18 OKTOBER 2015

« Mijn leven geven als losgeld » (Mc 10, 45)

ENKEL het onveranderde katholieke geloof, het juiste begrip over de zonde en de rechtvaardigheid van God maken ons ontvankelijk voor een goed begrip van de steeds nieuwe Openbaring van onze Verlossing door de gekruisigde Christus, een werk van onbegrensde barmhartigheid. Wie gelooft daar vandaag nog in ? Wie hoort dit woord van Jezus in al zijn waarheid, zonder uiterlijke schijn : « Ik ben gekomen om te dienen en mijn leven te geven als losgeld voor velen » (Mc 10, 45) ?

Sint-Paulus had het nochtans goed gezegd : « Als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn ? » Sint-Jan, beter nog, had heel dit mysterie geopenbaard vanuit zijn onzichtbare bron : « GOD IS LIEFDE ». Vader, Zoon en H. Geest zijn in hun consubstantiële eenheid allereerst en op soevereine wijze Liefde, onuitputtelijke liefde. Geen enkele wet wordt God opgelegd, geen enkele aardse gebeurtenis stuurt God aan of bepaalt zijn beslissingen. Evenmin als zijn Woede de bovenhand krijgt, wordt Hij gedomineerd door zijn Rechtvaardigheid. Hij bepaalt Zichzelf. De drie goddelijke Personen beslissen vanuit zichzelf en geheel hun Hart is een onbegrensde, wijze, rechtvaardige, almachtige liefde, geheel vrij en gratuït. De mens die gezondigd heeft, moet de grenzeloze belediging onder ogen zien en beducht zijn voor het vreselijk karakter van de verdiende straf : hel en verdoemenis. Nochtans kan niemand ook maar iets voorzien of voorvoelen van de beslissing van zijn Heer. Als antwoord op zijn zonde kan de Schepper en Meester van alles hem evengoed straffen als vergeven. De opstand van de mens heeft hem geïsoleerd van de goddelijke wereld waarin hij eerst was toegelaten zonder verdienste van zijn kant. Nu wordt hij, vanuit menselijk standpunt, bedreigd met de gerechtvaardigde straf voor zijn misdaad. Maar voor God is het mogelijk dat Hij hem terug doet opstaan en hem opnieuw binnenleidt in zijn genade door een nieuwe daad van liefde. Bij die gedachte roept de mens, aan wie reeds de goddelijke goedertierenheid ten deel valt, uit : O mijn God, door Uw Woord, red mij van mijn zonde !

En dit is het antwoord van God op de zonde van de mens : het is zijn Woord, zijn uniek Woord. Hij geeft zijn Woord, in een Nieuw en Eeuwig Verbond. Het is een woord van vergeving en barmhartigheid, het is het “ Woord van Heil ”, het Woord van de verzoening, de Liefde die een brug slaat. Het is noch een decreet van een magistraat noch een kreet van woede, het is de Wijsheid van het Hart van een God die Vader is en die dit zegt in eeuwigheid in de verwekking van zijn eigen Zoon : het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond, vol genade en waarheid. « God is liefde : Hij heeft zijn liefde voor ons betoond door zijn enige Zoon naar de wereld te zenden opdat we zouden leven door Hem... God heeft ons als eerste bemind en Hij heeft zijn Zoon gezonden als zoenoffer voor onze zonden » (Jo 4, 8-10). « Opmerkelijk bewijs van Gods liefde voor ons : toen we nog zondaars waren is Christus voor ons gestorven... Ja, terwijl we nog vijanden waren van God zijn we met Hem verzoend geworden door de dood van zijn Zoon. Met des te meer reden zullen we, nu we verzoend zijn, gered worden door zijn leven » (Rm 5, 8-10).

De Menswording van het Woord is de historische openbaring van de liefde voor ons, zondaars, van de Vader, de Zoon en de H. Geest. Het leven van Jezus is een en al prediking van deze grenzeloze liefde, uitgedrukt in bijzonder sprekende gebaren. Want een Woord door God gesproken dient om gehoord te worden ; het wordt uitgesproken en gearticuleerd om goed begrepen te worden. Dat Woord is Jezus zelf in zijn leven, zijn lijden, zijn dood en zijn verrijzenis. Vrij en absoluut uitgesproken als woord van redding, mocht deze Barmhartigheid niet in het ijle blijven hangen. De historische, vrije beslissing moest, om zijn doel te bereiken, conform zijn met en getoetst worden aan de ware zondige toestand van de mens. Vermits de misdaad van de mens een agressie tegen God is, zal de Liefde van God zich voordoen als Lijden onder spot. Allen zullen God alles zien ondergaan en vergeven...

