15 JANUARI 2023
De Doper duidt de Zoon van God
en koning van Israël aan
DE eerste ontmoeting tussen Jezus en Johannes de Evangelist, op dat moment een leerling van Johannes de Doper, maakt deel uit van een onvergetelijke week (Jo 1, 19 - 2, 12). Nadat hij de Doper heeft zien reageren op de priesters en Levieten die door de Joden uit Jeruzalem waren gestuurd om onderzoek te doen, hoort de Evangelist hem uitroepen, op het moment waarop Jezus verschijnt bij de doorwaadbare plaats in Bethanië:
«Ik heb de Geest als een duif uit de Hemel zien neerdalen en op Hem rusten. Ook ik kende Hem niet, maar die mij gezonden had om met water te dopen, Hij had tot mij gesproken: “Op wie gij de Geest zult zien neerdalen en blijven rusten, Hij is het die doopt met de H. Geest.” Ik heb het zelf gezien en ik heb getuigd dat deze de Uitverkorene van God is» (Jo 1, 32-34).
Deze verklaring van de Voorloper komt overeen met de rituele acclamatie die volgt op de zalving van de koning: «Leve de Koning!» (1 Kn 1, 34-39). Zo heeft Nathanaël het opgevat: «Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël» (Jo 1, 49).
«Voor trouwe Israëlieten is dat heel eenvoudig», merkt abbé de Nantes op: «De Uitverkorene van God, het Lam Gods, dat is de “Dienaar van Jahweh”, Licht van de volken en glorie van zijn volk Israël, maar ook man van smarten, slachtoffer van een verzoeningsoffer voor de zonden van allen, door de profeet Isaïas reeds eeuwen geleden aangekondigd (Is 42-53) en boven wie hij de H. Geest al had zien zweven.» Het is ten koste van dit verlossend offer (Is 53, 10) dat de Geest, uitgeademd uit de mond van de stervende Jezus (Jo 19, 30), in de doop zal worden uitgestort over allen die Hij heeft vrijgekocht. Gedoopt in zijn dood (Rm 6, 3-11) zullen zij op hun beurt zonen van God worden.
«Hier is Hij dus, deze Messias zelf door God aangewezen aan zijn Voorloper, gekenmerkt door de aanwezigheid boven Hem van de H. Geest die uit de Hemel komt als een mysterieuze vredesduif. En de paar vrome Israëlieten van goede wil die de Doper vervoegen in zijn wachten, verwelkomen de Blijde Boodschap met vreugde, want de tijden zijn vervuld! In de rust van een heldere lentemorgen, in Bethanië aan de overkant van de Jordaan, was het werkelijk een onvergetelijk moment!
«De volgende dag dus, toen de leerlingen van de Doper hem dezelfde woorden hoorden zeggen toen hij Jezus zag voorbijgaan, volgden ze die laatste. Deze passage uit het Evangelie is van een onvergelijkbare zuiverheid. Het gaat helemaal om actie, en wat voor actie! Het gaat over Jezus horen, volgen, zoeken en vinden, naar Hem toegaan, Hem zien en tenslotte bij Hem blijven.
«Dan ontmoet Hij andere leerlingen en brengt hen ertoe hetzelfde te doen. Een van hen krijgt van Jezus onmiddellijk een nieuwe naam: “Kefas”, wat Steenrots betekent. Een andere, Philippus, krijgt te horen: “Volg mij!”. Wat Nathanaël betreft, wanneer de anderen hem zeggen: “Wij hebben degene gevonden van wie Mozes en de profeten in de wet hebben geschreven: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth”, werpt hij tegen: “Kan er iets goeds uit Nazareth komen?” Hij is van de streek, hij kent de inwoners! Toch komt hij en Jezus daagt hem uit alsof Hij hem al kent, in zijn bovenmenselijke kennis van zelfs de meest geheime dingen: “Voordat Filippus u riep, toen gij onder de vijgenboom zat, heb ik u gezien.” En Nathanaël reageert op deze intimiderende openbaring met de uitroep: “Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël!”
«Zo ontving Jezus, vanaf die eerste dagen, van zijn Voorloper vijf jonge mannen die hem allen hun geloof gaven op basis van het getuigenis van Johannes de Doper en ook op basis van wat zij zelf gezien en gehoord hadden in de tijd dat zij bij Hem verbleven.»
Onder hen was «degene die Jezus liefhad», Johannes, de zoon van Zebedeüs. Hij verliet Jezus nooit en volgde Hem overal, zelfs naar het paleis van de hogepriester op de dag van het Lijden, tot aan de voet van het Kruis, tot aan zijn graf. Hij heeft alles gehoord en gezien, alles bewaard en overwogen met zijn scherpe intelligentie, in navolging van Maria, die zijn Moeder werd en die «al deze dingen zorgvuldig in haar Hart bewaarde en overwoog».
Sint-Jan heeft niet alles vastgelegd in zijn Evangelie, anders «zou de wereld zelf niet volstaan hebben om de boeken te bevatten die erover geschreven zouden zijn» (Jo 21, 25). Hij heeft er echter genoeg over gezegd om Jezus stap voor stap te kunnen volgen.
Broeder Bruno van Jezus-Maria
Uittreksels uit CRC nr. 364 van februari 2000