet hopen en niet van U houden. »

Waarom? Omdat dit eenvoudig gebed mij een belangrijk onderricht gegeven heeft en misschien een geheim uit de Hemel. Het is een aanwijzing van de Engel aangaande de wil van zijn Soevereine Meester en zijn Koningin. Natuurlijk nodigen ze onszelf uit te geloven, te aanbidden, te hopen en te beminnen. Maar voor het overige? Voor de wereld die tenonder gaat? Wat moeten we doen voor de afvalligen, de atheïsten, de opstandelingen? Een militaire kruistocht, een intellectuele polemiek? Een apostolaat? O, maar hoe machteloos, zwak, ontwapend zouden we ons dan voelen! Welneen, de Hemel wil het werk met de aarde verdelen in deze moeilijke tijden. Aan ons om te bidden en vergiffenis te vragen, en ik spreek zelfs niet van boete te doen, van ons over te geven aan ruwe boetedoening, waartoe onze lafheid niet in staat is. Eenvoudigweg onszelf voorover buigen voor onszelf en onze broeders, en vergiffenis vragen! Met andere woorden: de heiligheid, de majesteit, het gezag van ons aller Koning en Koningin erkennen, hun grenzeloze goedheid en barmhartigheid, en vervolgens toegeven dat de wereld ondankbaar is, beledigend, provocerend in zijn goddeloosheid, zijn opstandigheid en zijn andere zonden. En op die manier onszelf opstellen tussen de wereld en God om vergiffenis af te smeken.

En dat zal volstaan. De rest zal door het Onbevlekt Hart van Maria gebeuren. Dat Hart alleen moet het kunnen doen, en niet wij, niemand onder ons: het gaat om een geheim plan, een wilsbeschikking van onze hemelse Vader en van zijn Zoon Jezus Christus voor onze twintigste eeuw. Dat Onbevlekt Hart, dat moederlijk en koninklijk Hart zal tekenen doen en wonderen. Alle verloren kinderen waarover wij wanhopen om ze te redden, terug te voeren en te bekeren, die zal zij raken en zonder zichtbare moeite, zonder dralen zal zij ze in massa, als één enkel iemand, terugbrengen tot Jezus en tot de Vader.

Dan zullen allen kunnen uitroepen samen met de psalmist: « Haec dies quam fecit Dominus! » Dit is de dag van vreugde, van geloof, van vrede die Maria Onbevlekt, onze soevereine Moeder, ons op een dag zal schenken. Met deze Tenhemelopneming van Maria, het meest glorievolle feest onder alle feesten, weten we waar we naartoe gaan, weten we waar de wereld naartoe gaat, doorheen de voorspelde geloofsafval. Voorbij alle oorlogsdreiging gaat de wereld toe naar de universele triomf van het Hart van Jezus door het schitterend en verheven, maar ook teder en bevallig werk van het Onbevlekt Hart van Maria. Amen, Deo gratias! Alleluia, alleluia, alleluia!

abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de Lettre à nos amis nr. 43, 15 augustus 1982