Je naaste het kruis toewensen
JEZUS zei tegen zijn apostelen: «Wie vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig; wie zoon of dochter meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig. En wie zijn kruis niet opneemt en Mij volgt, is Mij niet waardig. Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het vinden.»
Jezus’ woorden, harde woorden zowel gisteren als vandaag, herinneren ons eraan dat we door het Kruis de heerlijkheid bereiken. “Per Crucem ad lucem”, het Kruis en de zelfverloochening hier op aarde zijn de wegen die ons moeten leiden naar het licht van de glorie en het eeuwige geluk van de Hemel... Ieder van ons gaat hier doorheen en het overweldigt ons enigszins.
Ik merk het volgende op, dat algemeen bekend is: we hebben nog wel een beetje moed om onthecht te zijn als het om onszelf gaat; maar onthechting voor anderen, voor degenen die we liefhebben, dat is veel moeilijker.
Jezus leed enorm tijdens zijn lijdensweg, maar voor de Maagd Maria aan de voet van het Kruis was het zien lijden van haar enige Zoon, volgens alle kerkvaders, een martelaarschap van medelijden dat bijna gelijk was aan het martelaarschap van Christus.
Laten we deze meditatie voortzetten, want dit voorbeeld van Jezus en Maria zet ons op het pad van de zuivere liefde. Want als we echt van onze naasten zouden houden, dan zouden we religieuze en zuivere gevoelens moeten hebben die ons naar het kruis voor hen doen verlangen.
Omdat dit ons goed is, omdat Jezus deze weg gekozen heeft en gezegd heeft: «Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven», omdat we door de dood heen moeten om tot het leven te komen, moet onze wijsheid, juist als we van iemand houden – zelfs van degene die ons het meest dierbaar is – ons zonder angst doen verlangen naar het kruis voor hem.
Wat beproevingen betreft, lijkt het ons dat als ze ons zouden treffen, we ze zouden kunnen dragen. Maar als het gaat om een kind dat we liefhebben, dat we zijn hele leven aandachtig hebben opgevolgd terwijl we het probeerden te beschermen tegen het kwaad, voelen we een soort duizeling bij de gedachte dat ook hij zou kunnen lijden, en toch!
Het antwoord is dat dit kind ook de H. Geest in zich heeft. Iedereen die we liefhebben heeft in zich kracht van God die Christus ons heeft nagelaten toen Hij vertrok en die de Parakleet, Hij die aanvuurt, de Trooster wordt genoemd. De H. Geest geeft ieder van ons de kracht om moeilijkheden te overwinnen, om dapper ons kruis te dragen tot in de Hemel. We weten dus dat degenen van wie we houden de H. Geest hebben en we hebben vertrouwen in hen, niet in hun ijdelheid, maar in hun goddelijke roeping en in deze gave die hun gegeven is.
Daarom denk ik dat we onze gemoedsrust moeten bewaren, zowel voor onszelf als voor anderen, als we het woord “kruis” horen en wat het inhoudt. Het kruis moet juist een realiteit worden, zeker een strenge, zware, pijnlijke realiteit in ons leven, maar een realiteit waar we niet voor weglopen, omdat we weten dat het om het beste van alles gaat.
We zien goed de waarheid van wat Jezus over zichzelf zei tegen de leerlingen van Emmaüs: «Wist ge niet dat de Messias dat alles moest lijden om in zijn glorie binnen te gaan?»
Weten jullie, ouders, broeders en zusters, dan niet dat al onze geliefden door deze smeltkroes van de beproeving moeten gaan? Maar wees niet bang, het is de weg waarlangs ze naar de glorie van de Hemel gaan. Wens hen, om zo te zeggen, de beproeving toe, met de genade om die goed te dragen, zodat ze groot mogen zijn in de Hemel en vruchtbaar in hun geestelijk moederschap of vaderschap op aarde.
Daarom kunnen we samen met de H. Andreas zeggen: Heilig, Goed Kruis! Onze enige hoop! Dus zullen we het, als het tot ons komt of tot degenen die dicht bij ons staan, niet afwijzen. We zullen het aanvaarden, we zullen het omarmen zoals Jezus en zijn Moeder en we zullen dit kruis tot het startpunt maken van onze heiliging en de redding van anderen.
Het H. Kruis is het teken van de christen; het is bij uitstek het teken van de bruid van Christus, omdat Christus zelf, haar goddelijke Bruidegom, het droeg en ons het voorbeeld gaf...
Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de preek van 28 april 1979