23 JULI 2023

De zoektocht naar volmaaktheid:
het uur van de H. Geest

«Evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp. Want wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen...» (Rom 8, 26).

NET als bij de wedloop in het stadion is het heel zeldzaam dat onze zoektocht naar volmaaktheid niet een periode van verslapping en angst kent na het momentum van de geweldige start. De atleet die de eerste “pompslag” voelt, weet dat hij door moet gaan en dat er een ander ritme zal volgen dat hem nog lang zal dragen. Weten de zielen dat na het enthousiasme van de eerste jaren, de deugd van de H. Geest het moet overnemen van deze jonge, al verzwakkende kracht en het wezen naar de toppen moet dragen? Als ze meer wisten over de genade van hun vormsel, zouden zovelen niet ontmoedigd geraken gedurende de “lege” jaren in het midden van hun koers!

Het is niet moeilijk om op gang te komen en het is ook niet moeilijk voor de loper om de eerste hindernissen te nemen. Maar later, een beetje later, vertraagt alles op mysterieuze wijze en raken we uitgeput. We lijken een onoverkomelijke grens te bereiken waar de lucht ijl wordt en alle menselijke kracht faalt. Voor het eerst lijkt er een onverenigbaarheid te zijn tussen de natuur en het leven van genade.

Hoezo? Waar is dan de hulp? Het uur van de H. Geest is gekomen. De tijd is aangebroken om gebruik te maken van de weldaden van het vormsel. Het is aan Hem om overeenkomstig zijn zending onze vermogens te vervangen door de zijne, die goddelijk zijn, en ons ellendig wezen opnieuw vorm te geven om ons verlangens en kracht te geven die in overeenstemming zijn met de goddelijke grootheid die nu bereikt is door onze deugden! De deugden versterkten de menselijke vermogens, gaven ze een kracht die tot dan toe onbekend was, maar ze konden een persoonlijkheid, een karakter waarin de diepe rimpels en vaste uitdrukkingen van erfelijkheid en opvoeding hun sporen hadden achtergelaten, niet volledig veranderen. Dit natuurlijke, beperkte wezen kon God niet begrijpen en kon zich maar slecht aanpassen aan de oneindige rijkdom van zijn genade.

We moesten dus niet alleen onze persoonlijkheid versterken, maar haar ook een nieuwe vorm geven, en dat is precies het werk van de H. Geest. Juist daarom is een lange periode van afkeer van zichzelf de noodzakelijke inleiding op het ontvangen van de goddelijke gaven. Hoe kan een ziel zich laten omvormen naar het beeld van een andere Persoon, zelfs een goddelijke Persoon, als ze niet door en door overtuigd is van de tekortkomingen en bekrompenheid van haar eigen persoon?

Dan krijgt de ziel een nieuwe impuls, niet langer in haar vroegere handelen en denken, maar in de onderwerping van een natuur die nu volledig wordt beheerst en verlicht door de actieve aanwezigheid van God zelf: «Ikzelf leef niet meer, Christus is het die leeft in mij.» Tijdens de lange weg die de ziel nu zal volgen, zal ze getuige zijn van deze goddelijke invasie: ze zal hier en daar, in al haar vermogens, haar eigen karakter zien vervagen, haar zwakheden zien verdwijnen, haar tekortkomingen zien verbeteren en een nieuw leven zien dat gekenmerkt wordt door het zegel van een andere Persoon, een andere Geest die oneindig veel groter en sterker is, die in haar verschijnt en handelt.

Wanneer de wedloop eindelijk voorbij is, zal zij in staat zijn zo helder over zichzelf te denken dat zij de intieme vereniging kan onderscheiden die heeft plaatsgevonden tussen haar eigen wezen en de deugden van de H. Geest, om dit «nieuwe schepsel van rechtvaardigheid en heiligheid» te vormen waarin de natuurlijke kenmerken van het oude nog steeds te vinden zijn, maar getransfigureerd en veredeld. Zo vinden we in het gelaat van de martelaar van Tamanrasset [de H. Charles de Foucauld – nvdr] nog iets terug van de man van dertig op zoek naar het geloof en zelfs de verre herinnering aan een huzaar die feest vierde! Maar het is nu de Geest van God die schittert in de ogen van de man die klaar is om binnen te gaan in de aanschouwing van God, in de eeuwigheid.

Want het is de enige oplossing voor het mysterie van ons leven, tenzij alles absurd is, dat God ons hervormt en omvormt naar zijn gelijkenis, zodat we werkelijk, in Christus Jezus, geroepen zijn tot die onuitsprekelijke gemeenschap met de Drie Goddelijke Personen. Dat is het werk van de Geest van de zeven gaven.

Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de Lettre à mes amis nr. 49 (februari 1959)