« Probatio amoris, exhibitio operis », luidt het aforisme : het bewijs van de liefde openbaart zich in de werken die het tot stand brengt. Het bewijs van de Liefde van God voor de mensen wordt hen gegeven door de wijze waarop Hij verdraagt wat ze zijn, wat ze tegen Hem doen en dat tot een punt waar geen terugkeer mogelijk is, tot aan de opoffering van het leven, tot aan de dood. Tegenover de mensen die hun haat, hun woede, hun perversiteit tegen Hem spuien, stort Hij zijn liefde uit door alles te lijden. De Vader is Liefde, de Zoon is Liefde, maar hun unieke Liefde levert zich over aan dat Lijden in het Mensenhart van Jezus. Daar waar liefde is, is geen woede : daar is vreugde.

Ja, want “ het is zaliger te geven dan te ontvangen ” (Hd 20, 35), zei Jezus. Geven en vergeven wanneer men slagen incasseert, tot zeventig maal zeven toe, dat is de goddelijke volmaaktheid alvorens het de grote Wet van de broederlijke liefde wordt. We geloven dat de Vader ons zal vergeven omdat de Zoon zijn beulen vergaf.

Aldus is deze “ boetedoening ”, deze “ verlossing ” geen eis van de Woede noch van de Rechtvaardigheid van de Vader die zich wreedaardig richt tegen zijn onschuldige Zoon. Het is hun gemeenschappelijke beslissing, helemaal geïnspireerd door een pedagogie vol wijsheid. Ze moet tonen tot waar precies de goddelijke vergeving reikt, tot de hoogste belediging, tot het onbegrensde, het absolute, dat zich in menselijke bewoordingen vertaalt in de lichamelijke en geestelijke doodstrijd, de uiterste verlatenheid en het martelaarschap. God is tot het einde gegaan, tot de dodelijke wonde en de laatste vergoten druppel bloed. De dood van Christus is de opperste Openbaring, want geen enkel mens kan verdergaan dan zijn dood : « Er bestaat geen grotere liefde dan zijn leven te geven voor hen die men liefheeft ».

Aldus is Jezus onze verlosser. Hij heeft voor ons betaald, Hhij heeft uitgeboet, Hij heeft ons vrijgekocht ten koste van zijn Bloed. Daarop vraagt iemand verbijsterd : aan wie moest Hij dan betalen ? Uit wiens handen moest Hij ons rukken door onze schuld te vereffenen ? Als het niet aan de Vader is, zou het dan aan de duivel zijn ? Zou de duivel dan machtiger zijn dan God om zulke prijs te vragen, van de Vader het Bloed van zijn Zoon te vragen ? Maar neen ! Ik antwoord : Hij heeft deze hoge prijs willen betalen, Hij heeft zijn bloed vergoten als losprijs, maar, luister goed, Hij heeft dit aan niemand betaald, voor niemand vergoten. « Reddis debita nulli debens, donas debita nihil perdens », schreef de H. Augustinus reeds (Conf. 1, IV) : « U betaalde uw schulden zonder iemand verschuldigd te zijn, U schold de onze kwijt zonder iets te verliezen. » Hij heeft zijn Bloed vergoten, Hij heeft dit losgeld betaald enkel vanuit de vurigheid van zijn Liefde, om er de juiste omvang van te laten van zien. O, aanbiddelijk Mysterie ! Een God betaalt met zijn eigen persoon, zonder enige beperking, zonder andere verplichting dan die van de genialiteit van zijn liefde.

In de persoon van de Kerk, Bruid van Christus, belangt dat alles ons allemaal dus rechtstreeks aan, zijn we allemaal betrokken bij dat werk van de Passie. Het gaat hier om een liefde, een teder medelijden van de Vader die me zijn Welbeminde Zoon zendt om me te redden, een liefde van de Bruidegom die puntje per puntje beantwoordt aan al mijn beschimpingen, al mijn slagen, al mijn overspel : Hij richt daarbij telkens weer een blik vol goedheid op mij, die onophoudelijk steeds aangrijpender wordt, tot de laatste die in het graf het testament van een onwankelbaar, eeuwig Verbond tot stand brengt. Datgene wat menselijk zou kunnen lijken wordt dan goddelijk. Want de Vader wekt zijn Zoon ten leven om Hem de vrucht te schenken van zijn Verlossing, het voorwerp van zijn losprijs, en de Zoon staat zelf op uit het graf waarin Hij is begraven om de bruiloft te vieren met zijn verzoende Bruid. De vreugde van Pasen is het definitieve zegel aangebracht op het Testament van de grenzeloze Liefde van God.

abbé Georges de Nantes
« uittreksels uit CRC nr. 43, april 1971