28 MEI 2023

De Maagd Maria, middelares van de nederdaling
van de H. Geest op Pinksteren

JEZUS zei tegen zijn apostelen voordat Hij opsteeg naar de Hemel op Hemelvaartsdag: «Ik zal u niet verweesd achterlaten» (Jo 14, 18). Hij gaf ons de Maagd Maria als zijn Moeder voordat Hij stierf. Als Jezus sterft, verrijst en opstijgt naar zijn Vader in de Hemel is Maria op aarde als middelares. Op haar gebed zal de H. Geest als in een storm neerdalen over de apostelen om uiteindelijk leven te geven aan de Kerk, het ontelbare nageslacht van de kinderen van Maria, een nieuwe mensheid die gered en geheiligd wordt.

Op Pinksterdag is de maagd Maria daar, te midden van de apostelen, maar zij vormt op zich een aparte orde, wat door Lucas wordt onderstreept: «Zij allen bleven eensgezind volharden in gebed, samen met enkele vrouwen EN Maria, de moeder van Jezus» (Hd 1, 14). Zij is de ziel van deze gemeenschap en het is op haar gebed dat de H. Geest neerdaalt over de apostelen in de vorm van vurige tongen en dat zij beginnen te spreken in andere talen.

Voortaan is de verloste mensheid niet langer een verzameling willekeurige mensen, zoals het uitverkoren volk van het Oude Verbond, maar het zijn wezens die allen de H. Geest gemeen hebben. Zij vormen de Kerk, die moet leven als de bruid van Christus.

De Maagd Maria bevindt zich te midden van deze gemeenschap, omdat zij de cyclus van het huwelijk vooraf heeft meegemaakt tot aan de voltrekking van de echtelijke vereniging. Op Pinksteren treedt de Kerk op haar beurt in dit voetspoor als bruid.

Als dus Maria voor de Kerk het uiteindelijke en ideale model van volmaaktheid is, als Maria de middelares van alle genaden is, moet het volk van God dat de Kerk vormt zich laten onderrichten door de Onbevlekte, vooral wanneer Zij uit de hemel neerdaalt om de wil van God te openbaren, zoals vorige eeuw gebeurde in Fatima.

Ten tweede hebben we tot nu toe gezien dat Gods plan voortdurend werd gedwarsboomd door ontrouw van de mens. Maar het verlossende offer van Christus bracht genade en die transformeert de mensheid. Het is Gods grote plan dat gerealiseerd wordt: het huwelijk tussen God en de verloste mensheid. Maar dit gebeurt volgens een hiërarchie, een structuur die Jezus heeft voorbereid en waarvan Petrus en de apostelen de pijlers zijn.

– Er zijn de apostelen, en vervolgens hun opvolgers, die zich engageren om de wereld te veroveren. Zij ontvingen de H. Geest op bijzondere wijze, in de gedaante van vurige tongen, dat wil zeggen met zendingsdrang. Zij gaan op weg om de wereld te veroveren met de macht van de Bruidegom, dat wil zeggen met het initiatief, de macht, de kracht van Jezus. Zo is de Kerk de verspreide en meegedeelde Jezus.

Met andere woorden, door de uitvinding van deze instelling heeft Jezus een manier gevonden om zich als het ware uit te breiden in ruimte en tijd, om zich overal en op alle plaatsen bekend te maken, zonder echter de gelovigen de verdienste van het geloof te ontnemen.

– Daartegenover, luisterend naar de onderwijzende Kerk, staat het volk van God, het volk van de gelovigen. Dat zijn de Joden van het Oude Verbond, daarna de gekerstende heidense naties, en tenslotte alle vrije mannen, slaven, mannen en vrouwen. Er is geen onderscheid meer, zal Sint-Paulus zeggen, want al deze mensen die het Woord van God aannemen en in praktijk brengen, vormen de onderwezen Kerk, de instemmende, meewerkende bruid, aldus vernieuwd, herschapen, omgevormd, geheiligd, bevrucht.

Vanuit dit gezichtspunt kunnen we zeggen dat de Kerk de Maagd Maria is die verspreid en meegedeeld wordt.

De nieuwigheid komt tot uiting in de woorden van de H. Petrus en in de reactie van de menigte die door de werking van de H. Geest diep getroffen wordt (Hd 2, 37). Wat Jezus niet was gelukt, omdat Hij nog niet «de Geest had geschonken» (Jo 19, 30), deed Petrus in een oogwenk door de kracht van de Geest. Daarom is het streven naar een democratische Kerk zoals de Synode wil, het omverwerpen van de hiërarchische piramide van de Kerk zoals Vaticanum II gedaan heeft, een zonde tegen de H. Geest, tegen de goddelijke grondwet van de Kerk.

broeder Bruno van Jezus-Maria
Uittreksels uit CRC nr. 238 van december 2022