4 OKTOBER 2015
De christelijke familie : Gaudium et Spes !
WAT een rumoer tijdens de vespers! Al dat geschreeuw van kinderen, dat gehuil, dat geween, die jeugd die door de gangen loopt! Zijn we in een kerk of in een kindercrèche? Maar... ga ik mopperen tegen die kinderen die in de gangen van de kapel lopen tijdens de vespers?
Ik ben uiterst verheugd het aantal kinderen te zien dat in onze gezinnen van de katholieke Contrareformatie geboren wordt! Jullie weten dat de toekomst wellicht verschrikkelijk zal zijn en toch roepen jullie kinderen in het leven? Dat is de triomf van ons geloof, het is de uitdrukking van onze hoop, het is een daad van naastenliefde.
Ik betreur het dat onze herders nooit, in geen enkele godsdienstige toespraak, in geen enkele homilie, in geen enkele encycliek, de ouders uitnodigen om kinderen te hebben, om veel kinderen te hebben! Eerst heeft men de kroostrijke gezinnen in een slecht daglicht geplaatst. Wanneer nu in kranten, in verkiezingstoespraken over nataliteit wordt gepraat, gebeurt dat om laag bij de grondse, materialistische redenen. Al die mensen die ouder worden tussen hun een of twee kinderen vragen zich af wie voor hen zal werken wanneer ze zestig of tachtig jaar oud zijn, en wie hun pensioen zal betalen! Argumenten die even laaghartig zijn om op te roepen tot een hoger geboortecijfer dan die welke men ons twintig jaar geleden opvoerde om ons land op te roepen tot lagere geboorteaantallen.
Toch moet men er een keer over spreken, en ik zou er graag meermaals over spreken. Ieder christelijk gezin dat een nieuw kind op de wereld zet, stelt een daad van liefde tot God en de naaste, die ik een daad van volmaakte liefde zou noemen. Dat is des te meer het geval omdat jullie weten dat kinderen veel van jullie zullen vragen, dat het een beproeving zal zijn, dat jullie er geenszins voor geprezen zullen worden noch gelukgewenst door de omgeving. Deze kinderen zullen in de school en in het beroepsleven aan vreselijke moeilijkheden blootgesteld worden en slechts moeizaam hun heil verwerven. Maar jullie geloof triomfeert over alle vrees! Het is mooi en jullie hebben gelijk!
Iedere vader en moeder die nieuwe kinderen in hun gezin zien komen, moeten denken aan de kroon die dit voor hen zal betekenen in de Hemel. Wij werken niet voor de aarde, we werken voor de Hemel! Deze kinderen die jullie kroon zullen zijn, zullen engelen zijn, heiligen, uitverkorenen die God in eeuwigheid zullen loven! Denk aan de schittering van jullie roeping: jullie roepen een ziel in het bestaan, niet voor de tijd hier op aarde, niet voor het pensioen, zelfs niet als troost in tijden van beproeving, maar jullie roepen een wezen uit het niets tot de eeuwige heerlijkheid van de Hemel! Dat gebeurt dankzij jullie: jullie schenken God een genade, jullie vermeerderen zijn heerlijkheid, die heerlijkheid die de scholastici de “ uiterlijke genade ” noemen omdat God, in Zichzelf, alle glorie bezit, oneindig glorierijk is. Toch zijn deze kinderen nieuwe wezens, personen, elk verschillend van zijn buur, en in de Hemel zullen ze allemaal hun plaats innemen, hun stem toevoegen en bijdragen tot de volmaaktheid en de volheid van het Mystieke Lichaam. Dat moeten we voor ogen houden.
Of hun leven lastig of eenvoudig zal zijn heeft weinig belang; de genade is er! In dit domein mag met niet pessimistisch maar moet men optimistisch zijn. En wanneer christelijke ouders kinderen ten leven roepen moeten ze beseffen dat op hetzelfde ogenblik waarop ze bidden voor deze kinderen, ze op voorhand reeds verhoord zijn. U bent niet bezig verdoemden te vermenigvuldigen! Men moet de moed hebben te zeggen: in zijn barmhartigheid en zijn liefde belooft God ons de Hemel voor de kinderen die we ten leven roepen, enkel voor zijn heerlijkheid.
