14 MEI 2023

Hoe bereid je jezelf voor om
de H. Geest te ontvangen?

HOE moeilijk is het voor ons om werkelijk te geloven in het bovennatuurlijke in ons leven! We zijn altijd geneigd het te reduceren tot de krachten en activiteiten van onze natuur. Wij moeten ons telkens weer inspannen om te geloven in God als Drie Personen, aanwezig en actief in ons. Een valse nederigheid doet ons twijfelen aan de wonderbaarlijke uitwerking van Gods onophoudelijke werk in ons dagelijks leven. Toch is het waar en bijna tastbaar: «Gods liefde is in onze harten uitgestort door de H. Geest die werd geschonken» (Rm 5, 5).

Wij hebben dus niet alleen natuurlijke gedachten, een menselijke wil, getekend met ons eigen karakter; er zijn in ons ook impulsen waarbij de kracht van God samenkomt met die van onze vermogens, zoals de deugden van geloof, hoop en naastenliefde, die wezenlijk goddelijk van oorsprong zijn en dus de werkzame aanwezigheid van de H. Drie-eenheid in onze ziel tonen. Laten wij er daarom een gewoonte van maken dagelijks te zien dat Hij er is, de onvergelijkbare Gastheer, en dat Hij onophoudelijk werkt om ons met Hem te verenigen.

Maar deze gebruikelijke hulpmiddelen van genade die onze deugden verlevendigen zijn nog niets vergeleken met de gaven die ons wezen gelijkvormig maken met de goddelijke Geest. Het spijtige is dat de christenen op dit gebied meer dan elders deze mysterieuze werkelijkheid reduceren tot het niveau van het menselijke handelen. Hoe velen onder ons hebben, om hun innerlijk leven te vervolmaken, niet hardnekkig gemediteerd over de Gerechtigheid van God en over de hel! En hoe velen trachten hun vroomheid te vergroten door uitputtende oefeningen of ascetische voorschriften!

Al deze inspanningen van de mens zijn goed in die zin dat ze menselijke vruchten voortbrengen en de deugd ontwikkelen – dat alles gebeurt met Gods genade en is niet te verwaarlozen – maar de gaven van de H. Geest zijn iets anders! Gaven zijn gaven... dit betekent manieren om te proeven, te zien, te handelen, zich goddelijke dingen toe te eigenen die de H. Geest onmiddellijk en op mysterieuze wijze aan de mens schenkt, zonder dat hij zelf iets anders heeft kunnen doen dan zich hiervoor openstellen.

Onze deugden dragen het stempel van ons individueel karakter en hun ontwikkeling zal altijd, zonder speciale hulp van God, worden tegengehouden door de engheid en de armoede van ons wezen. Zodra een ziel haar radicale ellende, haar niets zijn is gaan ervaren, voelt zij aan alle kanten niet te doorbreken barrières voor haar zwakheid en streeft zij ernaar anders te zijn...

De gaven van de H. Geest doorbreken deze barrières en bevrijden de ziel. Het is als een transfusie, het is een geniale inspiratie die onze troebelheid en logheid vervangt. Het is als een verkwikkende luchtstroom doorheen de klamme hitte van een kamer.

Daarom zijn dergelijke gaven in de ziel als signalen van Gods doortocht en laten zij, meer nog dan de deugden, degenen die ze ontvangen achter met de kostbare zekerheid dat God in hen leeft en woont.  Er kan echter geen sprake van zijn dat wij werkeloos afwachten tot God ons met zijn gaven verrijkt. Wij moeten daartoe bereid zijn, maar niet door de moeizame oefening van de bijbehorende deugden; dit werk zou een poging lijken om met geweld te veroveren wat de H. Geest alleen wil schenken door een nederig gebed.

Het is verstandiger zich door de Liefde nauw met de H. Drie-eenheid te verenigen en, na door werken van Hem getuigd te hebben, in stilte volgzaam te blijven voor Zijn handelen. Hoe snel zal de almachtige God deze verwachting belonen! En weldra zal de ziel proeven «hoe goed de Heer is» dankzij de gave van Wijsheid die haar eerst zal worden geschonken. Deze Wijsheid, nauwelijks geboren in de ziel, is reeds het gevoel en de smaak van Gods Aanwezigheid; vreugde, vrede, grote ingetogenheid zijn haar onmiddellijke gevolgen. Zij wordt gegeven met de eerste genaden van vereniging, heel vroeg.

Zo zien we hoe ver het verwerven of liever het ontvangen van goddelijke gaven afstaat van een bijzondere oefening van de overeenkomstige deugden, hoezeer het geestelijk leven hoofdzakelijk berust op stil en liefdevol gebed en op de tweede plaats op de werken van de rede en de constructies van de verbeelding!

Dat is het in God verborgen leven, dat wij niet door verovering kunnen bereiken, maar dat de Drie Goddelijke Personen schenken aan de ziel die zich naast hen weet te plaatsen in de nederige stilte van het gebed.

Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de Lettre à mes Amis nr. 56, juni-juli 1959