18 FEBRUARI 2024

Een heilzame waarschuwing
van een man Gods

WIJ leven in een wereld die ondergedompeld is in het kwaad. Daarom kunnen we de Vastentijd niet door geraken zonder aan God de kracht te vragen om te weerstaan aan de slechte voorbeelden, aan de algemene stroming. Het is één ding om de Vasten door te brengen in een rustige tijd waarin de Kerk haar christenen helpt om hun plicht te doen. Maar het is iets anders  om dat te doen in een tijd zoals de onze, waarin we ons als het ware in de woestijn bevinden, we voortdurend onder vuur liggen van de invloeden van de wereld en waarin ons bovennatuurlijke leven onafgebroken bedreigd wordt.

Daarom leek het mij heilzaam om in deze Veertigdagentijd een beroep te doen op Onze-Lieve-Vrouw van Fatima om weerstand te kunnen bieden aan «de duivelse desoriëntatie» waarover zuster Lucia zo vaak sprak om ons ertegen te beschermen.

Op 13 juli 1917 toonde Onze-Lieve-Vrouw aan de herdertjes de hel en zei vol droefheid: «Jullie hebben de hel gezien waar de zielen van de arme zondaars naartoe gaan. Om hen te redden wil God de devotie tot mijn Onbevlekte Hart in de wereld vestigen.»  En ze voegde eraan toe: «Als men doet wat ik jullie ga vertellen, zullen vele zielen gered worden en zal men vrede hebben.»

Maar we weten heel goed dat bijna honderd jaar later, op deze dag en op deze datum, nog steeds niet is gebeurd wat Onze-Lieve-Vrouw van Fatima heeft gevraagd en waaraan ze ons via zuster Lucia steeds weer herinnerde.

Ik was ontsteld toen ik deze strenge en toch barmhartige woorden las, maar nam ze serieus en ik begreep hun heldere betekenis: «deze mensen die in massa naar de hel marcheren», zoals de H. Ignatius zegt... waar zijn die dan, de «arme zondaars» van wie de zielen naar de hel gaan?

Ze zijn onder ons: ze leven op aarde, ze sterven en omdat niemand voor hen bidt, vallen ze in de hel.

Ik heb – of liever de H. Kerk heeft, want ik ben niet de eerste – in haar onfeilbare geloof aan deze eeuwige woorden van waarheid van de H. Maagd altijd hun volle betekenis gegeven. En ik heb het aangedurfd om onze huidige samenleving door de ogen van mijn hemelse Moeder te zien: overal om ons heen, in deze wereld van agressief atheïsme, van verwoestend secularisme, waarin we worden bestookt met een obsessieve propaganda tegen alle deugden en ten gunste van alle misdaden, leven er mensen die pronken met hun kwaad, die openlijk verklaarde vijanden zijn van God en zijn Kerk. ZIJ zijn de «arme zondaars» die de H. Maagd zachtjes beklaagt, omdat zij de verdoemden van morgen zijn die vandaag, hier vlak bij ons, op weg zijn naar de hel.

En aangezien er niets is gebeurd met de verzoeken van de Maagd Maria om de zielen die teloorgaan te redden, is het duidelijk dat de wereld waarin we leven vol van die zielen is en dat zij, en dan vooral de leiders ervan, de verdoemden zijn die op weg zijn naar de hel en er weldra in zullen vallen. De wereld hier beneden is niet de hel, nee! Maar het is helaas wel de brede en dichtbevolkte weg ernaartoe. Dus als we die mensen zien, is het precies de hel die we nu al zien, nog niet in haar gruwelijke straffen, maar in haar binnenkort verdoemde bewoners.

«Bid, bid veel en breng offers voor de zondaars, want vele zielen gaan naar de hel omdat ze niemand hebben die zich voor hen opoffert en voor hen bidt», zei Onze-Lieve-Vrouw nogmaals tijdens haar verschijning op 19 augustus tegen de kinderen van Fatima... Denk je dat men nu, bijna honderd jaar later, beter bidt en meer offert voor de arme zondaars die naar de hel gaan? Integendeel.

We zitten in een helse cyclus: we leven, net als in de dagen van Noë, in afwachting van het komende Oordeel en in gehoorzaamheid aan de H. Maagd willen we veel bidden, eerherstel brengen, boete doen voor alle verloren zielen die, pronkend met hun ongeloof en al hun ondeugden, ons omringen en ons verstikken.

Vele zielen gaan naar de hel omdat niemand voor hen bidt en offert: laten wij in deze Vastentijd tot de voorbestemde zielen behoren die zich aanbieden als zoenoffers van liefde en barmhartigheid, om het Onbevlekte Hart van Maria te troosten en haar zo ontroerende oproep te beantwoorden: «Zijn jullie bereid je aan God aan te bieden om alle pijnen te dragen die het Hem behaagt jullie te zenden, als daad van eerherstel voor de zonden waardoor Hijzelf beledigd is en als daad van smeekbede voor de bekering van de arme zondaars?»

Abbé Georges de Nantes
  Uittreksels uit de preek van 1 maart 1995 en uit CRC nr. 309 van januari 1995