« Laat de kleine kinderen tot mij komen! » Ziedaar waarom bij ons de kinderen op hun plaats zijn, zelfs als ze wat schreeuwen en wanorde maken. En ik zeg niet dat het koningen zijn, we maken er geen koningen en prinsen van, neen! Ze moeten wel degelijk gehoorzamen, men moet ze opvoeden, hun slechte gewoontes bijsturen en ze zo tot goede christenen maken. Maar zelfs als ze geen koningen zijn, toch zijn ze de bloemen aan onze kroon en de toekomst van de Kerk. En als ze zouden moeten lijden en omkomen in de beproevingen die ons wachten, dan zullen het onschuldige heiligen zijn die de eerste Heilige Onnozele Kinderen in de Hemel zullen vervoegen en ze zullen God evenzeer als wij loven, zelfs als ze op jonge leeftijd het leven verliezen.
Je ziet hoe de mensen met hun aardse redeneringen vermoorde kinderen bewenen... Maar vermoorde kinderen hebben slechts enkele ogenblikken van hun leven geleden en vanuit de armen van hun moeder zijn ze voor eeuwig overgegaan in de armen van de Maagd Maria en de armen van God! Beklagen we hen dus niet ten onrechte, laten we niet sentimenteel worden tegenover zaken die in de natuur liggen, maar verheugen we ons in God dat aan geheel het menselijk bestaan het Paradijs is toegezegd! Dat is het formidabel optimisme van de Kerk in navolging van Jezus Christus! « Laat de kleine kinderen tot Mij komen, want het Rijk der Hemelen behoort hun toe » en « hun engelen zien de Heer van aangezicht tot Aangezicht. » Dat wil zeggen dat ze machtige voorsprekers hebben in de Hemel!
Dat zijn de bovennatuurlijke redenen om ons te verheugen, om nieuwe kinderen tot leven te roepen, en voor ons, priesters, om hen te dopen, en voor ons, broeders en zusters, te hopen dat uit al die generaties nieuwe broeders en zusters opstaan die onze rangen komen aanvullen en ons apostolaat verder zetten. Het is een Kerk die op weg is naar het eeuwig leven, maar ook is het een Kerk die op weg is naar het universele Koninkrijk. Deze twee verwachtingen moeten hand in hand gaan: de hoop op de Hemel, zeer zeker, maar ook de hoop op een menselijk leven, op een herstel van Kerk en Vaderland dat aan deze kinderen een uitgebreid terrein zal geven van apostolaat, kolonisatie, wereldwijde overwinning op de vijand!
Doorheen tijden van droefheid, erger nog, van ontreddering, verliest men uiteindelijk de smaak van gelukkige dingen. Het is reeds zo lang dat wij in de verdrukking verkeren, dat wij genegeerd worden, dat we – laat ons maar dat woord gebruiken – belasterd en zelfs verpletterd worden. Ik zeg het ronduit dat we sinds mijn grootouders slechts van de ene mislukking naar de andere zijn gegaan. We hebben de zin om vreugdevol te zijn verloren, we weten niet langer wat een triomferend, gelukkig volk is. We weten niet meer wat een bloeiende Kerk is. Diegenen onder jullie die jonger dan dertig zijn, hebben nooit het geluk gekend van een bloeiende Kerk!
Gelukkig heb ik die toch gekend toen ik jong was. Het is een soort van accumulator van hoop en enthousiasme die ik in mij draag. De Kerk onder Pius XII was toch wel groots! De Kerk van 1950 stond aan de vooravond van de verovering van de wereld en we waren gelukkig! Onder Joannes-Paulus I hebben we vluchtig diezelfde vreugde ervaren, diezelfde opgewektheid die ons in beweging bracht, die ons optilde. Dit zal terugkeren. We zullen het zodanig gemist hebben dat we razend gelukkig zullen zijn als dit ons zal overkomen!
