18 JUNI 2023
De missionaire activiteit gisteren,
vandaag en morgen
MET een ongekende kracht heeft Jezus zijn apostelen op missie gestuurd. Zij moesten duivels uitdrijven en zielen redden door ze te genezen van hun geestelijke en zelfs lichamelijke kwalen. Als trouwe bruid van Christus heeft de Kerk zo haar missionarissen over de hele wereld uitgezonden, zeker van de waarheid en van de liefdadigheid die zij van haar Heer heeft ontvangen, gehoorzaam aan zijn bevelen, koste wat het kost.
De reden voor de missionaire activiteit komt voort uit de wil van God, die « wil dat alle mensen gered worden en tot de kennis van de waarheid komen. Want er is slechts één God en slechts één middelaar tussen God en de mensen, Christus Jezus, die zelf ook mens was en die zichzelf gegeven heeft als losprijs voor allen » (1 Tim 2, 4-5) ; « en in geen andere bestaat redding » (Hd 4, 12).
Daarom is het noodzakelijk dat allen zich tot Christus bekeren, die gekend wordt door de prediking van de Kerk, en dat ook zij door de doop worden ingelijfd in de Kerk die zijn Lichaam is. Christus zelf benadrukte in formele termen de noodzaak van geloof en doop : « Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden ; maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden » (Mc 16, 16). Of nog : « Jezus antwoordde : “ Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u ; als iemand niet geboren wordt uit water en geest, kan hij het Rijk Gods niet binnengaan. ” » (Jo 3, 5). Hij bevestigde hierdoor tegelijkertijd de noodzaak van de Kerk, waar mensen binnenkomen door het doopsel als door een deur.
Daarom kunnen mensen die weten dat God de Kerk door toedoen van Jezus Christus noodzakelijkerwijs heeft gesticht en die er niet willen binnengaan of erin willen blijven, niet gered worden.
Hoewel God via aan Hem bekende wegen mensen die buiten hun schuld onwetend zijn over het Evangelie tot het geloof kan brengen (zonder hetwelk het onmogelijk is Hem te behagen), is het toch de plicht – en tegelijkertijd het heilige recht – van de Kerk om te evangeliseren. Daarom behoudt haar missionaire activiteit in haar geheel, vandaag en altijd, haar kracht en haar noodzaak.
Het was Jezus zelf die de apostelen de zendingsopdracht gaf : « Mij is alle macht gegeven in de Hemel en op aarde. Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de H. Geest en leert hun te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb. Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld » (Mt 28, 18-20).
Zo gingen ze op weg. Van Jeruzalem naar Rome, volgens de Handelingen van de Apostelen. Van Rome naar de grenzen van de bekende wereld. Van de gevormde christenheid naar islamitische en heidense landen. Van Europa naar de Nieuwe Wereld en later naar de kolonies in Afrika en Azië.
In de 16de eeuw bracht de Contrareformatie op providentiële wijze een buitengewone missionaire golf op gang. Alle vitaliteit van de christenheid wordt weerspiegeld in een veroverende ijver, een missionaire explosie. De drijvende kracht was de liefde voor Christus en de ontreddering over het verlies van zoveel zielen die Hem niet kenden.
Ondanks het verval van het humanistische Europa, het protestantse proselitisme en het verbod op religieuze ordes die door revoluties en vrijmetselarij uit hun land werden verdreven, zou het missionaire elan nog drie eeuwen lang worden gevoed en gestimuleerd. In de 19de eeuw boden de politieke en technische suprematie van de Europese naties en het prestige van hun beschaving de optimale omstandigheden voor het missionaire epos.
Tegelijkertijd lijkt de gedeeltelijke of algemene geloofsafval van bepaalde volkeren van de oude christenheid de oprichting van “ binnenlandse missies ” noodzakelijk te maken en sommigen voorzien de mogelijkheid van een omkering van de rollen, waarbij de nieuw bekeerde volkeren zouden terugkeren om op hun beurt ons te evangeliseren... In werkelijkheid worden de volkeren van Europa getroffen door een diepe crisis en het was onvermijdelijk dat de missies er op een dag door besmet zouden worden, te beginnen met de missie-instituten.
Onder het voorwendsel om deze situatie te verhelpen, ontwikkelde het Tweede Vaticaans Concilie een nieuwe theologie van de missionering. Het centrale idee is dat de hele Kerk overal missionair is en een heilzame invloed uitoefent op een wereld die diepgaande veranderingen ondergaat. De “ missionaire optie ” is dat en niets meer : mensen helpen hun potentieel te realiseren, zich te ontplooien, een vreedzame en gelukkige wereldgemeenschap op te bouwen ; hen helpen zonder “ zieltjeswinnerij ”, zonder de primaire bedoeling van bekering of annexatie ; hen helpen door dialoog, door hen te waarderen, te respecteren, hun gewoonten over te nemen, zich in te leven in hun mentaliteit, verschillen niet als ongelijkheden maar als complementair te aanvaarden.
Zowel hier als aan de andere kant van de wereld knielt de Kerk voor de wereld en haar menselijke religies. Daarom zijn religieus relativisme en sociaal progressisme de doodsteek voor de missies. Er zijn geen echte missionaire roepingen meer : wat heeft het voor zin om ver weg te trekken als de volkeren zich redden elk volgens hun eigen religie en cultus ? De katholieke evangelisatie neemt overal af ; ze wordt omgevormd tot economische hulp. Hier en daar wordt langs het kanaal van Vaticanum II de Kerk besmet door het Westerse materialisme, of het nu kapitalistisch of marxistisch is.
We willen, en het is hoog tijd, dat de katholieke Kerk haar volledige religieuze zekerheid, haar christelijke trots en haar vitaliteit van de afgelopen eeuwen herontdekt zodat ze de geweldige vruchtbaarheid van haar missies kan herstellen.
Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit CRC nr. 55 van april 1972