Op dat moment zullen wij onze ogen richten op heel die jeugd die al deze beproevingen zal doorstaan hebben, maar die de aflossing zal betekenen, zij die ons zullen opvolgen en evenveel successen en overwinningen zullen kennen als wij mislukkingen en verdriet gekend hebben. We mogen deze kinderen dus niet in droefheid grootbrengen. Men moet hen kunnen zeggen dat alles zal voorbijgaan en dat het goede zal overblijven. Men moet hen geen dwaze beloften doen, maar woorden van bovennatuurlijke hoop tot hen spreken. Het is dus goed en schoon veel kinderen te hebben om hen voor te bereiden op de grote taak in de wereld die God hen zal toevertrouwen en op de grote eeuwigdurende taak die erin zal bestaan God te loven.
Daarom zijn die kinderen onder ons uitverkorenen, bevoorrechten, en daarom houden we van hen. Daarom houd ik ervan dat wanneer de ouders te communie komen om het Lichaam van Christus, zijn Ziel, zijn Bloed, zijn Goddelijkheid te ontvangen, zij het kind in hun armen dragen en later bij de hand nemen, om dat kleine kind reeds voor te bereiden en het te doen verlangen naar de heilige tafel, opdat het op een dag op zijn beurt Jezus zal ontvangen. Zo gaat de Kerk verder.
Daarom nemen we in deze trieste januarimaand 1984 afscheid van elkaar en, na de storm aanschouwd te hebben die dreigt het schip van de Kerk te doen kapseizen en ons te verzwelgen, vertrekken we toch zoals gewoonlijk vol vreugde, want God is met ons, Hij wil de redding van de mensheid, en de Maagd Maria belooft het ons in Fatima! Wat ook de moeilijkheden, de lasten, de beproevingen zijn, we weten dat het slechts een ogenblik duurt, dat het een etappe is in een plan van God dat een plan van barmhartigheid is.
In plaats van de armen te laten hangen, onszelf te laten gaan en te laten inpalmen door het ons omringende heidendom, weten we wat we willen; we dragen een wonderlijke erfenis mee en we moeten ze overdragen aan de komende generatie, want als we onderweg mislukken zullen onze kinderen er slechter aan toe zijn dan wijzelf. Als we stand houden en een inspanning leveren om op de hoogte te blijven van onze leerstellingen, als we regelmatig samenkomen om God te loven en elkaar samen te treffen, dan zullen de kinderen volgen in ons spoor.
Het is een complete vergissing te vertrekken als overwonnenen onder het voorwendsel dat de kinderen op gene plaats naar school moeten gaan en op een andere plaats kampen moeten doen en slechte voorbeelden voor ogen hebben, en te geloven dat de wereld hen zal verzwelgen; dat is niet juist! Als de ouders hun plicht doen... Houd van jullie kinderen, men moet allereerst van hen houden. Ik zeg niet dat men hen allereerst moet corrigeren, dat men hen eerst moet onderrichten; men moet eerst van hen houden, want de liefde van een vader en van een moeder voor het kind, dat is de adem van het kind, dat is zijn zon, zijn brood, zijn dagelijkse wijn. Houd van jullie kinderen en jullie zullen er kunnen van maken wat jullie willen! Houd allereerst van hen, zet jullie in voor hen, en dan, naarmate ze opgroeien, da’s waar, stuur hen vriendelijk bij en onderricht hen over alles wat de volheid en de vreugde van jullie hart uitmaakt. Deze kinderen zullen jullie spoor volgen. Ze zullen in hun ouders een groter vertrouwen stellen dan in eender wie anders.
Als jullie houden van jullie kinderen zullen ze later zeggen: « Voor mij zijn het mijn vader en mijn moeder die een absolute referentie zijn! » En als jullie christenen zijn, ware christenen, katholieken, dan zullen jullie deze kinderen op de weg zetten van de strijd en op de weg van de heerlijkheid. Jullie zullen de Kerk gediend hebben en de Goede God. Wanneer jullie aankomen bij jullie laatste oordeel zal de Goede God jullie zeggen: « Kom, treed vlug binnen! Kom jullie snel samen met jullie kinderen verheugen in de eeuwige tabernakels! »
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie tijdens de vespers van 29 januari 1984